ECLI:NL:RBNNE:2022:2856

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 augustus 2022
Publicatiedatum
9 augustus 2022
Zaaknummer
18/249582-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid met gebruik van poppers

Op 9 augustus 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een man veroordeeld voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 23 maart 2019 in Groningen, waarbij de verdachte de aangever poppers liet ruiken, waardoor deze in een staat van lichamelijke onmacht raakte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte door het toedienen van de bedwelmende stof de aangever heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen. De verdachte was niet verschenen tijdens de zitting, maar werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. W. Koopmans. Het openbaar ministerie was vertegenwoordigd door mr. L.G. de Graaf. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en de verdachte zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de aangever niet in staat was zich te verzetten tegen de seksuele handelingen die de verdachte had verricht. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden op, met een proeftijd van 2 jaren en enkele bijzondere voorwaarden. De rechtbank hield rekening met de ernst van het delict, de omstandigheden waaronder het was gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn autisme en verstandelijke beperking. De rechtbank besloot dat de bijzondere voorwaarden niet dadelijk uitvoerbaar waren, omdat er geen ernstige reden was om te veronderstellen dat de verdachte opnieuw een misdrijf zou begaan.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Groningen
parketnummer 18/249582-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 9 augustus 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats], wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 26 juli 2022.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. W. Koopmans, advocaat te Groningen, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 maart 2019, in de gemeente Groningen, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten het toedienen, dan wel laten ruiken/snuiven van poppers, althans een bedwelmende en/of drogerende stof, aan, dan wel door [slachtoffer], waarmee of waardoor die [slachtoffer] in een (tijdelijke) staat van bewusteloosheid en/of verminderd bewustzijn en/of lichamelijke onmacht werd gebracht, die [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het betasten en/of aftrekken en/of likken en/of zuigen van de penis van die [slachtoffer], althans het pijpen van die
[slachtoffer];
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 maart 2019, in de gemeente Groningen, met [slachtoffer] van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het betasten en/of aftrekken en/of likken en/of zuigen van de penis van die [slachtoffer], althans het pijpen van die [slachtoffer].

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en het subsidiair ten laste gelegde. Ten aanzien van het primair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat uit het dossier niet volgt dat verdachte aangever heeft gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen. Verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij het gebruik van poppers heeft geopperd, maar aangever heeft het buisje zelf vastgepakt en hij heeft hieraan geroken. Daarbij komt dat de gang van zaken zoals aangever deze beschrijft meer past bij een vrijwillige setting dan bij een onvrijwillige setting. Ook het WhatsAppbericht dat in het dossier is opgenomen biedt geen steun aan de verklaring van aangever, nu verdachte met het bericht kan hebben bedoeld dat hij zich niet bewust was van de manier waarop aangever de situatie heeft ervaren. Verdachte heeft in ieder geval geen opzet gehad op het tegen de wil van aangever verrichten van seksuele handelingen.
Ten aanzien van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verklaringen van aangever omtrent de effecten die hij van de poppers heeft ondervonden niet overeenkomen met hetgeen over poppers staat beschreven in het proces-verbaal van bevindingen. Anders dan aangever heeft verklaard is het slechts mogelijk dat de spieren verslappen en daarnaast duren de effecten van poppers blijkens het proces-verbaal van bevindingen slechts 3 tot 5 minuten, terwijl aangever heeft verklaard dat verdachte hem 10 minuten lang heeft gepijpt.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past ten aanzien van het hierna primair bewezen verklaarde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 27 maart 2019, opgenomen op pagina 27 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019072631 d.d. 18 september 2020, inhoudend als verklaring van [slachtoffer]:
Het gebeurde vrijdag op zaterdagnacht. Ik ben naar [verdachte] gegaan. We dronken biertjes en keken naar een film. Halverwege de film stopte deze film. Hij begon allemaal vieze filmpjes te laten zien op zijn telefoon, waarop ik zei dat ik dit niet wilde zien. Hij vroeg of ik wist wat poppers waren. Ik zei nee. Hij zei dat het een soort drugs waren. Ik vroeg aan hem of je dat kon snuiven of iets. Hij zei toen dat je het kon snuiven. Ik heb gezegd dat ik dit niet ging doen. Hij zei: “je kan het wel alleen maar ruiken”. Dan weet je hoe het ruikt. Ik dacht: dat kan wel. Hij zei vervolgens dat ik er even aan moest ruiken. Hij had een soort van buisje en zei dat ik even goed moest ruiken. Ik rook en het werkte binnen vijf seconden al, vrijwel meteen. Ik voelde mij een beetje verlamd of verstijfd. Ik kon niet meer bewegen, ik kwam in een eigen space. Alles ging ook best wel traag en zo. Ik kon niet meer goed bewegen. Hij bleef elke keer die buis onder mijn neus houden.
