ECLI:NL:RBNNE:2022:2890

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 augustus 2022
Publicatiedatum
12 augustus 2022
Zaaknummer
18/096140-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot moord en diefstal met een schuldigverklaring zonder straf

Op 12 augustus 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot moord en diefstal. De rechtbank oordeelde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de beschuldiging van steken, maar dat er wel sprake was van zwaaiende bewegingen met een mes, wat leidde tot snijletsel bij de aangever. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich had verdedigd tegen een aanval van de aangever en sprak hem vrij van de poging tot moord.

Wat betreft de diefstal van de telefoon van de aangever, oordeelde de rechtbank dat de verdachte deze telefoon had weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte dat hij de telefoon had gepakt om zijn moeder te bellen niet geloofwaardig, omdat hij de telefoon had achtergelaten nadat hij erachter kwam dat hij deze niet kon gebruiken vanwege een pincode. De rechtbank verklaarde feit 2 bewezen, maar legde geen straf op, gezien de omstandigheden van de zaak en het feit dat de verdachte al lange tijd in voorlopige hechtenis zat.

De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 219,- voor materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte ook vrijgesproken van de overige tenlastegelegde feiten en heeft het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven, met onmiddellijke invrijheidstelling van de verdachte.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
Parketnummer 18/096140-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 12 augustus 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] , zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande, thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 augustus 2022. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. van Diest, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S. Broekstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
Primairhij op of omstreeks 15 april 2022 te Meppel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen die [slachtoffer] met een mes in zijn gezicht en/of in zijn hoofd, althans in zijn lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiairhij op of omstreeks 15 april 2022 te Meppel aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten aangezichtsletsel (zichtbaar litteken), heeft toegebracht door meermalen die [slachtoffer] met een mes in zijn gezicht en/of in zijn hoofd, althans in zijn lichaam te steken;
Meer subsidiairhij op of omstreeks 15 april 2022 te Meppel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meermalen die [slachtoffer] met een mes in zijn gezicht en/of in zijn hoofd, althans in zijn lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2
hij op of omstreeks 15 april 2022 te Meppel een telefoon (Samsung A50) met telefoonhoesje inclusief bankpassen en/of zorgpas, verblijfsdocument IND en heftruck certificaat, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Standpunten omtrent het bewijs en de op te leggen straf

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1 primair en feit 2 tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en bijzondere voorwaarden, te weten: meldplicht, middelencontrole en een contactverbod met aangever. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd, ook ter terechtzitting, waarin hij aangeeft dat hij degene was met een mes en dat hij met dat mes heeft gezwaaid. Daarnaast is er een aangifte, een getuigenverklaring en de 112-melding. Daarmee kan feit 1 primair wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. De verklaring van verdachte dat er sprake is geweest van een noodweersituatie acht de officier van justitie niet geloofwaardig gelet op het procesdossier.
Tot slot is er voldoende bewijs dat verdachte de telefoon heeft weggenomen. Feit 2 kan dus ook wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat ten aanzien van feit 1 primair en subsidiair ontslag van alle rechtsvervolging moet volgen en dat ten aanzien van feit 1 meer subsidiair en feit 2 vrijspraak moet volgen. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte lag te slapen toen twee mannen, [slachtoffer] en [naam 1] , naar zijn kamer kwamen en hem aanvielen waarbij zij hem hebben geslagen. Verdachte heeft zich enkel verdedigd tegen deze aanval. De verklaring van verdachte wordt ondersteund door het proces-verbaal van het forensisch onderzoek. Verdachte heeft verklaard dat er sprake was van een ruzie die het gevolg was van een discussie over het gebruik, door verdachte, van een trainingspak van aangever. Ook aangever heeft in die zin verklaard over (de aanleiding tot) de ruzie. Bovendien heeft de verbalisant blijkens een door hem opgemaakt proces-verbaal opgemerkt dat de kast die in de (slaap)kamer van verdachte stond, horizontaal voor de slaapkamerdeur van verdachte lag, precies zoals verdachte heeft verklaard. Er is sprake geweest van een noodzakelijke verdediging van verdachte’s eigen lijf. Doordat verdachte aangevallen werd, viel hij achterover in zijn kamer. Hij werd vervolgens geslagen door twee personen. Verdachte heeft bestek (een mes) dat in zijn kamer voorhanden was, gepakt om zich te verdedigen. De getuigenverklaring van [naam 1] , te weten dat hij verdachte niet heeft gezien, dat hij niet bij het geweldsincident, in de kamer van verdachte, tussen verdachte en [slachtoffer] aanwezig was en dat
hij verdachte zelfs niet kent, is leugenachtig. Mocht verdachte in zijn verdediging te ver zijn doorgeslagen door het gebruik van een mes, dan is dat het gevolg geweest van de hevige gemoedstoestand die is veroorzaakt door de ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding en is er sprake geweest van noodweerexces.
Ten aanzien van feit 2 geldt dat verdachte niet het oogmerk had om zich de telefoon wederrechtelijk toe te eigenen, zodat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken.

