ECLI:NL:RBNNE:2022:2948

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 augustus 2022
Publicatiedatum
18 augustus 2022
Zaaknummer
18/107272-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van elektriciteit en hennepteelt in Marum

Op 18 augustus 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal van elektriciteit en het telen van hennep. De verdachte, geboren in 1964 en woonachtig in Marum, was niet verschenen tijdens de zitting, maar werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. W.G. ten Have. Het Openbaar Ministerie was vertegenwoordigd door mr. I. Kluiter. De tenlastelegging omvatte onder andere het wegnemen van elektriciteit van een benadeelde partij en het telen van hennepplanten in de periode van 1 mei 2016 tot en met 19 december 2019. Tijdens de zitting op 4 augustus 2022 werd vastgesteld dat er in de garage van de verdachte een hennepkwekerij was aangetroffen met 145 hennepplanten en 1065 gram reeds geteelde hennep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van het medeplegen van de hennepteelt samen met zijn zoon, wat niet bewezen kon worden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het medeplegen, maar achtte de hennepteelt en de diefstal van elektriciteit wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, waarvan 75 uren voorwaardelijk, en de rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak. De benadeelde partij, [benadeelde partij], had een vordering tot schadevergoeding ingediend, die gedeeltelijk werd toegewezen, met een totaalbedrag van €3140,87, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18/107272-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 18 augustus 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 augustus 2022.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. W.G. ten Have, advocaat te Winschoten, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot het voeren van het woord ter verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. I. Kluiter.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 december 2019 te Marum, gemeente Westerkwartier tezamen en invereniging met anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1065 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
hij in of omstreeks 1 december 2018 tot en met 19 december 2019 te Marum, gemeente
Westerkwartier tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[getuige] , althans een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 1 december 2018 tot en met 19 december 2019 te Marum, gemeente Westerkwartier met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks 1 december 2018 tot en met 19 december 2019 te Marum, gemeente Westerkwartier, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan voornoemd persoon en/of die onbekend gebleven persoon/personen de garage van de woning aan de [straatnaam] voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
3. hij in of omstreeks 1 mei 2016 tot en met 19 december 2019 te Marum, gemeente Westerkwartiertezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, elektriciteit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van de bewijsmiddelen in het dossier bewezenverklaring gevorderd voor het onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat op 19 december 2019 in de hennepkwekerij in totaal 1065 gram aan henneptoppen zijn aangetroffen. De Whatsappgesprekken tussen verdachte en zijn zoon, medeverdachte [medeverdachte] , gaan over de oogst, waarbij medeverdachte [medeverdachte] in één van de chats aan zijn vader zegt dat hij wat geoogst heeft. Deze chatgesprekken vinden een dag voordat de politie de geoogste hennep aantreft plaats. Gelet op het voorgaande kan bewezen worden dat verdachte en zijn medeverdachte tezamen en in vereniging de hennep aanwezig hebben gehad.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2 primair en 3 ten laste gelegde nu er zich hiervoor onvoldoende bewijsmiddelen in het dossier bevinden. Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat, hoewel verdachte op de hoogte was van de hennepkwekerij in zijn garage, het niet verdachte, maar zijn neef en tevens getuige [getuige] is geweest die zich bezighield met het telen/bereiden/bewerken/verwerken van de hennep. De raadsman heeft daarbij aangevoerd dat de getuigenverklaring van [getuige] volstrekt onbetrouwbaar is en om die reden niet als bewijsmiddel kan dienen. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat deze getuige onder andere heeft verklaard dat verdachte zijn dochter en zijn vrouw geholpen zouden hebben bij het toppen van de hennepplanten; terwijl zij dit zelf stellig hebben ontkend. Bovendien hebben zij verklaard niet eens op de hoogte te zijn geweest van het bestaan van de hennepkwekerij. Op voornoemde punten wordt de getuigenverklaring van [getuige] derhalve stellig tegengesproken. Daarbij komt nog dat de zaken tegen verdachtes dochter en vrouw zijn geseponeerd. Verder heeft de raadsman aangevoerd dat de Whatsappgesprekken tussen verdachte en zijn zoon [medeverdachte] , aangetroffen in verdachtes telefoon, mogelijk “verdachte” bewoordingen bevatten, maar dat deze berichten op zichzelf staand niet direct wijzen op de aanwezigheid van een hennepkwekerij. Verdachte heeft enkel gedoogd dat getuige [getuige] de garage van verdachte gebruikte voor de hennepkwekerij omdat verdachte levensbedreigingen van hem ontving. Verdachte heeft voor dit beschikbaar stellen geld ontvangen en voor het overige heeft hij niks met de hennepkwekerij te maken gehad.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat het opmerkelijk is dat voor de diefstal van elektriciteit ten behoeve van een hennepkwekerij een aanzienlijk langere periode ten laste wordt gelegd dan het daadwerkelijke exploiteren van de hennepkwekerij. Hoewel voorts uit de foto’s die zich in het dossier bevinden blijkt dat zich ook al in die periode een voedingskabel in de hennepkwekerij bevond, kan daarmee niet worden bewezen dat er in die periode met die voedingskabel ook daadwerkelijk illegaal elektriciteit is afgenomen. Verdachte ontkent dat hij betrokken is geweest bij het aftappen van elektriciteit en stelt dat hij zelfs niet eens zeker wist dat de benodigde elektriciteit illegaal werd afgenomen; hij heeft daarover aangegeven dat de elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij in 2018 is aangelegd door een vriend van getuige [getuige] . De raadsman heeft voorts aangevoerd dat het hogere elektriciteitsverbruik verklaard kan worden door de aanwezigheid van een 12-persoons jacuzzi en sauna. Daarbij komt dat de aangetroffen stofvorming en de aangetroffen 'oude' materialen geen bewijs opleveren van illegale stroomafname in de ten laste gelegde periode, nu het goed denkbaar is dat de vriend van getuige [getuige] materiaal afkomstig uit een eerdere kwekerij heeft gebruikt voor de aanleg van de kwekerij in de garage van verdachte. Gelet op het voorgaande kan niet bewezen worden dat verdachte de elektriciteit heeft weggenomen, nu hij, gelet op het feit dat hij geen actieve rol had bij de hennepkwekerij, zich niet de feitelijke heerschappij over de elektriciteit heeft verschaft.
Ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman niets aangevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Bewezenverklaring onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde
De rechtbank acht op basis van de hieronder weergegeven bewijsmiddelen het bezit van de onder 1 ten laste gelegde hoeveelheid hennep wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie, niet bewezen dat verdachte dit feit tezamen en in vereniging met zijn zoon, medeverdachte [medeverdachte] heeft gepleegd, nu niet bewezen kan worden dat zijn medeverdachte enige macht, heerschappij of zeggenschap over de hennep heeft uitgeoefend, dan wel gehad. Het voorgaande brengt met zich mee dat rechtbank niet bewezen acht dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde in vereniging heeft gepleegd, zodat verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging wordt vrijgesproken.
Ten aanzien van het overige onder 2 primair ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt. Uit de hieronder weergegeven bewijsmiddelen blijkt dat er op 19 december 2019 in de garage van de woning van verdachte aan de [straatnaam] te Marum een in werking zijnde hennepkwekerij is aangetroffen. Verdachte heeft over de hennepkwekerij verklaard dat hij de garage sinds december 2018 verhuurd heeft aan zijn neef [getuige] , en dat verdachte er zelf feitelijk amper betrokkenheid bij heeft gehad. De hennepkwekerij was volgens verdachte eigendom van [getuige] .
[getuige] verklaart daarentegen dat zijn oom en tante al sinds 2010 een kwekerij in de garage hebben, die heeft hij destijds gezien, en dat hij in het najaar van 2018 door verdachte was benaderd voor advies om de tegenvallende oogsten te verbeteren en zodoende de opbrengst te verhogen. Op een gegeven moment zijn [getuige] en verdachte gebrouilleerd geraakt en verbrak [getuige] het zakelijke contact.
