ECLI:NL:RBNNE:2022:2694

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 juli 2022
Publicatiedatum
27 juli 2022
Zaaknummer
18/265797-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van poging tot zware mishandeling, vernieling en dwang met bijzondere voorwaarden en schadevergoeding

Op 21 juli 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Leeuwarden uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte, geboren in 2004, die werd beschuldigd van medeplegen van poging tot zware mishandeling, vernieling en dwang. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van 20 dagen met een proeftijd van twee jaar, en bijzondere voorwaarden waaronder een meldplicht bij de jeugdreclassering, verblijf in een instelling voor beschermd wonen, deelname aan dagbesteding en meewerken aan ambulante behandeling. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie, en moet hij samen met medeverdachten € 2.403,98 schadevergoeding aan het slachtoffer betalen.

De zaak kwam voort uit een incident op 29 september 2021 in Burgum, waar de verdachte en medeverdachten het slachtoffer opwachten en mishandelen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet de intentie had om de telefoon van het slachtoffer te stelen, maar dat hij wel betrokken was bij de mishandeling en vernieling van goederen van het slachtoffer. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de diefstal met geweld, maar achtte de andere ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank nam in haar overwegingen de kwetsbaarheid van de verdachte en de impact van de gebeurtenis op het slachtoffer mee in de strafmaat.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/265797-21

Verkort vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

21.juli 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats], wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 7 juli 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.A. Pots, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Veen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 september 2021 te Burgum, gemeente Tytsjerksteradiel tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door (-zakelijk weergegeven -) die [slachtoffer] op te wachten en/of in te sluiten/de vrije doorgang te beletten en/of in een hoek te drijven en/of
(meermalen en/of met kracht en/of met de vuist(en)) op en/of tegen het hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam te slaan en/of tegen het hoofd en/of in het kruis, althans (/en/of (elders) op en/of tegen) het lichaam, te schoppen en/of met een stok in/tussen/tegen de billen, althans het lichaam, te prikken/slaan;
2.
hij op of omstreeks 29 september 2021 te Burgum, gemeente Tytsjerksteradiel tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk (en met voorbedachten rade) zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
(die [slachtoffer]) meermalen en/of met kracht en/of met geschoeide voet in het kruis en/of tegen het hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam heeft/hebben geschopt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 september 2021 te Burgum, gemeente Tytsjerksteradiel openlijk, te weten, op/aan/bij (de) Elingsloane, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [slachtoffer] en/of zijn fiets en/of
(school)tas (met inhoud) door (- zakelijk weergegeven -) die [slachtoffer] van zijn fiets af te trappen/trekken en/of mee te voeren en/of in te sluiten/de vrije doorgang te beletten en/of in een hoek te drijven en/of (meermalen en/of met kracht) op en/of tegen hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam (waaronder het kruis) te slaan en/of te schoppen en/of met een schaar, althans een scherp/puntig voorwerp, in de
achterband van de fiets te prikken/steken en/of tegen de kettingkast te schoppen en/of het ventiel los te draaien en/of d(i)e (school)tas leeg te gooien en/of in de bosjes te hangen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 september 2021 te Burgum, gemeente Tytsjerksteradiel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (met voorbedachten rade)
[slachtoffer] heeft mishandeld door hem meermalen en/of met kracht op en/of tegen het hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam (waaronder het kruis) te slaan en/of te schoppen en/of met een stok in/op het lichaam (de billen) te prikken/slaan;
3.
hij op of omstreeks 29 september 2021 te Burgum, gemeente Tytsjerksteradiel tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een mobiele telefoon en/of een fiets en/of kleding (een t-shirt) en/of een (school)tas (met inhoud (waaronder een Ipad)), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4.
hij op of omstreeks 29 september 2021 te Burgum, gemeente Tytsjerksteradiel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander,
te weten [slachtoffer],
door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander, (/[slachtoffer]) wederrechtelijk heeft/hebben gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten zich uit te kleden/van zijn kleding te ontdoen (op zijn onderbroek na) en/of aan (een) schoen(en) te likken en/of te dulden dat met een stok in/of tussen zijn billen wordt geprikt, door
(- zakelijk weergegeven -) hem op te wachten en/of mee te voeren en/of in te sluiten/de vrije doorgang te beletten en/of in een hoek te drijven en/of (telkens) bloot te stellen aan fysiek geweld ((door)(/) hem (telkens) (meermalen en/of met kracht) te slaan en/of te schoppen) en/of (daarmee) een zeer onveilige en/of (be)dreigende situatie voor hem te doen ontstaan/scheppen;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1., 2. primair, 3. en 4. ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1. ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte niet de intentie heeft gehad om de telefoon van aangever te stelen.
