Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.
De officier van justitie heeft daartoe allereerst aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar zijn voor het bewijs. Hoewel er enkele discrepanties in de verklaringen van [slachtoffer] zijn te vinden, zijn haar verklaringen op belangrijke onderdelen consistent, met name ten aanzien van de locaties waar de seksuele handelingen plaatsvonden, de frequentie hiervan en de aard van de seksuele handelingen. Ook heeft [slachtoffer] consequent verklaard dat verdachte over seks begon, dat zij dat niet wilde, dat zij aanwijzingen van verdachte kreeg en dat zij bang was. Daarnaast zijn de verklaringen van [slachtoffer] gedetailleerd en versterkt de verklaring van [naam 1], tante van [slachtoffer], de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer]. Uit de verklaring van [naam 1] volgt immers dat [slachtoffer] vlak na de ten laste gelegde handelingen in paniek voor haar deur stond en dat [slachtoffer] het moeilijk had.
De officier van justitie heeft voorts aangevoerd dat de verklaring van [slachtoffer] niet alleen betrouwbaar is, maar ook voldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal. De verklaring van [slachtoffer] wordt allereerst ondersteund door de verklaring van verdachte, die bevestigt dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden in de bosjes. Ook wordt de verklaring van [slachtoffer] ondersteund door het aangetroffen spermaspoor van verdachte op haar onderbroek, nu dit spoor vele malen beter past bij haar verklaring dan bij die van verdachte. Tot slot wordt de verklaring van [slachtoffer] ondersteund door de eerder genoemde verklaring van [naam 1].
De officier van justitie heeft ten aanzien van het bestanddeel ‘dwingen’ aangevoerd dat verdachte [slachtoffer] door feitelijkheden heeft gedwongen tot het ondergaan van de ten laste gelegde seksuele handelingen. Verdachte had immers een fors overwicht op [slachtoffer], nu [slachtoffer] een beperking heeft en er een groot leeftijdsverschil tussen beide bestaat. Daarnaast is verdachte onverhoeds meerdere keren over de grenzen van [slachtoffer] gegaan en zijn de fysieke handelingen – het vastpakken van haar pols, haar meetrekken en op haar gaan liggen – als feitelijkheden te beschouwen. Door dit samenspel aan gedragingen heeft verdachte [slachtoffer] in een zodanige (bedreigende) situatie gebracht dat zij zich naar redelijke verwachting niet aan die handelingen heeft kunnen onttrekken.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. De raadsman heeft daartoe – samengevat – aangevoerd dat in de verklaringen van [slachtoffer] enkele opvallende discrepanties zitten en dat haar verklaringen onvoldoende worden ondersteund door ander bewijsmateriaal. Ten aanzien van het aangetroffen sperma van verdachte op de onderbroek van [slachtoffer] geldt dat mogelijk sprake kan zijn geweest van sporenvermenging en bovendien past de plek waarop het spoor is aangetroffen bij de verklaring van verdachte. Ook de verklaring van de tante van [slachtoffer], [naam 1], kan niet bijdragen aan het bewijs, nu zij het lastig vond te beschrijven in welke gemoedstoestand [slachtoffer] zich bevond. Verdachte heeft weliswaar verklaard dat [slachtoffer] hem heeft afgetrokken, maar dat levert geen strafbaar feit op. [slachtoffer] is daartoe immers niet gedwongen en het was voor verdachte niet kenbaar dat [slachtoffer] een beperking had.
Oordeel van de rechtbank
Op 24 januari 2022 heeft de vader van [slachtoffer], [naam 2], gebeld naar de Front Office zeden. Zijn
16-jarige dochter zou – samengevat – aan hem hebben verteld dat zij de dag ervoor naar de Aldi in Beijum was gegaan, dat zij wiet had gewild, dat ze uiteindelijk met een volwassen man was meegegaan en dat er tussen hen seksuele handelingen hadden plaatsgevonden. Nadien zou [slachtoffer] 20 euro van de man hebben gekregen. [naam 2] heeft voorts melding gemaakt van het feit dat [slachtoffer] autistisch is en sociaal-emotioneel functioneert op het niveau van een 8-jarige. Op 25 januari 2022 heeft [naam 2] namens zijn dochter aangifte gedaan van verkrachting.