De thans voorliggende vraag is of verdachte betrokkenheid heeft gehad bij het exploiteren van de hennepkwekerij. Naar het oordeel van de rechtbank is het antwoord op die vraag bevestigend. Daarbij is de verklaring van [getuige] van doorslaggevende betekenis. De rechtbank acht deze verklaring betrouwbaar gelet op de gedetailleerdheid van de verklaring, het feit dat [getuige] consistent heeft verklaard en het feit dat hij met deze verklaring ook zichzelf belast nu hij een zekere betrokkenheid bij de activiteiten van verdachte heeft erkend. Voorts wordt deze verklaring op meerdere concrete onderdelen ondersteund door de verklaring van getuige [naam 1] ; ook zij verklaart dat verdachte en zijn vrouw in het najaar van 2018 contact hebben gezocht met [getuige] voor advies om de oogsten te verbeteren.
Voorts heeft [getuige] verklaard dat in de woning al veel langer (sinds 2010) hennep werd geteeld. Dit deel van zijn verklaring wordt ondersteund door objectieve onderzoeksbevindingen, namelijk het feit dat op foto’s van de meterkast te zien is dat er, in ieder geval al vanaf april 2016, een voedingskabel voor de aansluiting voor de elektriciteit voor de hennepkwekerij aanwezig is. Het voorgaande strookt niet met de verklaring van verdachte dat de hennepkwekerij pas is opgezet in of kort na december 2018, toen verdachte naar eigen zeggen de garage bij zijn woning aan [getuige] heeft verhuurd.
[getuige] ’s verklaring wordt bovendien ondersteund door de resultaten van de historische verkeersgegevens van de telefoon van verdachte. Uit deze gegevens blijkt allereerst dat er een Whatsappbericht van mei 2019 is waarin getuige [getuige] op zakelijk gebied afscheid neemt van verdachte, over welk afscheid getuige [getuige] in zijn getuigenverklaring ook heeft verklaard. Het staat daarbij ook vast dat er na dit bericht nog altijd een volop draaiende kwekerij in de garage bestond, hetgeen de verklaring van verdachte tegenspreekt. Voorts blijkt er uit de historische verkeersgegevens dat verdachte met medeverdachte [medeverdachte] communiceert, welke chatgesprekken erop wijzen dat verdachte en zijn zoon zich met de verzorging en het oogsten van de hennepplanten bezig houden, hetgeen strookt met het feit dat [getuige] verklaart dat zoon [medeverdachte] ook betrokken was bij de hennepkwekerij.
Dat, zoals door de verdediging is aangevoerd, verdachte zijn garage ter beschikking heeft gesteld, waarbij hij weliswaar wetenschap had van de aanwezigheid van de hennepkwekerij, maar voor het overige niet bij de teelt betrokken is geweest, acht de rechtbank, gelet op hetgeen in het voorgaande uiteen is gezet, onaannemelijk. Uit de bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat het verdachte en niet zijn neef [getuige] is geweest die de hennepkwekerij heeft opgezet en geëxploiteerd.
Naar het oordeel van de rechtbank kan bewezen worden dat medeverdachte [medeverdachte] in de hennepkwekerij hennepplanten geknipt heeft. Knippen van hennepplanten is een handeling die doorgaans met medeplichtigheid in verband wordt gebracht. Nu niet is gebleken dat [medeverdachte] meer en andere werkzaamheden heeft verricht, is diens betrokkenheid naar het oordeel van de rechtbank van onvoldoende gewicht om van een nauwe en bewuste samenwerking te kunnen spreken. Het appberichtje van [medeverdachte] aan verdachte waaruit in de interpretatie van de rechtbank zijn interesse blijkt voor onder meer de temperatuur in de kwekerij maakt dat niet anders. Het voorgaande brengt de rechtbank, anders dan de officier van justitie, tot het oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] hennep heeft geteeld.
De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het medeplegen en acht het onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, in die zin dat verdachte zich in de ten laste gelegde periode als pleger heeft schuldig gemaakt aan het telen, bereiden, bewerken en/of verwerken van hennep.
Ten aanzien van de onder 3 ten laste gelegde diefstal van elektriciteit oordeelt de rechtbank als volgt. Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen met betrekking tot de in april 2016 al aanwezige voedingskabel, staat vast dat er een elektriciteitskabel is aangelegd naar de garage, waarmee apparatuur in de garage van elektriciteit kon worden voorzien. Om deze aftakking te kunnen realiseren is het noodzakelijk geweest dat het door [benadeelde partij] verzegelde deksel van de hoofdaansluitkast gedemonteerd is of is geweest. Voorgaand gegeven, het feit dat de meterkast zich in de woning van verdachte bevond en de verklaring van [getuige] , inhoudende dat er al jaren hennep werd geteeld, maakt dat naar het oordeel van de rechtbank voldoende vast dat het ook verdachte is geweest die zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van elektriciteit. Het voorgaande betekent dat ook de onder 3 ten laste gelegde diefstal in de gehele ten laste gelegde periode bewezen kan worden.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde:
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