Ten aanzien van de feiten 2. primair, 3. en 4. heeft de raadsman aangevoerd dat deze feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Oordeel van de rechtbank
Bewijsoverweging
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast. Verdachte en zijn medeverdachten wilden verhaal halen op [slachtoffer], omdat een medeverdachte de dag daarvoor door een vriend van [slachtoffer] zou zijn geduwd en geschopt bij het station van Hurdegaryp. In de WhatsApp-groep met de naam “ik ga [slachtoffer] dood maken” spreken de medeverdachten af om [slachtoffer] op te wachten op zijn route van school naar huis om hem te gaan “klappen” en te slaan. Medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zeggen bovendien in de WhatsApp-groep dat ze [slachtoffer] dood willen slaan. Verdachte maakt geen deel uit van deze WhatsApp-groep. Hij had met medeverdachte [medeverdachte 1] afgesproken dat ze [slachtoffer] tegemoet zouden fietsen.
Op 29 september 2021 gaat de groep, bestaande uit verdachte en de medeverdachten
[medeverdachte 1], [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] [slachtoffer] op staan wachten bij een fietstunneltje bij Hurdegaryp. [medeverdachte 1] heeft vooraf navraag gedaan hoe laat [slachtoffer] uit school komt. Wanneer [slachtoffer] aan komt fietsen wordt hij door
[medeverdachte 3] van zijn fiets getrapt. Hierdoor komt [slachtoffer] ten val en gaat het voorlicht van zijn fiets kapot. [slachtoffer] moet vervolgens van de groep met hen mee fietsen. Ze gaan naar een stille plek aan de Elingsloane te Burgum. [slachtoffer] wordt daar door de groep in een hoek gedreven. De groep staat dan in een halve cirkel om [slachtoffer] heen. Vervolgens wordt [slachtoffer] door de groep mishandeld. [medeverdachte 3] geeft [slachtoffer] met kracht meerdere vuistslagen in het gezicht. Hij slaat [slachtoffer] meermalen op zijn wang en hij slaat [slachtoffer] met beide handen op zijn oren. [slachtoffer] voelt pijn door de vuistslagen en de klappen tegen zijn hoofd. Als gevolg van het slaan tegen zijn oren hoort [slachtoffer] een piep in zijn oren en krijgt hij enorme hoofdpijn. Op de vraag van [medeverdachte 3] “wie nu”, stapt [medeverdachte 1] naar voren. Hij geeft [slachtoffer] met kracht een vuistslag op het borstbeen, waardoor [slachtoffer] pijn voelt en gaat hyperventileren. [medeverdachte 1] slaat [slachtoffer] ook op de wang, tegen zijn hoofd en geeft hem een vuistslag tegen zijn schouder. Verdachte geeft [slachtoffer] vuistslagen in zijn maag en een klap in zijn gezicht. [slachtoffer] moet zich van [medeverdachte 3] uitkleden. [slachtoffer] voelt zich gedwongen om zich uit te kleden, op zijn onderbroek na, omdat hij anders klappen op zijn kaak zou krijgen. Als [slachtoffer] zich heeft uitgekleed moet hij op de grond gaan zitten, met zijn benen wijd en zijn handen op de rug. [slachtoffer] wordt dan meerdere keren, met kracht, in zijn kruis geschopt door verdachte,
[medeverdachte 3] en [medeverdachte 2]. Als gevolg van het trappen in zijn kruis voelt [slachtoffer] enorme pijn in zijn testikels en onderbuik. Ook trapt [medeverdachte 2] met kracht tegen het hoofd van [slachtoffer]. [medeverdachte 2] haalt verder de spullen uit de schooltas van [slachtoffer] en gooit de inhoud op de grond. Met een schaar uit [slachtoffer] zijn schooltas knipt [medeverdachte 2] gaten in het shirt van [slachtoffer]. Verdachte breekt een stok af en geeft deze aan [medeverdachte 1], waarna [medeverdachte 1] met de stok tussen de billen van [slachtoffer] prikt. Ook moet [slachtoffer] meerdere keren de schoen van [medeverdachte 3] likken. [slachtoffer] doet dit, omdat hij bang is dat hij anders nog meer klappen krijgt. Voordat de groep weggaat vraagt [medeverdachte 1] aan [slachtoffer] “wat ga je thuis vertellen?” [medeverdachte 3] zegt dat [slachtoffer] 10 minuten moet wachten, voordat hij weg mag gaan. [slachtoffer] zoekt zijn spullen bij elkaar. Zijn telefoon is door de groep meegenomen en zijn fiets is vernield. De beide banden zijn leeg en lek, de ketting lag van de tandwielen af en de kettingkast was afgebroken. Ook zat het voor- en achterlicht niet meer op de fiets, zaten er gaten in het zadel en mist er een handvat van het stuur.
