Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van de bewijsmiddelen in het dossier bewezenverklaring gevorderd voor het onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat op 19 december 2019 in de hennepkwekerij in totaal 1065 gram aan henneptoppen zijn aangetroffen. De Whatsappgesprekken tussen verdachte en zijn zoon, medeverdachte [medeverdachte] , gaan over de oogst, waarbij medeverdachte [medeverdachte] in één van de chats aan zijn vader zegt dat hij wat geoogst heeft. Deze chatgesprekken vinden een dag voordat de politie de geoogste hennep aantreft plaats. Gelet op het voorgaande kan bewezen worden dat verdachte en zijn medeverdachte tezamen en in vereniging de hennep aanwezig hebben gehad.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2 primair en 3 ten laste gelegde nu er zich hiervoor onvoldoende bewijsmiddelen in het dossier bevinden. Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat, hoewel verdachte op de hoogte was van de hennepkwekerij in zijn garage, het niet verdachte, maar zijn neef en tevens getuige [getuige] is geweest die zich bezighield met het telen/bereiden/bewerken/verwerken van de hennep. De raadsman heeft daarbij aangevoerd dat de getuigenverklaring van [getuige] volstrekt onbetrouwbaar is en om die reden niet als bewijsmiddel kan dienen. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat deze getuige onder andere heeft verklaard dat verdachte zijn dochter en zijn vrouw geholpen zouden hebben bij het toppen van de hennepplanten; terwijl zij dit zelf stellig hebben ontkend. Bovendien hebben zij verklaard niet eens op de hoogte te zijn geweest van het bestaan van de hennepkwekerij. Op voornoemde punten wordt de getuigenverklaring van [getuige] derhalve stellig tegengesproken. Daarbij komt nog dat de zaken tegen verdachtes dochter en vrouw zijn geseponeerd. Verder heeft de raadsman aangevoerd dat de Whatsappgesprekken tussen verdachte en zijn zoon [medeverdachte] , aangetroffen in verdachtes telefoon, mogelijk “verdachte” bewoordingen bevatten, maar dat deze berichten op zichzelf staand niet direct wijzen op de aanwezigheid van een hennepkwekerij. Verdachte heeft enkel gedoogd dat getuige [getuige] de garage van verdachte gebruikte voor de hennepkwekerij omdat verdachte levensbedreigingen van hem ontving. Verdachte heeft voor dit beschikbaar stellen geld ontvangen en voor het overige heeft hij niks met de hennepkwekerij te maken gehad.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat het opmerkelijk is dat voor de diefstal van elektriciteit ten behoeve van een hennepkwekerij een aanzienlijk langere periode ten laste wordt gelegd dan het daadwerkelijke exploiteren van de hennepkwekerij. Hoewel voorts uit de foto’s die zich in het dossier bevinden blijkt dat zich ook al in die periode een voedingskabel in de hennepkwekerij bevond, kan daarmee niet worden bewezen dat er in die periode met die voedingskabel ook daadwerkelijk illegaal elektriciteit is afgenomen. Verdachte ontkent dat hij betrokken is geweest bij het aftappen van elektriciteit en stelt dat hij zelfs niet eens zeker wist dat de benodigde elektriciteit illegaal werd afgenomen; hij heeft daarover aangegeven dat de elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij in 2018 is aangelegd door een vriend van getuige [getuige] . De raadsman heeft voorts aangevoerd dat het hogere elektriciteitsverbruik verklaard kan worden door de aanwezigheid van een 12-persoons jacuzzi en sauna. Daarbij komt dat de aangetroffen stofvorming en de aangetroffen 'oude' materialen geen bewijs opleveren van illegale stroomafname in de ten laste gelegde periode, nu het goed denkbaar is dat de vriend van getuige [getuige] materiaal afkomstig uit een eerdere kwekerij heeft gebruikt voor de aanleg van de kwekerij in de garage van verdachte. Gelet op het voorgaande kan niet bewezen worden dat verdachte de elektriciteit heeft weggenomen, nu hij, gelet op het feit dat hij geen actieve rol had bij de hennepkwekerij, zich niet de feitelijke heerschappij over de elektriciteit heeft verschaft.
Ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman niets aangevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Bewezenverklaring onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde
De rechtbank acht op basis van de hieronder weergegeven bewijsmiddelen het bezit van de onder 1 ten laste gelegde hoeveelheid hennep wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie, niet bewezen dat verdachte dit feit tezamen en in vereniging met zijn zoon, medeverdachte [medeverdachte] heeft gepleegd, nu niet bewezen kan worden dat zijn medeverdachte enige macht, heerschappij of zeggenschap over de hennep heeft uitgeoefend, dan wel gehad. Het voorgaande brengt met zich mee dat rechtbank niet bewezen acht dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde in vereniging heeft gepleegd, zodat verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging wordt vrijgesproken.
Ten aanzien van het overige onder 2 primair ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt. Uit de hieronder weergegeven bewijsmiddelen blijkt dat er op 19 december 2019 in de garage van de woning van verdachte aan de [straatnaam] te Marum een in werking zijnde hennepkwekerij is aangetroffen. Verdachte heeft over de hennepkwekerij verklaard dat hij de garage sinds december 2018 verhuurd heeft aan zijn neef [getuige] , en dat verdachte er zelf feitelijk amper betrokkenheid bij heeft gehad. De hennepkwekerij was volgens verdachte eigendom van [getuige] .
