ECLI:NL:RBNNE:2022:2787

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 juli 2022
Publicatiedatum
1 augustus 2022
Zaaknummer
LEE 21/1622
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongelijke behandeling bij rioolheffing in de gemeente Hoogeveen

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 28 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de rioolheffing die aan eiseres, een eigenaar van een perceel in de gemeente Hoogeveen, was opgelegd. Eiseres stelde dat zij zelf verantwoordelijk was voor de afvoer van hemelwater van haar perceel, terwijl andere percelen in de gemeente een rechtstreekse aansluiting op de riolering hadden. Dit leidde volgens haar tot een ongelijke behandeling, aangezien voor beide situaties hetzelfde tarief werd geheven. De rechtbank oordeelde echter dat de heffing van het eigenarendeel voor de rioolheffing niet onredelijk of willekeurig was. De rechtbank benadrukte dat eiseres ook baat had bij de collectieve watertaken van de gemeente en dat het tarief voor het eigenarendeel niet buitensporig hoog was. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard.

Het proces begon met de oplegging van een aanslag in de rioolheffing van € 146,90 door de heffingsambtenaar van de gemeente Hoogeveen, welke eiseres aanvechtte. De rechtbank stelde vast dat de gemeenteraad veel vrijheid heeft bij het vaststellen van belastingverordeningen en dat de heffing niet afhankelijk hoeft te zijn van individuele voordelen. De rechtbank concludeerde dat de heffing van het eigenarendeel voor eiseres niet leidde tot een onredelijke belastingheffing en dat de gemeente niet verplicht was om onderscheid te maken in tarieven voor verschillende inwoners. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat eventuele wijzigingen in de belastingverordening door de gemeenteraad moeten worden aangebracht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Assen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/1622

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 28 juli 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde van eiseres] ),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Hoogeveen, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft voor het jaar 2021 met dagtekening 28 februari 2021 aan eiseres een aanslag opgelegd in de rioolheffing ten bedrage van € 146,90.
Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 juli 2022. Namens eiseres is verschenen haar gemachtigde, bijgestaan door [persoon die gemachtigde van eiseres bijstaat] . Namens verweerder is verschenen [medewerker verweerder].

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres is eigenaar en gebruiker van een perceel in de gemeente Hoogeveen, gelegen aan [adres] te [woonplaats] . Op het perceel is een woning gelegen. De perceeloppervlakte bedraagt circa 284 m². De woning van eiseres betreft een recentelijk gebouwde kwadrantwoning in het plan ‘ [naam plan] ’ (hierna: [naam plan] ).
1.1
In [naam plan] is er sprake van een gescheiden stelsel voor de afvoer van afvalwater en hemelwater. Dit houdt in dat er één klassiek riool (een buizenstelsel) is aangelegd voor de afvoer en verwerking van afvalwater en volledig gescheiden daarvan vindt de afvoer en verwerking van hemelwater plaats. De straat waar de woningen in [naam plan] aan gelegen zijn bevat geen straatkolken (afvoerputten).
Het hemelwater kan wel van het perceel worden afgevoerd en loopt dan uiteindelijk (via de straat) naar een infiltratievoorziening die bekend staat onder de naam Water Afvoer Drainage Infiltratie (hierna: wadi’s).
1.2
De omgevingsvergunning die destijds is afgegeven voor [naam plan] bevat een clausule met betrekking tot de lozing van hemelwater vanaf de percelen. In deze clausule is opgenomen dat het hemelwater per woning oppervlakkig aan de straat kan worden geloosd – er is geen uitlegger hemelwater beschikbaar – en dat dit bijvoorbeeld gerealiseerd kan worden door de regenpijp bovengronds te laten eindigen en het water vervolgens met goten, of ondergronds via buizen, naar de straat te geleiden. Die laatste manier wordt aangeduid als het ‘omgekeerde kolk principe’. Het is dus niet mogelijk om de regenpijp vanaf het perceel rechtstreeks aan te sluiten op de gemeentelijke riolering (een buizenstelsel). Feitelijk gaat de waterafvoer vanaf de kwadrantwoning van eiseres in eerste instantie nog wel via een regenpijp, maar deze stopt enkele tientallen centimeters boven de grond. Vervolgens is het aan eiseres om op een of andere manier het water vanaf haar perceel naar de straat, en zodoende in het gemeentelijke hemelwaterafvoersysteem (de wadi’s), te krijgen. Voor de andere woningen aan [naam plan] geldt hetzelfde.
1.3
De grond aan [naam plan] waarop de straat en de wadi’s zijn gelegen, heeft
gemeente, in het kader van de voorgenomen ontwikkeling van het bouwproject aan [naam plan] , in het verleden in eigendom overgedragen aan de projectontwikkelaar. De grond zal, uit hoofde van zogenoemde anterieure overeenkomsten, in de toekomst weer terug worden overgedragen aan de gemeente, wanneer het bouwproject aan [naam plan] volledig is afgerond. Dat is volgens de gemeente nu nog niet het geval. Tevens is er tussen de gemeente en de projectontwikkelaar overeengekomen dat de gemeente de wadi’s aanlegt. Uiteindelijk is de gemeente ook nu al verantwoordelijk voor de wadi’s, ondanks het feit dat de gemeente de grond kadastraal nog niet (weer) in eigendom heeft.
1.4
Niet in geschil is dat de heffingsambtenaar op zichzelf de aanslag heeft vastgesteld in overeenstemming met de Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2021 van de gemeenteraad van de gemeente Hoogeveen (hierna: de Verordening). De totale aanslag rioolheffing die voor 2021 aan eiseres is opgelegd bedraagt € 146,90. De aanslag rioolheffing is opgebouwd uit een gebruikersdeel van € 103,40 en een eigenarendeel van € 43,50. Op de zitting heeft de gemachtigde van eiseres bevestigd dat het geschil alleen gaat over de heffing van het eigenarendeel van € 43,50.
Geschil
2. Het geschil gaat over het eigenarendeel van de rioolheffing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a in verbinding met artikel 2, onderdeel b van de Verordening. Specifiek is in geschil of in het geval van eiseres de heffing van het eigenarendeel leidt tot een onredelijke of willekeurige belastingheffing.
3. Eiseres stelt dat zij zelf verantwoordelijk is voor de afvoer van het hemelwater van haar eigen perceel terwijl bij andere percelen in de gemeente daarvoor een rechtstreekse aansluiting op de riolering is gemaakt. In beide gevallen wordt hetzelfde tarief geheven. Volgens eiseres leidt dit tot een ongelijke behandeling en is dit onredelijk. Verweerder stelt dat de rioolheffing geen individueel (perceelsgebonden) belang hoeft te dienen en dat de heffing dan ook niet onredelijk is.
Beoordeling
Relevante wet- en regelgeving
4.1
In artikel 228a, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet is onder meer het volgende opgenomen:

1. Onder de naam rioolheffing kan een belasting worden geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
a. de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater en
b. de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.
2. Ter zake van de kosten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, kunnen twee afzonderlijke belastingen worden geheven.”
4.2
In de Verordening is – voor zover van belang – het volgende opgenomen:

“Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en
de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen, direct of indirect, teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

1. De belasting wordt geheven:

a. als bedoeld in artikel 2, lid b, van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel verder te noemen: eigenarendeel; en
b. als bedoeld in artikel 2, lid a, van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder te noemen: gebruikersdeel.

2. Voor het eigenarendeel wordt, ingeval het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

3. Voor het gebruikersdeel, wordt als gebruiker aangemerkt:

a. degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;
b. ingeval een gedeelte van een perceel - niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 - voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.
(…)

Artikel 5 Maatstaf van heffing

1. De belasting, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, wordt geheven naar het aantal toegekende vierkante meters grond.

2. In afwijking van het eerste lid, wordt de belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, voor een onroerende zaak die gedeeltelijk gebouwd en gedeeltelijk ongebouwd is aangemerkt, geheven naar het aantal meegetaxeerde vierkante meters grond.

3. De belasting, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het eigendom wordt afgevoerd.

4. Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters water dat in het tweede jaar voorafgaande aan het begin van het belastingjaar verbruiksperiode naar het eigendom is toegevoerd of is opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.

(…)

Artikel 6 Tarieven

1. Het eigenarendeel wordt geheven naar het aantal vierkante meters, bedoeld in artikel 5, eerste en tweede lid. De eigenarenheffing bedraagt voor percelen die in hoofdzaak tot woning dienen:

a. Met een oppervlakte van 0 m2 doch niet groter dan 1.000 m2: € 43,50;
b. Met een oppervlakte groter dan 1000 m2 doch niet groter dan 5.000 m2: € 43,50
vermeerderd met € 0,30 voor iedere 100 m2 grondoppervlakte of gedeelte daarvan boven 1000 m2;
c. Met een oppervlakte groter dan 5.000 m2, doch niet groter dan 10.000 m2: € 55,50 vermeerderd met € 0,25 voor iedere 100 m2 boven 5.000 m2 ;
d. Met een oppervlakte groter dan 10.000 m2, doch niet groter dan 100.000 m2: € 68,00 vermeerderd met € 0,20 voor iedere 100 m2 of gedeelte daarvan boven 10.000 m2;
e. Met een oppervlakte die groter dan 100.000 m2: € 248,00
vermeerderd met € 0,15 voor iedere 100 m2 of gedeelte daarvan boven 100.000 m2. (…)