V: En toen?
A: Ik ben nog iets vergeten. Toen we film keken moest ik naar de wc. Toen ik langs liep sloeg hij met zijn hand tegen mijn kruis aan. Ik heb gezegd dat ik dit niet wilde. Toen ik niet meer kon bewegen bleef hij het buisje tegen mijn neus aan drukken waardoor ik het steeds binnen kreeg. Hij begon over mijn been te wrijven en naar mijn kruis te gaan terwijl ik zelf niet meer kon bewegen. Hij trok mijn broek naar beneden en vroeg hoe het ging. Ik zei: “ik kan me niet echt bewegen”. Hij zei toen: “Dat is goed”. Hij trok mijn broek uit en begon mij te pijpen. Ik zag wel dat het gebeurde, maar ik kon niet bewegen. Hij heeft mij klaar laten komen. Een paar minuten later kon ik weer bewegen. Ik ben daarna ook naar huis gegaan.
V: Het is bij [verdachte] thuis gebeurd. Waar is dat?
A: Aan de [straatnaam] in Groningen.
A: Hij begon vragen te stellen. Hij vroeg of ik veel durfde. Ik vroeg wat hij bedoelde. Hij zei: “gewoon wat ik zeg, durf je veel?”. Ik zei: “dat ligt eraan op wat voor gebied. Niet op seksueel gebied als je dat bedoelt”. Hij vroeg wat mijn voorkeur was. Of ik het met mannen deed of met vrouwen. Ik zei dat ik niets met mannen deed en gaf aan dat ik het er niet met hem over wilde hebben. Toen ik zei dat ik het er niet met hem over wilde hebben, begon hij over de poppers. Ik rook uiteindelijk aan de poppers omdat hij mij dat liet ruiken.
V: Wat probeerde je te bewegen?
A: Mijn benen. Ik had mijn voeten op een krukje. Toen ik had geroken aan de poppers wilde ik mijn voet van de kruk afhalen maar dat lukte niet. Ik kon mijn hoofd wel een beetje bewegen, maar de rest van mijn lichaam niet. Ik had wel gevoel in mijn benen, maar kon ze niet bewegen.
V: Je had het buisje vast en rook eraan. Wat dacht je dat er ging gebeuren?
A: Ik dacht dat ik alleen een geur zou ruiken en verder niets. Anders had ik er ook niet aan geroken.
V: Hoe zat het met je spraak op dat moment?
A: In het begin ging dat wel. [verdachte] vroeg hoe ik mij voelde. Ik zei dat ik mij duizelig voelde en mij amper kon bewegen. Hij zei: “dat is goed”.
V: Hij pakt het buisje van je af nadat hij eraan geroken had. Wat gebeurde er daarna?
A: Ik kon niet meer goed bewegen. Daarna begon hij eigenlijk met het aanraken van mijn been. Hij ging met zijn handen naar mijn kruis. En begon over mijn broek heen te wrijven toen ik mijn broek nog aan had. Hij deed toen mijn broek uit en begon mij te pijpen.
V: Je zei in het begin dat je er geen kwaad in zag om naar [verdachte] te gaan. Je zei dat je weg zou gaan als er iets gebeurde wat je niet beviel. Kun je omschrijven hoe dit gebeurd is en dat je niet op tijd kon weggaan?
A: Ik wist niet wat poppers waren. Als ik wist wat poppers waren dan had ik ze nooit genomen. Nadat ik had geroken kon ik mij niet meer bewegen. Voordat hij mij pijpte sprak hij ook over dingen die ik niet wilde. Dat heb ik ook tegen hem gezegd. Hij kon zijn gang gaan omdat ik niet meer kon bewegen.