Oordeel van de rechtbank omtrent het bewijs

Vrijspraak feit 1
De rechtbank acht feit 1 primair, subsidiair en meer subsidiair niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
De rechtbank stelt vast dat er op 14 april 2022 een conflict was tussen verdachte en aangever [slachtoffer] over een trainingspak. Verdachte en aangever troffen elkaar in de middag in Zwolle waar het tot een handgemeen kwam. Aangever was daarbij in het gezelschap van getuige [naam 1]
1. Vervolgens zijn zij uit elkaar gegaan. Verdachte is laat in de avond teruggegaan naar de woning aan de [straatnaam] in Meppel, in welke woning hij een kamer huurde
2. Ook aangever huurde een kamer in die woning.
Toen verdachte thuiskwam, bleek dat aangever al eerder was thuisgekomen en lag te slapen in diens kamer
3. [naam 1] bleek met aangever mee naar Meppel te zijn gereisd en in de woning aanwezig te zijn
4. Verdachte verbaasde zich daarover omdat [naam 1] niet eerder in de woning in Meppel aanwezig was geweest. Verdachte is rond 02:00 uur (15 april 2022) naar bed gegaan
5. Gelet op de agressieve houding en gedragingen van aangever in de richting van verdachte een halve dag eerder in Zwolle en voorts gelet op de aanwezigheid van [naam 1] in de woning, maakte verdachte zich zorgen over zijn veiligheid
6. Omdat de slaapkamerdeur van verdachte niet op slot kon, heeft verdachte de toegang tot zijn kamer geblokkeerd door, in zijn kamer, een kast horizontaal voor de deur te schuiven
7. Na een aantal uren werd verdachte wakker van geklop en geschop tegen de deur van zijn kamer
8. Getuige [naam 2] , die ook in de woning verbleef, werd wakker van een hard geluid en van geschreeuw van aangever en [naam 1]
9. Verdachte heeft de deur van zijn kamer geopend, zag vervolgens aangever en -achter aangever- [naam 1] staan en kreeg direct een vuistslag in zijn gezicht waardoor hij achterover zijn slaapkamer in viel. Meteen daarna kreeg verdachte méér klappen. Verdachte was letterlijk in zijn eigen kamer door aangever en [naam 1] in het nauw gedreven
10en pakte ter verdediging een voorwerp dat zich binnen handbereik bevond, te weten een bestekmes, waarmee hij vervolgens wild in het rond heeft gezwaaid in een poging om aangever van zich af te houden. Bij deze zwaaiende bewegingen raakte verdachte aangever in het gezicht waarna de aanval op verdachte is gestopt
11.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is geweest van steken dan wel het maken van stekende bewegingen door verdachte, maar van zwaaiende bewegingen met een mes waardoor bij aangever snijletsel is ontstaan. De rechtbank heeft hierbij betrokken dat het letsel dat bij aangever is geconstateerd, blijkens het Forensisch Geneeskundig Letselverslag van de GGD, zonder uitzondering is aangemerkt als (oppervlakkige) snijwonden
12. De aard van het letsel bevestigt de consequente verklaring van verdachte dat hij heeft gezwaaid met een mes om zichzelf te verdedigen. De verklaring van aangever dat verdachte hem met een mes heeft aangevallen en in zijn gezicht heeft gestoken, wordt door geen enkel bewijsmiddel ondersteund. In de tenlastelegging is de aan verdachte verweten geweldshandeling beperkt tot enkel steken. Naar het oordeel van de rechtbank is steken een wezenlijk andere feitelijke gedraging dan snijden. Steken zoals opgenomen in de tenlastelegging impliceert een opzettelijke, (veelal) naar voren gerichte beweging met de punt van een scherp voorwerp in de richting van een ander persoon, terwijl snijden ziet op willekeurige horizontale en/of verticale zwaaibewegingen. De rechtbank acht het het meest aannemelijk dat het bij aangever geconstateerde letsel afweerletsel betreft dat is ontstaan tijdens de verdediging door verdachte tegen de onmiddellijke aanval van aangever. Om die reden is er naar het oordeel van de rechtbank geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden om tot een bewezenverklaring te komen van het primaire, subsidiaire dan wel meer subsidiaire onder feit 1 ten laste gelegde. Dit betekent dat de rechtbank verdachte hiervan integraal zal vrijspreken.