[getuige] verklaart daarentegen dat zijn oom en tante al sinds 2010 een kwekerij in de garage hebben, die heeft hij destijds gezien, en dat hij in het najaar van 2018 door verdachte was benaderd voor advies om de tegenvallende oogsten te verbeteren en zodoende de opbrengst te verhogen. Op een gegeven moment zijn [getuige] en verdachte gebrouilleerd geraakt en verbrak [getuige] het zakelijke contact.
De thans voorliggende vraag is of verdachte betrokkenheid heeft gehad bij het exploiteren van de hennepkwekerij. Naar het oordeel van de rechtbank is het antwoord op die vraag bevestigend. Daarbij is de verklaring van [getuige] van doorslaggevende betekenis. De rechtbank acht deze verklaring betrouwbaar gelet op de gedetailleerdheid van de verklaring, het feit dat [getuige] consistent heeft verklaard en het feit dat hij met deze verklaring ook zichzelf belast nu hij een zekere betrokkenheid bij de activiteiten van verdachte heeft erkend. Voorts wordt deze verklaring op meerdere concrete onderdelen ondersteund door de verklaring van getuige [naam 1] ; ook zij verklaart dat verdachte en zijn vrouw in het najaar van 2018 contact hebben gezocht met [getuige] voor advies om de oogsten te verbeteren.
Voorts heeft [getuige] verklaard dat in de woning al veel langer (sinds 2010) hennep werd geteeld. Dit deel van zijn verklaring wordt ondersteund door objectieve onderzoeksbevindingen, namelijk het feit dat op foto’s van de meterkast te zien is dat er, in ieder geval al vanaf april 2016, een voedingskabel voor de aansluiting voor de elektriciteit voor de hennepkwekerij aanwezig is. Het voorgaande strookt niet met de verklaring van verdachte dat de hennepkwekerij pas is opgezet in of kort na december 2018, toen verdachte naar eigen zeggen de garage bij zijn woning aan [getuige] heeft verhuurd.
[getuige] ’s verklaring wordt bovendien ondersteund door de resultaten van de historische verkeersgegevens van de telefoon van verdachte. Uit deze gegevens blijkt allereerst dat er een Whatsappbericht van mei 2019 is waarin getuige [getuige] op zakelijk gebied afscheid neemt van verdachte, over welk afscheid getuige [getuige] in zijn getuigenverklaring ook heeft verklaard. Het staat daarbij ook vast dat er na dit bericht nog altijd een volop draaiende kwekerij in de garage bestond, hetgeen de verklaring van verdachte tegenspreekt. Voorts blijkt er uit de historische verkeersgegevens dat verdachte met medeverdachte [medeverdachte] communiceert, welke chatgesprekken erop wijzen dat verdachte en zijn zoon zich met de verzorging en het oogsten van de hennepplanten bezig houden, hetgeen strookt met het feit dat [getuige] verklaart dat zoon [medeverdachte] ook betrokken was bij de hennepkwekerij.
Dat, zoals door de verdediging is aangevoerd, verdachte zijn garage ter beschikking heeft gesteld, waarbij hij weliswaar wetenschap had van de aanwezigheid van de hennepkwekerij, maar voor het overige niet bij de teelt betrokken is geweest, acht de rechtbank, gelet op hetgeen in het voorgaande uiteen is gezet, onaannemelijk. Uit de bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat het verdachte en niet zijn neef [getuige] is geweest die de hennepkwekerij heeft opgezet en geëxploiteerd.
Naar het oordeel van de rechtbank kan bewezen worden dat medeverdachte [medeverdachte] in de hennepkwekerij hennepplanten geknipt heeft. Knippen van hennepplanten is een handeling die doorgaans met medeplichtigheid in verband wordt gebracht. Nu niet is gebleken dat [medeverdachte] meer en andere werkzaamheden heeft verricht, is diens betrokkenheid naar het oordeel van de rechtbank van onvoldoende gewicht om van een nauwe en bewuste samenwerking te kunnen spreken. Het appberichtje van [medeverdachte] aan verdachte waaruit in de interpretatie van de rechtbank zijn interesse blijkt voor onder meer de temperatuur in de kwekerij maakt dat niet anders. Het voorgaande brengt de rechtbank, anders dan de officier van justitie, tot het oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] hennep heeft geteeld.
De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het medeplegen en acht het onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, in die zin dat verdachte zich in de ten laste gelegde periode als pleger heeft schuldig gemaakt aan het telen, bereiden, bewerken en/of verwerken van hennep.
Ten aanzien van de onder 3 ten laste gelegde diefstal van elektriciteit oordeelt de rechtbank als volgt. Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen met betrekking tot de in april 2016 al aanwezige voedingskabel, staat vast dat er een elektriciteitskabel is aangelegd naar de garage, waarmee apparatuur in de garage van elektriciteit kon worden voorzien. Om deze aftakking te kunnen realiseren is het noodzakelijk geweest dat het door [benadeelde partij] verzegelde deksel van de hoofdaansluitkast gedemonteerd is of is geweest. Voorgaand gegeven, het feit dat de meterkast zich in de woning van verdachte bevond en de verklaring van [getuige] , inhoudende dat er al jaren hennep werd geteeld, maakt dat naar het oordeel van de rechtbank voldoende vast dat het ook verdachte is geweest die zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van elektriciteit. Het voorgaande betekent dat ook de onder 3 ten laste gelegde diefstal in de gehele ten laste gelegde periode bewezen kan worden.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde:
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.