1. Een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, opgenomen op pagina

15 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020180647 d.d. 6 juli 2020, voor zover inhoudend:

Inbeslagneming
Plaats: [straatnaam] , [woonplaats] Datum: 1 december 2019
Beslagene 2
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedatum] 1964
Volgnummer 1
Goednummer: PL0100-2019288658-1220862
Categorie omschrijving: Bloem/plant/boom/struik
Object: Hennepplant (henneptoppen)
Aantal: 1 stuks
Totale hoeveelheid: 1,065 kg
Bijzonderheden: Toppen lagen te drogen in droognet in kwekerij

2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 10 januari 2020, opgenomen op pagina 278 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:

Adres [straatnaam] , [woonplaats] .
Omschrijving pand
Het bleek dat op genoemd adres een hennepkwekerij met planten aanwezig was. Het pand betreft een twee-onder-een-kapwoning met een garage die aan de woning geschakeld is.
Kweekruimte
Na het binnentreden zag ik het volgende: Via de achtertuin was via een achterdeur de garage te betreden. Na het binnentreden in de garage kwam je in een ruimte die als voorportaal diende. In deze ruimte stonden diverse goederen die gebruikt worden voor het kweken van hennep. De garage was door middel van een houten wand en schuifwand opgesplitst, namelijk in een voorportaal en een kweekruimte waar de hennepplanten en kweekapparatuur stonden. Door middel van een schuifdeur en zilverkleurige folie was de kweekruimte te benaderen. In totaal stonden er 145 hennepplanten. De gemiddelde hoogte van de planten was ongeveer 90 cm. Per m2 stonden er 15 planten. De plantenbakken waren gevuld met teelaarde met perlietkorrels. In totaal hingen er in de kweekruimte 12 assimilatielampen met armaturen en 12 transformatoren. In de kweekruimte bevonden zich 1 koolstoffilters. De luchtverversing en luchtafvoer werd geregeld door een aan- en afzuiginstallatie.
Vaststelling hennep
Ik, verbalisant, constateerde op grond van mijn kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat het hennepplanten waren.
Ik, verbalisant, constateerde, gezien de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur en vorm, en daarnaast de herkenbare geur, dat de aangetroffen planten hennepplanten betroffen.
Met hennep wordt bedoeld elk deel van de plant van het geslacht Cannabis (hennep), waaraan de hars niet is onttrokken, met uitzondering van de zaden.
De bovenstaande hennep is vermeld op lijst II behorende bij de Opiumwet en verboden in artikel 3 en strafbaar gesteld in artikel 11 van de Opiumwet.
3.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 19 december
2019, opgenomen op pagina 160 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [verdachte] :
V: Waar woon je?
A: Marum, aan de [straatnaam] .
V: De woning aan de [straatnaam] in Marum is dat een huur of een koopwoning?
A: Dit is een koopwoning.
V: Wie is eigenaar van deze woning?
A: Ik.
V: Wist u dat er een kwekerij in de garage zat?
A: Ja.
4.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 6 februari2020, opgenomen op pagina 198 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] :
Ze wilden dat ik hen hielp om hennep te kweken. Dat deden ze al 10 jaar. Dat was eind 2018, toen kreeg ik een appje van hun beiden, mijn oom [verdachte] en mijn tante [naam 2] . Met de vraag of ik even langs wilde komen. In ieder geval ik ga er op in en ik kwam eind 2018 daar bij hun thuis. Toen ik bij hun was zei oom [verdachte] tegen mij je weet wat wij hier hebben in de schuur. Hij vroeg wil je ons helpen met kweken want onze opbrengsten zijn niet zo goed. Nou ik zei ik wil je wel helpen want ik heb er wel verstand van. Ik heb hem geholpen met advies en met mijn kennis. Ik heb mijn oom en tante geholpen met 2 oogsten. Na 2 oogsten heb ik afscheid van ze genomen.
V: hoe heb je dan afscheid van ze genomen?
A: Ik heb ze een klein berichtje gestuurd. Mijn oom [verdachte] stuurde mij een berichtje dat ik hem gekwetst heb en daar heb ik op gereageerd dat ik hem een prima vent vond, maar dat ik hem verder niet wilde helpen.
V: Eind 2018 hebben ze jou gevraagd om hulp. Wanneer zijn jullie precies begonnen met telen?
A: November 2018 volgens mij eind november.
V: Hoe zag de garage er toen uit?
A: Ik wist dat het er zat. In 2010 ben ik een keertje in de kwekerij geweest. Toen had hij een opticlimate om hennep mee te kweken en die wilde hij mij laten zien. Verder was het hok hetzelfde als in 2018 toen ik voor de 2de keer daar binnen kwam. Je kunt alleen maar via de woning in de garage komen. Ik zei tegen hem hoe kan het dat jij niet zulke goede oogsten hebt gehad in het verleden. Nou, hij vertelde mij dat hij 2 planten in de pot deed. Want dan kwam er meer af ja. Ik vroeg hem hoe hij water gaf. Hij zei ik doe water in de ton en voeding er bij. Dan deed hij het eb en vloedsysteem. Ik zei hoe eb en vloed daar heb ik nog nooit van gehoord. Hij vertelde mij dat hij vervolgens de ton omgooide
V: Wanneer zijn jullie toen gaan kweken?
A: November 2018. De eerste oogst stonden er 160 hennepplanten in. Daar kwamen een kleine 4200 gram aan hennep vanaf. Dat is droog gewicht. Er is toen geoogst in februari 2019. Wij deden er 10 weken over. De tweede ronde zijn we eind februari 2019 begonnen met kweken. De tweede oogst stonden er 200 hennepplanten in. Daar kwam 5800 kilo droog gewicht. Eind april 2019 is er geoogst. Er werd gekweekt van uit stekjes. Die kon hij snel regelen via een contactje in Friesland. Hij werd helemaal gek van de hoge opbrengsten. Hij had nog nooit zulke hoge opbrengsten gehad. Normaal had hij om en na bij de 3 kilo per oogst. Dat knippen was een hele familie aangelegenheid. De knippers waren mijn oom [verdachte] , [naam 3] , de zus van tante [naam 2] . Verder hun kinderen [medeverdachte] en [naam 4] .
V: Waar werd er gedroogd?
A: Daar in dat hok. Daar werd geteeld, daar werd geknipt en daar werd gedroogd. Ten minste zo ging het bij de beide oogsten waar ik mee te maken had.
V: Even voor de duidelijkheid van wie was de hennepkwekerij die daar in de garage zat?
A: Die was van mijn oom [verdachte] en tante [naam 2] . Ik heb ze alleen van advies voorzien en ik heb ze een beetje geholpen.