De rechtbank merkt op, ten overvloede, dat uitgaande van voornoemde feitelijke vaststelling van de gebeurtenissen, zich in het dossier (sterke) aanwijzingen bevinden dat sprake is geweest van een noodweersituatie zoals door verdachte gesteld. Gelet op de integrale vrijspraak van feit 1 komt de rechtbank aan die beoordeling evenwel niet toe.
Feit 2
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter terechtzitting van 4 augustus 2022 afgelegde verklaring, voor zoverinhoudend:
Aangever had mijn telefoon afgepakt. Ik heb toen de telefoon van aangever gepakt omdat ik mijn moeder wilde bellen om haar te vertellen wat er was gebeurd. Dat lukte niet want er zat een pincode op die telefoon en toen heb ik die telefoon ergens in het centrum neergelegd.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 april 2022,opgenomen op pagina 11 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2022093271 d.d. 29 mei 2022, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
[verdachte] [de rechtbank begrijpt: [verdachte] ] heeft mijn telefoon afgepakt. Dit was een Samsung A50, de voorkant is zwart, de achterkant is grijs. De telefoon zat in een zwart leren hoesje. In het hoesje bewaar ik mijn bankpas van de ABN-AMRO en Rabobank, zorgpas van het Zilverenkruis, heftruck certificaat en mijn verblijfsdocument van de IND.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 april 2022,opgenomen op pagina 56 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 15 april 2022 tijdens het eerste verhoor, gaf verdachte [verdachte] aan dat hij de telefoon van
[slachtoffer] vannacht/vanmorgen in het centrum van Meppel had neergelegd bij wat stenen bij werkzaamheden. Dit zou dicht bij de Bruna zijn.
Op 15 april 2022 om 18.31 uur hebben we collega's gevraagd of zij in het centrum van Meppel wilden kijken naar de telefoon. Later belde een collega terug. Hij gaf aan dat er geen werkzaamheden waren nabij de Bruna, wel nabij de Kanselier. Zowel bij de Bruna als bij de Kanselier hebben collega's gekeken, maar geen telefoon aangetroffen.
Met betrekking tot het hierboven weergegeven standpunt van de officier van justitie en dat van de verdediging ten aanzien van feit 2 overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de bovengenoemde bewijsmiddelen volgt dat verdachte de telefoon van aangever heeft weggenomen, volgens zijn verklaring om zijn moeder te kunnen bellen. Verdachte heeft daarover verklaard dat hij dat heeft gedaan omdat aangever daarvóór zijn (verdachte’s) telefoon had afgepakt. Verdachte heeft verder verklaard dat, nadat hem was gebleken dat hij niet met de telefoon van aangever kon bellen omdat er een pincode op zat, hij die telefoon ergens in Meppel heeft achtergelaten. Verdachte heeft aldus zonder daartoe gerechtigd te zijn als heer en meester over de telefoon van aangever beschikt. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee sprake van het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. De omstandigheid dat verdachte zich, volgens zijn verklaring, (zeer) korte tijd na de wegnemingshandeling, van de telefoon heeft ontdaan, doet daar niets aan af.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 15 april 2022 te Meppel een telefoon (Samsung A50) met telefoonhoesje inclusief bankpassen en zorgpas, verblijfsdocument IND en heftruck certificaat, die geheel aan [slachtoffer] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

