naam 2] Geluidsfragment
Respect, voor respect, ik gooi haar voor respect op de grond, voor respect voor respect voor respect vriend. Dan krijgen ze ook iets om over te praten, begrijp je. Wanneer ze in de hemel is dan kan ze de kans krijgen om verdomme te denken wat ze met mij heeft gedaan.
10:24 [naam 2] Geluidsfragment
Ik kan niet rustig blijven en de dagen voorbij laten vliegen, nee, nee. Ik heb in mijn hoofd gestopt wat ik ga doen maar ik heb besloten dat ik het jou zal vertellen (uitleggen) dat ik wil dat je kleren voor mij brengt. Drachten krijgt nu iets om over te praten. Er moet wel iemand dood, er moet iemand dood. Ik heb geen andere optie.
10:49 [naam 2] Ik heb haar gestoken
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van 20 mei 2021, opgenomen op pagina 46 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte: A: Voordat ik ging slapen had ik bedacht dat ik haar wat aan zou gaan doen. Ik ging naar haar toe en ik zei zo en zo. Zij zei kom je hier om mij wat aan te doen. Ik zei ja eigenlijk wel.
V: Wat dacht je toen je vanochtend zei dat je naar haar toe zou komen?
A: Ik ging daar bewust heen om haar wat aan te doen. Ik wilde haar dood maken.
V: Waar kwam dat mes vandaan?
A: Ik zei toch dat ik met de bedoeling om haar wat aan te doen naar haar huis was gegaan. Ik heb het mes meegenomen van mijn huis. Ik heb hem aan de voorkant bij mijn broek erin gestoken onder mijn trui.
V: Hoe heb je [slachtoffer] gestoken?
A: Ik heb haar in haar hals gestoken. Voor ik het wist zat het mes in haar hals. Ik trok het mes eruit en [slachtoffer] schreeuwde en ik zag al het bloed eruit spuiten.
V: Hoe omschrijf je het mes?
A: Het is een zwart mes met een rubberachtig handvat. Ongeveer twintig centimeter lang.
Bewijsoverwegingen rechtbank
Op basis van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte op 20 mei 2021 met een mes naar de woning van aangeefster is gegaan en met dat mes in haar hals heeft gestoken.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat zijn opmerkingen over ‘dood maken’ verkeerd zijn geïnterpreteerd en de raadsvrouw heeft bepleit rekening te houden met de taalkundigheid van verdachte. Uit het dossier volgt dat de spraakberichten die verdachte via Whatsapp heeft verstuurd in het Papiaments zijn. Deze berichten zijn door een beëdigd tolk vertaald. De rechtbank ziet daarin dan ook geen aanwijzingen dat de spraakberichten niet goed naar het Nederlands zijn vertaald. Dit wordt bovendien versterkt door herhaaldelijk diverse opmerkingen in deze berichten, waaronder opmerkingen over wanneer ‘ze’ in de hemel is. Gelet op de context waarin deze opmerkingen zijn gemaakt blijkt duidelijk dat dit om aangeefster gaat en het om leven willen brengen van aangeefster. Bovendien heeft verdachte vergelijkbare opmerkingen in het Nederlands gemaakt tijdens het vervoer naar het politiebureau en gedurende het verhoor bij de politie.
Voorbedachten rade
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan, dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat er een onderscheid te maken is in de periode voordat verdachte in het huis van aangeefster was en de periode in haar huis en dat verdachte aangeefster in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling heeft gestoken. De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte aangeefster niet direct na binnenkomst in haar woning heeft gestoken, maar ziet geen aanwijzingen om aan te nemen dat verdachte nadat zij met elkaar in gesprek waren geweest en hij haar eerst bij haar keel greep vervolgens in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling heeft gestoken.
Voor de bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' acht de rechtbank in het bijzonder de volgende feiten en omstandigheden redengevend. Verdachte heeft verklaard dat hij de avond tevoren had bedacht om aangeefster wat aan te doen en dat hij haar dood wilde maken. Uit de spraakberichten die verdachte kort voor het delict via Whatsapp heeft verstuurd blijkt dat hij dit in de ochtend van 20 mei 2021 nog steeds van plan was. Op basis hiervan stelt de rechtbank vast dat verdachte genoeg tijd heeft gehad voor kalm overleg en bedaard nadenken voorafgaand aan de uitvoering. In zijn latere verklaringen heeft verdachte aangegeven dat het allemaal heel snel is gegaan en dat het zwart werd voor zijn ogen. Gelet op onder meer de spraakberichten acht de rechtbank deze verklaring niet aannemelijk. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat verdachte tijdens het vervoer naar het politiebureau bovendien heeft aangegeven dat hij aangeefster had willen vermoorden.
De rechtbank concludeert op grond van deze feiten en omstandigheden dat de verdachte voorafgaand aan zijn handelen voldoende tijd heeft gehad zich te beraden op het genomen of het te nemen besluit, zodat hij gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daar rekenschap van te geven. Aldus staat voor de rechtbank vast dat het handelen van de verdachte niet het gevolg is geweest van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling.
De rechtbank acht voorts geen contra-indicaties aannemelijk geworden die het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld en acht poging tot moord bewezen.
Opzet op de dood van aangeefster
Hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de voorbedachten rade leidt tevens tot het oordeel dat verdachte de dood van aangeefster heeft gewild en daarmee vol opzet heeft gehad om haar van het leven te beroven. Na de aankondiging dat hij aangeefster iets aan ging doen, heeft hij haar met het mes in haar hals gestoken. Het is een feit van algemene bekendheid dat zich slagaders in de hals bevinden. De rechtbank acht het steken van een mes in de hals van een persoon naar zijn uiterlijke verschijningsvorm dan ook gericht op de dood. Deze handeling past bovendien bij diverse uitingen van verdachte dat hij aangeefster zou doden. Dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt hoe diep de steekwond is geweest en of er op basis van de steekwond daadwerkelijk kans is geweest op overlijden doet daar niets aan af.
De rechtbank is gelet op het hiervoor overwogene dat de primair ten laste gelegde poging tot moord wettig en overtuigend kan worden bewezen.