3. Het gebruikersdeel wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd, als bedoeld in artikel 5, derde lid. De gebruikersheffing bedraagt:

a. voor zover dit geheven wordt van uitsluitend tot woonhuis dienende percelen per jaar: € 103,40;
(…)
Is de heffing van het eigenarendeel onredelijk en willekeurig?
5.1
De rechtbank stelt voorop dat artikel 228a van de Gemeentewet geen uitgeschreven voorschriften bevat over de belastingplicht, het belastbare feit, de heffingsmaatstaven, de tarieven en wat overigens voor de heffing en de invordering van de rioolheffing van belang is. De gemeenteraad is dus vrij om aan deze elementen van de rioolheffing in de belastingverordening de invulling te geven die hij wenst. De enige grens die de Gemeentewet aangeeft is dat een gemeentelijke belasting niet afhankelijk mag worden gesteld van het inkomen, de winst of het vermogen. De gemeenteraad heeft dus heel veel vrijheid bij het regelen van wie belastingplichtig is en bij de bepaling van de soorten tarieven en de hoogte van die tarieven. Zo kijkt ook de Hoge Raad hier tegenaan. Die grote vrijheid wordt alleen beperkt als de invulling die de gemeenteraad kiest, leidt tot een onredelijke en willekeurige belastingheffing die de (rijks)wetgever bij de toekenning van de bevoegdheid om rioolheffing te heffen, niet op het oog kan hebben gehad. [1] Oftewel: de gemeenteraad moet het wel heel bont maken voordat de rechter mag ingrijpen.
5.2
De gemeenteraad is volgens de rechtbank in dit geval niet verplicht om de belastingplicht voor het eigenarendeel voor de rioolheffing te beperken tot de groep belastingplichtigen die rechtstreeks – op het door hen gebruikte perceel – baat heeft bij de opbrengsten van de rioolheffing. [2] Met zo’n rioolheffing kan de gemeente namelijk ook de kosten verhalen van de collectieve maatregelen die de gemeente noodzakelijk acht voor bijvoorbeeld de afvoer en van hemelwater en de beheersing van het grondwater binnen de gemeente. Dat zijn maatregelen die, op het niveau van de gemeente als geheel, ten goede komen aan iedereen die in de gemeente woont, werkt of naar school gaat. Alle inwoners hebben daar baat bij, omdat – plat gezegd – straten en pleinen door zulke maatregelen niet blank komen te staan.
5.3
De gemeente mag zowel kosten verhalen van watertaken die mensen wél meteen op hun eigen erf terugzien als (algemene) kosten van collectieve maatregelen die mensen niet direct op hun eigen erf terugzien. De rioolheffing heeft namelijk niet het karakter van een retributieheffing, maar van een bestemmingsheffing. [3] Alleen bij een retributieheffing moet er sprake zijn van een rechtstreeks verband tussen de belastingplicht en de door de gemeente geleverde prestatie. De rioolheffing is in zekere zin weliswaar een gebonden heffing, maar dat is alleen zo voor de ‘achterkant’ van de heffing. Daarmee bedoelt de rechtbank dat de gemeente de opbrengsten van de rioolheffing alleen mag besteden aan taken op het gebied van afvalwater, hemelwater en grondwater. Aan de ‘voorkant’ van de heffing, dus als de gemeente het geld bij de burger ophaalt, hoeft zo’n verband er niet te zijn. De gemeente mag dus bij iedereen geld ophalen, zolang dat geld maar besteed wordt aan die watertaken.
5.4
De rechtbank stelt vast dat de gemeente hier een eigenarenbelasting heft met een tariefstelling die differentieert naar de perceeloppervlakte. [4] Concreet betekent dat voor eiseres (en iedereen binnen de gemeente met een perceel dat niet groter dan 1000 m² is) dat de belasting € 43,50 bedraagt.
De vraag is nu eigenlijk of het onredelijk is dat de gemeente geen onderscheid in tarief maakt tussen inwoners zoals eiseres, die voor een deel zelf verantwoordelijk zijn voor de afvoer van het hemelwater vanaf hun eigen perceel naar een of andere voorziening van de gemeente (zoals in dit geval de straat en/of de wadi’s), en andere inwoners die hun regenpijp rechtstreeks (ondergronds) kunnen aansluiten op de gemeentelijke riolering (het buizenstelsel).
5.5