Ook [slachtoffer] heeft een korte telefonische verklaring afgelegd op 24 januari 2022. Nadien is zij tweemaal als getuige gehoord in een kindvriendelijke studio. [slachtoffer] heeft – onder meer – verklaard dat zij op 23 januari 2022 naar de Aldi in Beijum is gegaan om wiet te scoren. Voor de Aldi zou [slachtoffer] aan een man hebben gevraagd of hij wiet had, waarna de man aangegeven zou hebben dat dat niet het geval was, maar dat hij wel wilde neuken. [slachtoffer] zou dit niet hebben gewild en zou dit ook aangegeven hebben. [slachtoffer] zou toch met de man meegelopen zijn en de man zou op drie verschillende plekken zijn hand in haar broek hebben gestopt en haar bij haar vagina hebben betast. Uiteindelijk zou [slachtoffer] in een nabijgelegen park seks hebben gehad met de man, waarbij hij zou zijn klaargekomen. Nadien zou [slachtoffer] 20 euro van de man hebben gekregen. [slachtoffer] zou de seksuele handelingen tegen haar wil hebben ondergaan.
Op 27 januari 2022 is verdachte aangehouden. Verdachte heeft in eerste instantie gezwegen en ontkend dat hij ook maar iets met het ten laste gelegde te maken zou hebben. Op 11 februari 2022 heeft verdachte een inhoudelijke verklaring afgelegd. Bij de politie en ter terechtzitting heeft verdachte – samengevat – verklaard dat hij nabij de Aldi in Beijum is aangesproken door een meisje – [slachtoffer] – en dat [slachtoffer] hem om een joint heeft gevraagd. Verdachte zou aangegeven hebben dat hij geen joint had, waarna er een gesprek zou zijn ontstaan tussen beide. [slachtoffer] zou hem om 20 euro hebben gevraagd en zij zou een handgebaar hebben gemaakt om aan te geven dat verdachte achter haar aan moest lopen. Verdachte zou dit hebben gedaan en in de bosjes van een nabijgelegen park zou [slachtoffer] hem hebben afgetrokken. Verdachte zou op dat moment verstijfd en in shock zijn geweest. Verdachte zou klaargekomen zijn en hij zou [slachtoffer] – nadat zij daar om had gevraagd – 20 euro hebben gegeven. Verdachte heeft ontkend dat hij aan de vagina van [slachtoffer] heeft gezeten, dat hij seks met haar heeft gehad en hij heeft verklaard dat het initiatief volledig bij [slachtoffer] lag.
De rechtbank overweegt naar aanleiding van het voorgaande dat niet ter discussie staat dat [slachtoffer] en verdachte op enig moment in een park de bosjes in zijn gegaan, dat daar een handeling van seksuele aard heeft plaatsgevonden, dat verdachte is klaargekomen en dat verdachte nadien 20 euro aan [slachtoffer] heeft gegeven. Op essentiële onderdelen lopen de verklaringen van [slachtoffer] en verdachte echter uiteen, nu zij – onder meer – verschillend verklaren over de aard van de seksuele handelingen, over de vraag van wie het initiatief is uitgegaan tot het verrichten hiervan, of al dan niet sprake was van vrijwilligheid en over de vraag van wie het initiatief is uitgegaan om met de ander mee te lopen en uiteindelijk de bosjes in te gaan.