5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 1 mei 2020, opgenomen op pagina 224 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 1] :

Ergens in augustus 2018 belde mijn moeder mij in lichtelijke paniek op. Ze vertelde mij dat een oom en tante van [getuige] in de zaak van mijn ouders waren geweest en op zoek waren naar [getuige] . Dat ging dus om [verdachte] en [naam 2] die op zoek waren naar [getuige] . [getuige] heeft toen contact opgenomen met zijn oom en tante. Zo is het contact tussen [getuige] en zijn oom en tante weer tot stand gekomen.
V: Wat is er vervolgens gebeurd?
A: Ergens in september 2018 zijn [getuige] en ik naar zijn oom en tante gegaan.
V: Wanneer kwam dat wel dat er over de hennepkwekerij werd gesproken?
A: Dat kwam al bij ons volgende bezoekje aan [verdachte] en [naam 2] . Toen zei [verdachte] tegen ons dat hij na een tijd weer wilde gaan draaien. Hij vroeg of [getuige] hem wilde helpen met het kweken van hennep. Volgens mij heeft de hennepkwekerij een half jaar stil gestaan. Dat vertelde [verdachte] aan ons.

6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 januari 2020, opgenomen op pagina 359 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:

Onderzoek mobiele telefoon [verdachte] , Samsung voorzien van telefoonnummer [telefoonnummer]
Op de mobiele telefoon van [verdachte] werden twee Whatsapp gesprekken aangetroffen tussen verdachte [verdachte] en twee andere personen die mogelijk in verband kunnen worden gebrachte met de aangetroffen hennepkwekerij in de garage aan de [straatnaam] te Marum.
Whatsapp gesprek tussen [getuige] en [verdachte]
Het eerste Whatsapp gesprek is van 30 mei 2019, waarbij ene [getuige] (telefoonnummer [telefoonnummer] ) een Whatsapp bericht stuurt naar [verdachte] . Verdachte [verdachte] heeft tijdens zijn verhoor aangegeven dat zijn neef [getuige] eigenaar is van de hennepkwekerij en dat zijn neef [getuige] de garage een jaar geleden heeft gehuurd. Op dit bericht heeft Piter [verdachte] weer gereageerd. Het gaat om de volgende whatsappberichten.
- Op 30 mei 2019 stuurde [getuige] het volgende Whatsapp bericht naar [verdachte] : Oom hau ist? Ikneem je excuses aan! Maar ik ben kort hierover ik kan niet met dit soort gedrag omgaan, ondankbaar gedrag in mijn ogen. Het draait bij mij niet alleen om geld.
ik vond het echt fijn bij jullie de afgelopen tijd! Maar dat hebben jullie zelf verpest, helaas! Oom zei zelf al dat die t zou begrijpen als ik geen zaken meer wilde doen met oom! En oom ik vind t echt kut om te zeggen maar ik doe geen zaken meer met jullie! Het is goed zo ik heb weer een wijze les geleerd! Ik hou van je pa dat voor t leven, maar wij zijn klaar op zakelijk gebied! X
- Verdachte [verdachte] heeft hier op 30 mei 2019 met de volgende tekst op gereageerd: Je hoeft jeniet schuldig te voelen doe ik ook niet.
Whatsapp gesprek tussen [medeverdachte] en [verdachte]
Uit onderzoek is naar voren gekomen dat [verdachte] een zoon heeft die [medeverdachte] is genaamd. Tussen 7 december 2019 en 19 december 2019 heeft er tussen [medeverdachte] (telefoonnummer [telefoonnummer] ) en [verdachte] een aantal Whatsapp gesprekken plaats gevonden die mogelijk in verband kunnen worden gebracht met de aangetroffen hennepkwekerij in de garage aan de [straatnaam] te Marum. Het gaat om de volgende Whatsapp berichten.
  • Op 7 december 2019 stuurde [verdachte] het volgende bericht naar [medeverdachte] : En hoe vindje ze
  • Op 12 december 2019 stuurde [verdachte] het volgende bericht naar [medeverdachte] : Ze zien ervet uit
  • Op 17 december 2019 te 09:34 uur stuurde [medeverdachte] het volgende bericht naar [verdachte] : Gmorgen. Pa je heb wel verwarming aan he achter.
  • Op 17 december 2019 te 11:16 uur antwoord [verdachte] het volgende op het bovenstaandebericht: Ja zeker 24 gr daar
  • Op 17 december 2019 te 16:39 uur stuurde [medeverdachte] het volgende bericht naar [verdachte] :
Ga je vanavond nog Ff kijken pa komen morgen na werk gelijk snoeien
  • Op 17 december 2019 te 16:57 uur antwoord [verdachte] het volgende op het bovenstaandebericht: Ik ga zo even kijken
  • Op 19 december 2019 te 00:46 uur stuurde [medeverdachte] het volgende bericht naar [verdachte] : Kijk straks ff of alles goed gaat daar heb de dingen gedaan die moest zijn 20 stuks veel en nog veel over tering ahah tot morgen