2. Een schriftelijk bescheid, te weten een WhatsAppgesprek, overgelegd door aangever [slachtoffer],naar de rechtbank begrijpt gevoerd de avond na het incident, opgenomen op pagina 24 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Ontvangen bericht: Hoe gaat maat.
Verzonden bericht: Wat denk je zelf na dat je me seksueel hebt betast terwijl je weet dat ik het niet wou.
Ontvangen bericht: Had te veel op man.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 3 februari 2020,opgenomen op pagina 54 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam]:
Het was 23 maart 2019. Ik kreeg op die 23 maart telefoon van [slachtoffer] en hij was overstuur. Ik ben er naartoe gegaan. Hij zei dat hij verkracht was.
V: Toen [slachtoffer] jou belde midden in de nacht, hoe klonk hij toen?
A: Hij klonk overstuur. Toen ik hem later aantrof was hij ook boos. Hij wilde [verdachte] aangeven.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 december 2020, los gevoegd bij voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Poppers is de benaming van een aantal vluchtige stoffen, zoals amylnitriet butylnitriet en isobutylnitriet. Poppers worden meestal verkocht in kleine glazen flesjes. In die flesjes zit een heldere, gelige, brandbare vloeistof met een sterke geur. De vloeistof verdampt snel. Deze dampen worden geïnhaleerd. Het effect, een korte roes, is vrijwel meteen merkbaar. Het inhaleren doet de gebruiker vaak door aan het flesje te ruiken. De effecten beginnen al na vijf tot 15 seconden en duren drie tot vijf minuten. Wat voor effect poppers hebben, heeft net als bij een andere drug met een aantal factoren te maken. Deze factoren samen bepalen hoe iemand de drug zal ervaren:
  • De drug (het middel zelf, de dosering en de manier van inname);
  • De set (factoren in de persoon die het neemt, zoals geslacht, gewicht, mentale gesteldheid, lichamelijke gezondheid, etc.);
  • De setting (factoren in de fysieke en sociale omgeving).
De gebruiker kan van poppers de volgende bijwerkingen ervaren:
Lichamelijke effecten:
  • Verwijding bloedvaten;
  • Daling bloeddruk;
  • Warm gevoel stijgt naar je hoofd;
  • Verhoogde hartslag;
  • Hartkloppingen;
  • Slap/duizelig waardoor je kunt flauwvallen;
  • Verslapping gladde spieren;
  • Verslapping kringspier van de anus;
  • Verlies van erectie;
  • (bonkende) hoofdpijn;
  • Misselijkheid en braken.
De kans op deze bijwerkingen neemt toe naarmate er meer en vaker wordt gebruikt.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen inclusief bijlagen d.d. 29 juni 2020, opgenomen op pagina 109 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
V: Wat kun je over [slachtoffer] vertellen?
A: Die heb ik via het internet ontmoet.
O: Verdachte wordt geconfronteerd met bijlage II.
V: Ik geef het jou even over het scherm. Lees maar eens even.
V: Ik zie je knikken [verdachte].
A: Ja.
A: Ja dat was toen mijn chat profiel.
V: Oké en hoe noemde jij je in dat chatprofiel?
A: [verdachte].
V: Waar was de ontmoeting?
A: Bij mij.
V: [slachtoffer] vertelt dat hij terug komt van de wc en dan gaan jullie weer film kijken en dat jij dan over poppers begint. [slachtoffer] vertelt hierover:
Halverwege de film begon hij over poppers. Ik rook uiteindelijk aan de poppers omdat hij me dat liet ruiken. Hij vroeg me of ik wilde weten hoe het rook”.
A: Dat zou kunnen. Ja.
V: Dus jij vraagt aan hem of hij wil ruiken hoe dat ruikt?
A: Ja.
V: [slachtoffer] zegt:
Ik kon niet meer goed bewegen. Daarna begon hij eigenlijk gelijk met het aanraken van mijn been. Hij ging met zijn handen naar mijn kruis. En begon over mijn broek heen te wrijven toen ik mijn broek nog aan had. Hij deed toen mijn broek uit en begon mij te pijpen”. A: Dat zou kunnen dat ik hem ook heb gepijpt. We hebben gewoon wat seks gedaan.