De rechtbank stelt voorop dat, zoals ook onder 5.3 is beschreven, de rioolheffing geen retributieheffing is. Het is niet zo dat de gemeente verplicht is de (werkelijke) kosten in rekening te brengen per individueel perceel. Om die reden is het dus in ieder geval niet al op voorhand onredelijk dat de gemeente geen verder onderscheid maakt in tarief. Er hoeft geen rechtstreeks verband te zijn tussen de belasting en het ‘eigen’ profijt. Verder weegt de rechtbank mee dat de gemeente wél onderscheid heeft gemaakt tussen de belasting die zij heft voor de afvalwatertaken en de belasting die zij heft voor de hemelwatertaken. Met name acht de rechtbank echter van belang dat het absolute bedrag van het eigenarendeel niet erg hoog is. Het is niet snel apert onredelijk om, als er sprake is van een relatief laag tarief, daarbinnen niet nog eens een nader onderscheid aan te brengen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het heffen van hetzelfde tarief voor het eigenarendeel van iedereen met een perceel dat niet groter dan 1000 m² is,
nietonredelijk is en ook
geenwillekeurige belastingheffing oplevert. De rechtbank mag dus niet ingrijpen. aangezien de gemeente eenvoudigweg gebruik heeft gemaakt van de grote vrijheid die zij heeft gekregen en het niet te bont heeft gemaakt. De Verordening kan op dit punt door de beugel.
5.6
Hoe kan de rechtbank nu goed aan de bewoners van [naam plan] uitleggen dat zij toch gewoon hetzelfde tarief aan eigenarendeel moeten betalen? De rechtbank kan zich best voorstellen dat de bewoners dat – gevoelsmatig – niet goed zullen begrijpen, maar de rechtbank wil toch een poging wagen. De toets die de rechtbank mag uitvoeren als het gaat om gemeentelijke belastingverordeningen, is een
marginaletoets. Met andere woorden: de rechter mag geen antwoord geven op de vraag wat de best denkbare verordening zou zijn in deze gemeente en het is ook niet de bedoeling dat de rechter zelf allerlei tarieven gaat vaststellen voor verschillende doelgroepen. Alleen als de heffing volgens de Verordening leidt tot een resultaat dat volslagen belachelijk (apert onredelijk of willekeurig) is, kan de rechter ingrijpen. Hoewel het voor de rechtbank glashelder is dat de bewoners van [naam plan] meer moeten doen dan andere inwoners van de gemeente om hun hemelwater kwijt te raken, betekent dat nog niet dat de gemeente dan
dusook een onderscheid dient te maken in tarieven. Dit hoeft de gemeente alleen te doen als de heffing zonder zo’n onderscheid écht onredelijk zou zijn. Daar is in dit geval volgens de rechtbank geen sprake van, omdat (1) ook de bewoners van [naam plan] baat hebben bij de collectieve watertaken van de gemeente (zie 5.2) en (2) het tarief dat de gemeente heft voor het eigenarendeel niet enorm hoog is (zie 5.5). De conclusie is dat de rechter niet, zoals eiseres graag wil, de gemeente kan verplichten om een ander tarief vast te stellen voor de bewoners van [naam plan] : dat zou de taak van de rechter te buiten gaan.
5.7
Als een onderscheid in tarief wenselijk zou zijn, dan moet dat onderscheid worden gemaakt door de gemeenteraad die de Verordening vaststelt. Dit voelt dus misschien een beetje flauw, maar eigenlijk zegt de rechtbank tegen de bewoners van [naam plan] : u bent niet bij het juiste loket en moet zich wenden tot de gemeenteraad, die wél het door eiseres gewenste tariefonderscheid in de Verordening zou kunnen aanbrengen.
Conclusie
6. De conclusie van de rechtbank is dat de heffing van het eigenarendeel voor eiseres niet leidt tot een onredelijke en willekeurige belastingheffing. Het beroep is daarom ongegrond.
7. Verweerder heeft op de zitting toegezegd sowieso het griffierecht aan eiseres te vergoeden.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding, nu de gemachtigde van eiseres op de zitting heeft aangegeven hier geen beroep op te willen doen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Heidekamp, rechter, in aanwezigheid van mr. A.A. van der Terp, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
28 juli 2022.
De griffier is verhinderd te ondertekenen
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Hoge Raad 23 december 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR7771.
2.Vergelijk Gerechtshof Den Haag 28 september 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:2831.
3.Kamerstukken II 2005/06, 30 578, nr. 3, p. 40 (MvT).
4.Art. 5 en 6 van de Verordening.