Vrijspraak feit 1.
De rechtbank acht de onder 1. ten laste gelegde diefstal met geweld niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
Uit het dossier kan worden afgeleid dat de telefoon van aangever is afgepakt met als doel de telefoon uit te zetten om te voorkomen dat de locatie van aangever getraceerd kon worden. Vastgesteld kan worden dat de telefoon is uitgezet, meegenomen en vernield.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte en zijn medeverdachten op het moment van wegneming van de telefoon geen oogmerk hadden om zich die telefoon wederrechtelijk toe te eigenen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1. ten laste gelegde.
Feiten 2. primair, 3. en 4.
De rechtbank acht, net als de officier van justitie en de raadsman, het onder 2. primair, 3. en 4. ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
Ten aanzien van het 2. primair ten laste gelegde acht de rechtbank met voorbedachten raad gepoogd zwaar lichamelijk letsel toe te brengen niet bewezen. Niet blijkt dat verdachte op de hoogte was van het voornemen van zijn medeverdachten om aangever op te wachten en ernstig te mishandelen, nu verdachte niet in de WhatsApp-groep zat waarin dit door de medeverdachten besproken werd en ook niet is gebleken dat hij daarvan op andere wijze vooraf op de hoogte was geraakt.
De rechtbank is van oordeel dat tussen verdachte en zijn medeverdachten sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering en een nauwe en bewuste samenwerking gericht op het plegen van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank acht daarom het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
Indien tegen dit verkort vonnis een rechtsmiddel wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring, opgenomen in een aanvulling op dit verkort vonnis. Die aanvulling wordt dan aan dit verkort vonnis gehecht.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 2. primair, 3. en 4. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
2. primair hij op 29 september 2021 te Burgum, gemeente Tytsjerksteradiel tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] (meermalen) met kracht en met geschoeide voet in het kruis en tegen het hoofd en (elders) op het lichaam hebben geschopt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 29 september 2021 te Burgum, gemeente Tytsjerksteradiel, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en wederrechtelijk een mobiele telefoon en een fiets en kleding (een t-shirt) en een schooltas (met inhoud waaronder een Ipad), die geheel of ten dele aan [slachtoffer] toebehoorden heeft vernield en/of weggemaakt;
4.