  • Op 19 december 2019 te 00:46 uur stuurde [medeverdachte] het volgende bericht naar [verdachte] : Zat echt veel aan die dingen niet normaal

7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 22 januari 2020, opgenomen op pagina 378 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 5] , namens [benadeelde partij] :

Ik, [naam 5] , ben in mijn hoedanigheid van Medewerker Beheersen Netverlies bij netwerkbedrijf [benadeelde partij] , gerechtigd tot het doen van aangifte van strafbare feiten die worden gepleegd ten nadeel van genoemd bedrijf.
[benadeelde partij] transporteert en distribueert energie naar particulieren en bedrijven, waaronder naar de contractant van pand [straatnaam] [woonplaats] .
Op 19 december 2019 werd een hennepkwekerij met diefstal energie aangetroffen in het pand op het adres [straatnaam] te Marum. Het pand betreft een geschakelde woning.
Overal waar in deze aangifte wordt gesproken over "de elektrische installatie (en de daarop aangesloten apparatuur) in het betreffende pand" wordt hieronder ook verstaan de apparatuur en installatie ten behoeve van de hennepkwekerij die in het pand is aangetroffen.
Uit onze administratie blijkt dat [verdachte] in elk geval op het moment van binnentreden op 19 december 2019 contractant was op genoemd perceel.
Diefstal Elektriciteit:
Illegale aftakking na de hoofdveiligheid.
Uit onderzoek bleek dat er een illegale aansluiting na de hoofdbeveiliging was gemaakt in de hoofdaansluitkast. Er was een illegale elektriciteitskabel aangelegd die buiten de elektriciteitsmeter om liep naar de elektrische installatie in het betreffende pand en voorzag de aangesloten installatie van elektriciteit. Om deze aftakking te kunnen realiseren is het noodzakelijk geweest dat het door [benadeelde partij] Netbeheer verzegelde deksel van de hoofdaansluitkast gedemonteerd is of is geweest. De door [benadeelde partij] Netbeheer aangebrachte zegels zijn dus verwijderd, vervangen en of gemanipuleerd. Hiervoor heeft [benadeelde partij] Netbeheer geen toestemming verleend
In 2015 is in opdracht van [benadeelde partij] geprobeerd de meters te verwisselen voor slimme meters. De klant heeft toen geweigerd. Op 25.11.205 geen tijd en op 21.03.2016 mevrouw had een afspraak in het ziekenhuis. Uiteindelijk zijn de werkzaamheden op 4 april 2016 uitgevoerd. Er zijn toen ook foto's genomen hoe de installatie achtergelaten is. De foto van 04.04.2016 is vergeleken met de situatie aangetroffen op 19.12.2019. Op beide foto's is de voedingskabel van de kwekerij zichtbaar. Op de foto's is ook te zien dat de kabel die onder uit de kabeldoos komt dikker is dan de kabel die er van boven ingaat.
Omschrijving pand
Het bleek dat op genoemd adres een hennepkwekerij met planten aanwezig was. Het pand betreft een twee-onder-een-kapwoning met een garage die aan de woning geschakeld is.
Stroomvoorziening
De stroomvoorziening van de hennepkwekerij is onderzocht door een fraude-inspecteur bij de netwerkbeheerder [benadeelde partij] , in aanwezigheid van mij, verbalisant. Hierbij werd geconstateerd dat de stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen. Het bleek dat, er een illegale aansluiting na de hoofdbeveiliging was gemaakt in de hoofdaansluitkast. Er was een illegale elektriciteitskabel aangelegd die buiten de elektriciteitsmeter om liep naar de hennepkwekerij en deze van stroom voorzag. Om deze aftakking te kunnen realiseren is het noodzakelijk geweest dat het door [benadeelde partij] Netbeheer verzegelde deksel van de hoofdaansluitkast gedemonteerd is.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 19 december 2019 te Marum, gemeente Westerkwartier opzettelijk aanwezig heeft gehadongeveer 1065 gram zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
hij in de periode van 1 december 2018 tot en met 19 december 2019 te Marum, gemeenteWesterkwartier, opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt en/of verwerkt, een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
3.
hij in de periode van 1 mei 2016 tot en met 19 december 2019 te Marum, gemeente Westerkwartier, elektriciteit, toebehorende aan [benadeelde partij] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