2. diefstal.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Oordeel van de rechtbank omtrent de op te leggen straf

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsadvies van 18 juli 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van de telefoon van aangever.
De rechtbank rekent dit verdachte aan. De omstandigheid dat, zoals verdachte heeft verklaard, [slachtoffer] eerst zijn (verdachte’s) telefoon had afgepakt waardoor verdachte zijn moeder niet kon bellen - wat van die verklaring ook zij -, rechtvaardigt op geen enkele manier de handelwijze van verdachte waarbij de telefoon van [slachtoffer] , met daarbij bankpassen en andere persoonlijke zaken, is meegenomen.
Voorts stelt de rechtbank vast dat verdachte al lange tijd in voorlopige hechtenis verblijft voor een verdenking ter zake van een geweldsdelict (feit 1) waarvan de rechtbank, zoals hiervoor is overwogen, verdachte zal vrijspreken. Gelet daarop en mede gelet op de omstandigheid dat verdachte niet eerder in aanraking is geweest met politie en justitie, is naar het oordeel van de rechtbank in dit geval een schuldigverklaring zonder oplegging van een straf of maatregel passend en geboden.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 824,- ter vergoeding van materiële schade en € 7.500,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard gelet op de door hem bepleite vrijspraak dan wel ontslag van alle rechtsvervolging.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht feit 1, waaruit een deel van de materiële schade en de (gehele) immateriële schade zou zijn ontstaan, niet bewezen. De benadeelde partij zal daarom in dat deel van de vordering nietontvankelijk worden verklaard.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 2 bewezen verklaarde. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade op € 219,- (€ 150,- voor de telefoon en € 69,voor het verblijfsdocument van de IND). De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van materiële schade tot dit bedrag toewijzen en voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 primair, subsidiair en meer subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder feit 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat ten aanzien van het onder feit 2 bewezenverklaarde feit geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Beveelt de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte.
Vordering benadeelde partij
Nu de rechtbank verdachte heeft vrijgesproken van feit 1 (primair, subsidiair en meer subsidiair) verklaart de rechtbank de vordering voor zover deze betrekking heeft op feit 1, niet-ontvankelijk.
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij voor zover deze betrekking heeft op feit 2 toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer]te betalen:
  • het bedrag van € 219,
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 april 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van € 219,- (zegge: tweehonderdennegentien euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 april 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 4 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Sieders, voorzitter, mr. R. Depping en mr. D.P. Menting, rechters, bijgestaan door mr. H.A. Vonk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 augustus 2022.
Mr. D.P. Menting en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
RC-verhoor d.d. 29 juli 2022 (RC-nr 22/5056) getuige [slachtoffer] pag. 2
Verklaring verdachte; proces-verbaalnr 2022093271 (hierna: proces-verbaal), pag. 136
Idem pag. 137
Verklaring getuige [naam 1] ; proces-verbaal pag. 100
Verklaring verdachte; proces-verbaal pag. 138
Verklaring verdachte ter terechtzitting
Verklaring verdachte; proces-verbaal pag. 130 en 138 en RC-verhoor d.d. 29 juli 2022 (RC-nr 22/5056) getuige [slachtoffer] pag. 4
Verklaring verdachte; proces-verbaal pag. 138 en RC-verhoor d.d. 29 juli 2022 (RC-nr 22/5056) getuige [slachtoffer] pag. 3 en 4
Verklaring getuige [naam 2] ; proces-verbaal pag. 110
RC-verhoor d.d. 29 juli 2022 (RC-nr 22/5056) getuige [slachtoffer] pag. 3 en verklaring verdachte ter terechtzitting
Verklaring verdachte ter terechtzitting
Opgenomen in proces-verbaal pag. 43 - 53