Uit artikel 342 lid 2 Sv volgt dat het bewijs dat de verdachte het strafbare feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend mag worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Dit betekent dat voor een bewezenverklaring bewijsmateriaal aanwezig moet zijn dat voldoende steun biedt aan de belastende getuigenverklaring. Alvorens de rechtbank echter kan toekomen aan de beantwoording van deze vraag, dient de rechtbank te beoordelen of de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar is. De rechtbank overweegt hiertoe dat de verklaringen van [slachtoffer] op onderdelen consistent zijn en authentiek overkomen, maar dat haar verklaringen ook verschillende inconsistenties bevatten alsmede enkele tegenstrijdigheden ten opzichte van overige informatie in het dossier. Zo heeft [slachtoffer] in haar studioverhoren verklaard dat zij alle seksuele handelingen tegen haar wil heeft ondergaan, terwijl uit het proces-verbaal van bevindingen op pagina 15 van het dossier blijkt dat [slachtoffer] op 24 januari 2022, een dag na het incident, telefonisch heeft verklaard dat zij op het moment dat verdachte een hand in haar broek deed, dacht “dat wil ik wel”. De rechtbank overweegt verder dat uit de verklaringen van [slachtoffer] niet eenduidig blijkt dat het initiatief om met verdachte mee te lopen volledig bij hem lag, nu uit haar verklaringen ook volgt dat zij op bepaalde momenten voorop liep. Voorts constateert de rechtbank dat [slachtoffer] heeft verklaard dat zij het verhaal in eerste instantie wat groter heeft gemaakt dan het was en halve waarheden is gaan vertellen. Daarnaast constateert de rechtbank dat uit het verhoor van [naam 2] bij de rechter-commissaris volgt dat [slachtoffer] haar vader heeft verteld dat ze tijdens de seks op haar buik lag en dat verdachte haar achterlangs heeft gepenetreerd, terwijl [slachtoffer] in haar studioverhoren juist heeft verklaard dat zij op haar rug lag toen ze seks had met verdachte. De rechtbank heeft gelet op de beperkingen van [slachtoffer] begrip voor de soms onsamenhangende wijze waarop zij heeft verklaard, maar tegelijkertijd is de rechtbank op basis van de geconstateerde inconsistenties en tegenstrijdigheden van oordeel dat met grote behoedzaamheid dient te worden omgegaan met haar verklaringen. Dit geldt met name ten aanzien van de vraag welke handelingen al dan niet hebben plaatsgevonden en op welke wijze het contact tussen [slachtoffer] en verdachte is verlopen.
De rechtbank is van oordeel dat ook de verklaring van verdachte de nodige vragen oproept en onwaarschijnlijkheden in zich draagt. Zowel bij de politie als ter terechtzitting heeft verdachte het initiatief geheel bij [slachtoffer] gelegd en stelt hij verstijfd te zijn geweest toen [slachtoffer] zijn rits openmaakte. De rechtbank acht dat opmerkelijk, gelet op het feit dat [slachtoffer] een minderjarig meisje is en verdachte een volwassen man betreft van destijds 67. Ook heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank geen duidelijke uitleg verschaft over de vraag waarom hij [slachtoffer] 20 euro heeft gegeven. De rechtbank overweegt tot slot dat het gegeven dat verdachte op 27 januari 2022 – conform de afspraak die hij op 23 januari 2022 met [slachtoffer] had gemaakt – wederom naar de Aldi is gegaan, niet strookt met zijn verklaring dat hij op 23 januari 2022 in shock was toen [slachtoffer] hem begon af te trekken. Verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij opnieuw naar de Aldi is gegaan om tegen [slachtoffer] te zeggen dat er niet nog een keer iets zou gebeuren, maar aan die verklaring hecht de rechtbank geen geloof.
Op grond van al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld wat zich op 23 januari 2022 tussen [slachtoffer] en verdachte heeft afgespeeld. De verklaringen van [slachtoffer] en verdachte staan op essentiële onderdelen lijnrecht tegenover elkaar en daarbij geldt dat de beide verklaringen de nodige vragen oproepen. Er zijn geen directe getuigen en daarnaast ontbreekt ander solide bewijs dat betrekking heeft op de ten laste gelegde gebeurtenissen. Weliswaar is sperma van verdachte op de onderbroek van [slachtoffer] aangetroffen, maar dit spoor kan naar het oordeel van de rechtbank passen bij zowel de verklaring van [slachtoffer] als die van verdachte. De verklaring van [naam 2] is ‘de auditu’, dat wil zeggen van horen zeggen en is afkomstig uit dezelfde bron, te weten [slachtoffer]. De verklaring van de tante van [slachtoffer], [naam 1], zegt weliswaar iets over de gemoedstoestand van [slachtoffer] vlak na de vermeende seksuele handelingen, maar draagt in het licht van al het voorgaande onvoldoende bij aan de beantwoording van de vraag wat zich exact heeft afgespeeld op 23 januari 2022. De feiten en omstandigheden die – zoals hiervoor uiteen gezet – niet ter discussie staan kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet leiden tot bewezenverklaring van één van de ten laste gelegde varianten, waardoor verdachte integraal zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.