1.
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;2.
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
3.
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met een proeftijd van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om aan verdachte een taakstraf op te leggen voor de duur van 60 uren. De raadsman heeft daarbij aangevoerd dat in strafmatigende zin rekening gehouden dient te worden met het tijdsverloop en het feit dat de strafzaak en alle daarmee samenhangende omstandigheden de afgelopen jaren veel spanning hebben opgeleverd voor verdachte.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van reclassering en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Ten laste gelegd en bewezen verklaard is dat verdachte in de garage van zijn woning aan de [straatnaam] in Marum gedurende ruim een jaar hennep heeft geteeld. Op 19 december 2019 heeft de politie een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen met 145 hennepplanten en 1065 gram reeds geteelde hennep. Door zo te handelen heeft verdachte bijgedragen aan het in stand houden van de illegale handel in en verspreiding van softdrugs. Daarmee is verdachte voorbijgegaan aan het gegeven dat softdrugs zoals hennep stoffen zijn die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade aan de gezondheid en dat grootschalige hennepteelt, zoals de onderhavige, veelal gepaard gaat met andere criminaliteit. Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan diefstal van elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij. Door het illegaal aftappen van elektriciteit wordt niet alleen de energiemaatschappij financieel benadeeld, maar dit leidt ook vaak tot gevaarlijke situaties, zoals kortsluiting en brand.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor vergelijkbare strafbare feiten.
Op grond van de door de rechtbank gehanteerde landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting is een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand het uitgangspunt in het geval van het telen van 100 tot 500 planten. Daar komt in dit geval bij dat verdachte meerdere oogsten heeft gehad, en hij zich voorts schuldig heeft gemaakt aan het bezit van hennep en diefstal van elektriciteit.
De rechtbank houdt echter in strafmatigende zin ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en heeft daarbij vooral gekeken naar het rapport van de reclassering van 19 juli 2021. Uit dit rapport volgt dat de strafzaak op vrijwel alle leefgebieden van verdachte gevolgen heeft gehad. Volgens de reclassering verloopt de inmiddels gestarte hulpverlening positief en om die reden acht de reclassering op dit moment niet geïndiceerd. De reclassering adviseert daarom om aan verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
De rechtbank stelt vast dat sinds de aanhouding en inverzekeringstelling van verdachte in december 2019 meer dan twee en een half jaren zijn verstreken. Dit betekent dat de redelijke termijn voor de behandeling van strafzaken, bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is overschreden. Vanwege dit tijdsverloop zal de rechtbank in het voordeel van verdachte afwijken van voornoemde oriëntatiepunten en verdachte een lagere straf opleggen.
Op grond van de hiervoor genoemde feiten en de omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat kan worden volstaan met een taakstraf voor de duur van 150 uren, waarvan 75 uren voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank zal bepalen dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, hiervan zal worden afgetrokken. In verband met de overschrijding van de redelijke termijn en het feit dat verdachte in de afgelopen jaren niet opnieuw strafbare feiten heeft gepleegd, ziet de rechtbank geen aanleiding om naast de taakstraf nog een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Benadeelde partij