Verdachte: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats].
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Ingevolge het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) – dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet elk onderdeel daarvan – kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een
bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum als bedoeld in artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. (zie o.a. HR 26 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK2094).
Het voorschrift van artikel 342, tweede lid, Sv leidt ertoe dat – in een geval als het onderhavige, waarin de verklaringen van het (vermeende) slachtoffer en verdachte voor wat betreft het al dan niet gedwongen karakter van de seksuele handelingen tegenover elkaar staan – de rechter dient te beoordelen of voor de beweringen van het (vermeende) slachtoffer voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is.
De rechtbank overweegt dat van ‘door een feitelijkheid dwingen’ zoals bedoeld in artikel 246 Sr, slechts sprake kan zijn indien de verdachte door die feitelijkheid opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer die handelingen tegen zijn wil heeft ondergaan. De dwang moet van dien aard zijn dat de ander zich naar redelijke verwachting niet tegen de seksuele handelingen heeft kunnen verzetten, dan wel door toedoen van verdachte in een zodanig bedreigende situatie is gebracht dat deze zich daaraan niet heeft kunnen onttrekken.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangever voldoende steun vindt in de gebezigde bewijsmiddelen. De rechtbank overweegt hiertoe allereerst dat uit de verklaring van zowel aangever als verdachte volgt dat aangever op initiatief van verdachte aan poppers heeft geroken. Verdachte heeft daarnaast erkend dat seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. Voorts wordt de verklaring van aangever ondersteund door het proces-verbaal van bevindingen waarin de effecten van poppers worden beschreven. De rechtbank acht de daarin omschreven mogelijke effecten passend bij hetgeen aangever daarover heeft verklaard. Uit de verklaring van aangever blijkt immers – onder meer – dat hij de effecten van de poppers vrijwel direct merkte, dat hij zich duizelig voelde en dat hij zich gedurende enige tijd niet goed kon bewegen. Anders dan de raadsvrouw acht de rechtbank de door aangever geschatte duur waarin hij werd gepijpt en zich niet goed kon bewegen niet onaannemelijk, nu uit zijn verklaring volgt dat verdachte de buis met poppers herhaaldelijk onder zijn neus hield. Daarnaast wordt de verklaring van aangever ondersteund door de verklaring van getuige [naam], die vlak na het incident heeft waargenomen dat aangever overstuur was en dat hij boos was op verdachte. De rechtbank acht deze emoties passend bij het door aangever beschreven onvrijwillige karakter van de seksuele handelingen. Tot slot vindt de verklaring van aangever steun in het WhatsAppgesprek daags na het incident, nu het bericht van verdachte past binnen de door aangever geschetste context van hetgeen ten laste gelegd is.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte – op zijn minst – voorwaardelijk opzet heeft gehad op het tegen de wil van aangever verrichten van seksuele handelingen. Aangever heeft voorafgaand aan het ruiken aan de poppers immers meermalen aangegeven niet gediend te zijn van de seksuele toespelingen die verdachte maakte en hij heeft na het ruiken aan de poppers kenbaar gemaakt dat hij zich niet goed kon bewegen, waarna verdachte toch over is gegaan tot het betasten en pijpen van aangever. De rechtbank is voorts van oordeel dat aangever – gelet op zijn lichamelijke toestand – in zijn mogelijkheid tot het bieden van verzet aanmerkelijk is beperkt, waardoor hij zich naar redelijke verwachting niet tegen de seksuele handelingen heeft kunnen verzetten. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte aangever door een feitelijkheid heeft gedwongen seksuele handelingen te ondergaan.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 23 maart 2019 in de gemeente Groningen door een feitelijkheid, te weten het laten ruiken van poppers, althans een bedwelmende stof, aan [slachtoffer], waardoor die [slachtoffer] in een tijdelijke staat van lichamelijke onmacht werd gebracht, die [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het betasten van de penis van die [slachtoffer] en het pijpen van die [slachtoffer].
