ECLI:NL:RBNNE:2022:2819
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van schadevergoeding voor aardbevingsschade en bewijsvermoeden in mijnbouwzaken
In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 27 juli 2022, wordt het beroep van eisers tegen de gedeeltelijke afwijzing van hun aanvraag om schadevergoeding voor aardbevingsschade beoordeeld. Eisers, eigenaar van een woning in Groningen, hebben in 2018 een aanvraag ingediend bij het Instituut Mijnbouwschade Groningen. De rechtbank behandelt het beroep dat zich richt op het besluit op bezwaar van 31 augustus 2021, waarin verweerder een schadevergoeding heeft toegekend voor bepaalde schades, maar niet voor schade aan de kelder van de woning. De rechtbank heeft de zaak op 8 juni 2022 behandeld, waarbij deskundigen van beide partijen aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat het beroep van eisers ongegrond is. De rechtbank stelt vast dat de deskundigen die door verweerder zijn ingeschakeld, hebben geconcludeerd dat de schade aan de kelder niet is veroorzaakt door bodembeweging door mijnbouwactiviteiten, maar door autonome processen zoals zetting en kruip. De rechtbank oordeelt dat het bewijsvermoeden, dat in het Burgerlijk Wetboek is vastgelegd, voldoende is weerlegd door de deskundigen. De rechtbank wijst erop dat de contra-expertiserapporten van eisers onvoldoende aanknopingspunten bieden om aan de conclusies van de deskundigen te twijfelen.
De rechtbank concludeert dat de kosten voor een beschoeiingsconstructie die eisers hebben aangelegd, niet vergoed hoeven te worden, omdat deze niet in verband staan met schade die door mijnbouwactiviteiten is veroorzaakt. De uitspraak bevestigt dat het bestreden besluit in stand blijft en dat eisers geen proceskostenvergoeding ontvangen.