[benadeelde partij] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 9.437,12 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en zonder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet ontvankelijk verklaard dient te worden nu deze onvoldoende is toegelicht en de specifieke schadeposten onvoldoende zijn onderbouwd. Het onderzoeken van de juistheid van de schadevordering vormt een onevenredige belasting van het strafgeding en dient daarom in een civiele procedure plaats te vinden. Meer specifiek heeft de raadsman aangevoerd dat de schadeposten die zien op de administratiekosten, de afhandelingskosten en het tarief voor de brief van de inspecteur door onvoldoende onderbouwing arbitrair lijken. Ten aanzien van de schadepost die ziet op de weggenomen elektriciteit heeft de raadsman primair aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte deze stroom heeft weggenomen. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat er een herberekening plaats dient te vinden van de hoeveelheid weggenomen elektriciteit, waarna uiteindelijk het totaalbedrag uitkomst op € 2.098,75 exclusief administratiekosten voor vier oogsten. Meer subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat, indien de vordering (deels) worden toegewezen, afgezien dient te worden van het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de schadepost "Verbruik elektriciteit 132832 kWh x € 0,06320" oordeelt de rechtbank als volgt. Zoals hiervoor reeds weergegeven is de rechtbank van oordeel dat de diefstal van stroom in de periode van 1 mei 2016 tot en met 19 december 2019 bewezen kan worden verklaard. Dat er in die periode stroom buiten de meter is afgenomen staat wel vast. De rechtbank kan de omvang van de illegale afname elektriciteit in de periode 1 mei 2016 tot 1 december 2018 echter onvoldoende concreet vaststellen. De rechtbank zal daarom alleen de elektriciteitskosten voor de periode van 1 december 2018 tot en met 19 december 2019 toewijzen, nu vast staat dat verdachte in die periode de elektriciteit heeft weggenomen ten behoeve van de hennepkwekerij. De rechtbank gaat daarbij uit van vier oogsten, waarbij een oogst volgens de onderbouwing van de vordering € 524,68 aan elektriciteitskosten met zich meebrengt. De rechtbank zal deze schadepost derhalve toewijzen voor een bedrag van € 2.098,73 (4 x € 524,68).
Ten aanzien van de schadepost "Netmeting" à € 349,83 oordeelt de rechtbank als volgt. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 3 bewezen verklaarde. Dit deel van de vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen.
Ten aanzien van de schadepost "Administratiekosten 2019" à € 384,31 (bestaande uit onder andere de administratiekosten de afhandelingskosten) en de schadepost "Uurtarief inspecteur (dag) 4 uur x 77,00" à € 308,- is de rechtbank, anders dan de raadsman, van oordeel dat deze schadeposten voldoende zijn onderbouwd. De rechtbank overweegt daartoe nu in de onderbouwing bij de vordering wordt verwezen naar een tarievenoverzicht, waarin de (uur)tarieven voor de administratiekosten, afhandelingskosten en de inspecteur opgenomen zijn. De rechtbank zal deze schadepost derhalve geheel toewijzen.
De schade in verband met het illegale stroomverbruik zelf is vastgesteld op € 2.098,73 (zie hiervoor). De overige posten (administratiekosten en de netmeting samen) bedragen € 1.042,14. De rechtbank stelt derhalve de materiële schade in totaal vast op € 3140,87, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 december 2016. De rechtbank zal de vordering voor het overige deel niet ontvankelijk verklaren. De rechtbank ziet af van het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 11 en 3 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 150 uren.

Bepaalt dat van deze taakstraf
een gedeelte, groot 75 uren, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde het onvoorwaardelijk opgelegde deel van de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 37 dagen zal worden toegepast.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde deel van de taakstraf, vervangende hechtenis voor de duur van 37 dagen zal worden toegepast, indien de veroordeelde dat deel van de taakstraf niet naar behoren verricht.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Ten aanzien van feit 3:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
[benadeelde partij]te betalen:
  • het bedrag van €
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 mei 2016 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [benadeelde partij] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schuth, voorzitter, mr. T.M.L. Veen en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. S. Fokkert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 augustus 2022.
Mr. Krijger is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.