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

primair feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De officier van justitie heeft gevorderd de bijzondere voorwaarden en het daarbij behorende toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren, gelet op de justitiële documentatie van verdachte en het beeld van verdachte zoals dat naar voren komt uit het reclasseringsrapport.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
De raadsvrouw heeft zich daarnaast op het standpunt gesteld dat er geen reden bestaat de bijzondere voorwaarden en het daarbij behorende toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan aanranding. De aanranding vond plaats in de woning van verdachte, alwaar het slachtoffer op bezoek was. Verdachte heeft het slachtoffer aan een bedwelmende stof laten ruiken, waarna hij het slachtoffer heeft betast en gepijpt. Het slachtoffer heeft de seksuele handelingen bewust meegemaakt, maar kon zich, gelet op de lichamelijke onmacht waarin hij verkeerde, hier niet tegen verzetten. Verdachte heeft met zijn handelen een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Verdachte heeft zich kennelijk laten leiden door zijn eigen lustgevoelens en heeft de grenzen van het slachtoffer niet gerespecteerd. De rechtbank rekent dit verdachte aan. De rechtbank neemt het verdachte daarnaast kwalijk dat hij aangever een valse naam heeft opgegeven met het doel zijn eigen identiteit te verhullen.
De rechtbank zal in strafverzwarende zin meewegen dat verdachte blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 14 september 2021 eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een zedendelict. Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank verder kennis genomen van de omtrent verdachte opgemaakte reclasseringsrapportages d.d. 3 maart 2021 en 8 juli 2022. Daaruit volgt – samengevat – dat verdachte autistisch is, dat hij een verstandelijke beperking heeft en dat bij hem sprake is van een beginnend delictpatroon. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. Verdachte is momenteel vrijwillig in behandeling bij de AFPN, waar hij zich gemotiveerd opstelt. Tijdens de behandeling wordt onder meer aandacht besteed aan het delictscenario. De behandelaars zijn van mening dat op dit moment sprake is van passende hulpverlening. De reclassering adviseert de rechtbank om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met daaraan gekoppeld enkele bijzondere voorwaarden, waaronder een ambulante behandeling. De reclassering adviseert de rechtbank daarnaast de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Al met al zal de rechtbank een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte opleggen, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank acht oplegging van een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend, nu sprake is van fors tijdsverloop in deze zaak, verdachte vrijwillig een behandeling ondergaat bij de AFPN, verdachte inziet dat hij begeleiding nodig heeft en instemt met begeleid wonen en hij een positieve ontwikkeling heeft laten zien.
Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden en het daarbij behorende toezicht niet dadelijk uitvoerbaar verklaren. Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van een situatie waarin er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Er zijn ruim drie jaren verstreken sinds verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan en in de tussentijd heeft verdachte zich niet schuldig gemaakt aan enig strafbaar feit.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c en 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en acht verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Dat de veroordeelde zich op uitnodiging meldt bij de reclassering op het adres [straatnaam] te Groningen, telefoonnummer [telefoonnummer]. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Binnen het toezicht volgt de veroordeelde de aanwijzingen op die hem door of namens de reclassering gegeven worden, voor zover niet in andere voorwaarden benoemd. Binnen het toezicht worden (sub)doelen geformuleerd waarvoor de veroordeelde zich inzet deze te behalen;
Dat de veroordeelde zich voor zijn problematiek laat behandelen bij de AFPN te Assen of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die hem in het kader van de behandeling door of namens de instelling/behandelaar worden gegeven;
Dat de veroordeelde, indien de reclassering dit noodzakelijk acht, zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, zulks ter beoordeling van de reclassering, en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering opstelt, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
Dat de veroordeelde geen drugs (waaronder poppers) gebruikt en ten behoeve van de naleving van dit verbod meewerkt aan urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak en wanneer de veroordeelde wordt gecontroleerd;
Dat de veroordeelde geen alcohol gebruikt en ten behoeve van de naleving van dit verbod meewerkt aan urineonderzoek of ademonderzoek (blaastest). De reclassering bepaalt hoe vaak en met welk controlemiddel de veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M.L. Veen, voorzitter, mr. H.J. Schuth en mr. J. Edgar, rechters, bijgestaan door mr. E.F. Jonkman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 augustus 2022.