hij op 29 september 2021 te Burgum, gemeente Tytsjerksteradiel, tezamen en in vereniging met anderen, een ander, te weten [slachtoffer], door geweld en bedreiging met geweld gericht tegen
[slachtoffer] wederrechtelijk hebben gedwongen iets te doen en te dulden, te weten zich uit te kleden (op zijn onderbroek na) en aan een schoen te likken en te dulden dat met een stok tussen zijn billen wordt geprikt, door hem op te wachten en mee te voeren en in te sluiten en in een hoek te drijven en telkens bloot te stellen aan fysiek geweld (door) hem meermalen en met kracht te slaan en te schoppen en daarmee een zeer onveilige en bedreigende situatie voor hem te doen ontstaan.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

2. primair: medeplegen van poging tot zware mishandeling;
3. medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan
een ander toebehoort vernielen, meermalen gepleegd en medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort wegmaken;
4. medeplegen van een ander door geweld, bedreiging met geweld gericht tegen dieander, wederrechtelijk dwingen iets te doen en te dulden.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1., 2. primair,
3. en 4. ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie, met aftrek van voorarrest en een voorwaardelijke jeugddetentie van 20 dagen, met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming. Daarnaast heeft de officier van justitie oplegging gevorderd van een maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van twee jaren, inhoudende een contactverbod met aangever. Per overtreding van dit verbod acht de officier van justitie een week hechtenis op zijn plaats, tot een maximum van zes maanden. De officier van justitie heeft tevens gevorderd voornoemde maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd zich te kunnen vinden in de strafeis. Verder heeft de raadsman verzocht om beschermd wonen en dagbesteding bij [instelling] in [plaats] op te nemen in de op te leggen bijzondere voorwaarden, om te waarborgen dat verdachte daar langere tijd kan blijven wonen en werken. De verdediging kan zich erin vinden dat het meewerken aan ambulante behandeling door [instelling] eveneens als bijzondere voorwaarde aan verdachte worden opgelegd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling, vernieling en dwang. Verdachte en zijn medeverdachten hebben het slachtoffer opgewacht om verhaal te halen. Ze hebben het slachtoffer onder dwang meegenomen naar een stille plek. Daar aangekomen is het slachtoffer door verdachte en zijn medeverdachten in een hoek gedreven, is hij geschopt en geslagen en zijn de spullen van het slachtoffer vernield en/of weggemaakt. Ook moest het slachtoffer onder dwang van de verdachten zeer vernederende handelingen ondergaan zoals zich tot op zijn onderbroek uitkleden, het meermalen aan een schoen likken en toelaten dat hij met een stok tussen zijn billen werd geprikt. Uiteindelijk zijn verdachte en zijn medeverdachten vertrokken, het slachtoffer alleen achterlatend, zonder telefoon en met een kapotte fiets. Verdachte en zijn medeverdachten hebben door hun handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat de gebeurtenis nog steeds een hele grote impact op het slachtoffer heeft. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk. Wel neemt verdachte, als enige, verantwoordelijkheid voor wat hij heeft gedaan.
De rechtbank heeft daarnaast het Rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: Raad) van 10 februari 2022 in aanmerking genomen, waarin wordt aangegeven dat verdachte een kwetsbare jongen is met een bovengemiddelde behoefte aan duidelijkheid en structuur. Hij heeft in zijn leven meerdere woonplekken gekend en heeft onlangs zijn vader verloren, wat grote indruk op hem heeft gemaakt.
Door de Raad wordt oplegging van een werkstraf geadviseerd en oplegging van een voorwaardelijke jeugddetentie met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de jeugdreclassering en het volgen van onderwijs. Ter zitting heeft de Raad de bijzondere voorwaarden aangevuld in die zin dat verdachte zal wonen en dagbesteding zal krijgen bij [instelling] te [plaats] en ambulante behandeling bij [instelling].
De rechtbank heeft verder acht geslagen op de ter zitting gegeven toelichting van de jeugdreclassering. De jeugdreclassering heeft aangegeven dat het op dit moment goed met verdachte gaat. Hij woont bij [instelling] in [plaats] en heeft daar ook dagbesteding. Met betrekking tot de bijzondere voorwaarden is het belangrijk dat verdachte bij [instelling] kan blijven wonen en werken. Daarnaast is verdachte inmiddels aangemeld voor therapie bij [instelling].
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie passend en geboden is. Weliswaar komt de rechtbank tot een andere bewezenverklaring dan de officier van justitie, maar het feitencomplex is hetzelfde als waar de officier van justitie vanuit is gegaan. In tegenstelling tot de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding om de maatregel van artikel 38v Wetboek van Strafrecht op te leggen en de dadelijk uitvoerbaarheid van de maatregel te bevelen. Uit het dossier en ter terechtzitting is onvoldoende gebleken dat sprake is van een omstandigheid als omschreven in artikel 38v vierde lid Wetboek van Strafrecht, te weten dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens het slachtoffer. Niet is gebleken dat verdachte na de schorsing van de voorlopige hechtenis door de rechter-commissaris d.d. 5 oktober 2021 zich niet heeft gehouden aan het contactverbod met het slachtoffer. Er is geen sprake van acuut gevaar en verdachte zou door oplegging van de maatregel onnodig in zijn vrijheid worden beperkt. Bovendien kan in de toekomst herhaling worden voorkomen door het opleggen van een voorwaardelijke straf.
De rechtbank acht het noodzakelijk aan de voorwaardelijke jeugddetentie, naast de door de Raad geadviseerde voorwaarden, ook de bijzondere voorwaarde te koppelen van een contactverbod met [slachtoffer], tenzij contact noodzakelijk is in het kader van perspectief herstelbemiddeling na voorafgaande toestemming van de jeugdreclassering.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 838,37 ter vergoeding van materiële schade en € 2.000 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voldoende is onderbouwd en geheel kan worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de immateriële schade te matigen tot € 1.000,00. Met betrekking tot de materiële schade heeft de raadsman verzocht de kosten voor aanschaf van beveiligingscamera’s buiten beschouwing te laten. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er sprake is van een te ver verwijderd verband om te kunnen spreken van rechtstreekse schade.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder
2. primair, 3. en 4. bewezen verklaarde.
De materiële schade
De rechtbank zal de materiële schade toewijzen, met uitzondering van de kosten voor de aanschaf van beveiligingscamera’s. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. De kosten van beveiligingsmaatregelen kunnen in sommige gevallen worden aangemerkt als rechtstreekse schade, indien de kosten van beveiligingsmaatregelen zijn gericht op het verminderen van gevoelens van onveiligheid ten gevolge van het misdrijf. De rechtbank is van oordeel dat in onderhavige zaak geen sprake is van rechtstreekse schade, nu het gaat om een eenmalig incident en niet is gebleken dat de benadeelde partij door de verdachten thuis is opgezocht. Bovendien was aan verdachte en zijn medeverdachten een contactverbod opgelegd.
De rechtbank zal de benadeelde partij in dit gedeelte van de vordering dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
De overige gestelde materiële schade van € 403,98 komt voor toewijzing in aanmerking. Dat deel van de vordering, waarvan de hoogte niet of onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom voor een bedrag van € 403,98 worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 september 2021.
De immateriële schade
De benadeelde partij heeft daarnaast vergoeding van immateriële schade van € 2.000,00 gevorderd. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2. primair, 3. en 4. bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 september 2021.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, waarvan vergoeding wordt gevorderd. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte(n) (of de ouder van één van de medeverdachten) deze al heeft/hebben betaald, en andersom.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed. Gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte zal de rechtbank bepalen dat geen gijzeling kan worden toegepast.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa,
77gg, 284, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2. primair, 3. en 4. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 20 dagen.

Bepaalt dat deze jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat veroordeelde zich binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij[instelling] op het adres [straatnaam] te Leeuwarden (telefoonnummer [telefoonnummer]) en dat hij zich daarna zal blijven melden zo lang en zo frequent als deze instelling dat noodzakelijk acht;
dat veroordeelde gedurende de proeftijd of zoveel korter als de jeugdreclassering dat nodig acht, zal verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te weten [instelling] zorgcentrum te [plaats], of een soortgelijke instelling, zulks ter bepaling door de jeugdreclassering en zich zal houden aan de aanwijzingen die hem door de leiding van deze instelling zullen worden gegeven;
dat veroordeelde gedurende de proeftijd dagbesteding zal volgen bij [instelling] zorgcentrum te[plaats], of een soortgelijke instelling, zulks ter bepaling door de jeugdreclassering;
dat de veroordeelde gedurende de proeftijd of zoveel korter als de jeugdreclassering dat nodigacht, zich onder ambulante behandeling zal stellen van [instelling] of een soortgelijke instelling, ter beoordeling van de jeugdreclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven;
dat veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met aangever [slachtoffer], geboren op geboortedatum 2006, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, tenzij in het kader van perspectief herstelbemiddeling en na voorafgaande toestemming van de jeugdreclassering.
Draagt [instelling] op toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, met uitzondering van de onder 5. genoemde bijzondere voorwaarde waarop de politie toezicht houdt.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot enmet het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 60 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 30 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Ten aanzien van de feiten 2. primair, 3. en 4.:
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als (een ouder van) een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan
[slachtoffer]te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 september 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als (een ouder van) een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van € 2.403,98 (zegge: tweeduizend vierhonderdendrie euro en achtennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 september 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 403,98 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt, voor het geval dat de verdachte niet volledig betaalt, de gijzeling op nihil wordt gesteld.
Bepaalt dat als verdachte of (een ouder van) een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Vlietstra, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. M. Brinksma en mr. K. Bunk, rechters, bijgestaan door C. Vellinga-Terpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 juli 2022.