Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat op 19 december 2019 in de hennepkwekerij in totaal 1065 gram aan henneptoppen zijn aangetroffen. De Whatsappgesprekken tussen verdachte en zijn vader, medeverdachte [medeverdachte], gaan over de oogst, waarbij verdachte in één van de chats aan zijn vader zegt wat geoogst te hebben. Deze chatgesprekken vinden plaats een dag voordat de politie de geoogste hennep aantreft. Gelet op het voorgaande kan bewezen worden dat verdachte en zijn medeverdachte tezamen en in vereniging de hennep aanwezig hebben gehad.
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat uit de Whatsappgesprekken onder meer volgt dat verdachte met medeverdachte [medeverdachte] overlegt over de temperatuur in de hennepkwekerij, waarbij verdachte aan zijn vader vraagt of de verwarming wel aan staat en hem daarbij vertelt dat zijn hij er even moet gaan kijken of alles goed gaat. Uit deze Whatsappberichten volgt verder dat op 18 december 2019 20 stuks gesnoeid zijn en dat er veel aan zit. Deze Whatsappgesprekken wijzen er derhalve op dat verdachte en zijn medeverdachte zich bezig hielden met het hele spectrum (locatie, verzorging en oogst) van hennepteelt. Op grond van het voorgaande kan wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachten tezamen en in vereniging hennep hebben geteeld.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, nu er zich voor beide feiten onvoldoende bewijsmiddelen in het dossier bevinden.
Ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw allereerst aangevoerd dat verdachte in de ten laste gelegde periode geen contact had met zijn ouders en dat hij ook niet op de hoogte was van de hennepkwekerij in de garage bij de woning van zijn ouders. De
Whatsappberichten die verdachte bij het politieverhoor zijn voorgehouden kan hij niet plaatsen. Ook indien zou worden aangenomen dat deze berichten wel door verdachte zijn gestuurd, kunnen zij niet bijdragen aan de stelling dat verdachte medeplichtig is aan de exploitatie van de hennepkwekerij, nu uit de berichten niet meer volgt dan dat verdachte aan zijn vader zou vragen hoe het erbij staat. Voorts kan niet bewezen worden dat verdachte hennepplanten geknipt zou hebben. Dit volgt enkel uit de verklaring van [getuige], wiens verklaring niet betrouwbaar is te achten nu deze verklaring niet wordt ondersteund.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Vrijspraak onder 1 ten laste gelegde
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat het aanwezig hebben van de hoeveelheid hennep die is aangetroffen in de garage van de woning van verdachtes vader, medeverdachte [medeverdachte], verdachte als pleger of medepleger kan worden toegerekend, zodat verdachte van het onder 1 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte over de hennep niet enige macht, heerschappij of zeggenschap heeft uitgeoefend dan wel gehad. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verdachte niet bij zijn ouders inwoonde. Noch bevond hij zich op de in de tenlastelegging genoemde datum op locatie waar de hennep is aangetroffen. Het enkele feit dat de hennep is aangetroffen in de hennepkwekerij in de garage van zijn ouders en verdachte hiervan wetenschap heeft gehad, is naar het oordeel de rechtbank in de gegeven situatie onvoldoende om te kunnen spreken van het alleen of in vereniging aanwezig hebben als bedoeld in artikel 3 onder C van de Opiumwet.
Vrijspraak onder 2 primair ten laste gelegde
Uit de hieronder weergegeven bewijsmiddelen blijkt dat er op 19 december 2019 in de garage van de woning van de vader van verdachte, medeverdachte [medeverdachte], aan de [straatnaam] te Marum een in werking zijnde hennepkwekerij is aangetroffen. Medeverdachte [medeverdachte] heeft over de hennepkwekerij verklaard dat hij de garage sinds december 2018 verhuurd heeft aan zijn neef, [getuige], en dat hij er zelf feitelijk amper betrokkenheid bij heeft gehad. De hennepkwekerij was eigendom van [getuige].
[getuige] verklaart daarentegen dat zijn oom en tante al sinds 2010 een kwekerij in de garage hebben, die heeft hij destijds gezien, en dat hij in het najaar van 2018 door medeverdachte [medeverdachte] was benaderd voor advies om de tegenvallende oogsten te verbeteren en zodoende de opbrengst te verhogen. Op een gegeven moment zijn [getuige] en medeverdachte [medeverdachte] gebrouilleerd geraakt en verbrak [getuige] het zakelijke contact.
Verdachte heeft verklaard dat hij in de ten laste gelegde periode geen contact had met zijn ouders en dat hij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de hennepkwekerij in de garage bij de woning van zijn ouders.
De thans voorliggende vraag is eerst of verdachte betrokkenheid heeft gehad bij het exploiteren van de hennepkwekerij. Naar het oordeel van de rechtbank is het antwoord op die vraag bevestigend. Daarbij is de verklaring van [getuige] van doorslaggevende betekenis.
De rechtbank acht deze verklaring betrouwbaar gelet op de gedetailleerdheid van de verklaring, het feit dat [getuige] consistent heeft verklaard en het feit dat hij met deze verklaring ook zichzelf belast nu hij een zekere betrokkenheid bij de activiteiten van verdachte heeft erkend. Voorts wordt deze verklaring op meerdere concrete onderdelen ondersteund door de verklaring van getuige [naam 4]; ook zij verklaart dat verdachte en zijn vrouw in het najaar van 2018 contact hebben gezocht met [getuige] voor advies om de oogsten te verbeteren.
Voorts heeft [getuige] verklaard dat in de woning al veel langer (sinds 2010) hennep werd geteeld. Dit deel van zijn verklaring wordt ondersteund door objectieve onderzoeksbevindingen, namelijk het feit dat op foto’s van de meterkast te zien is dat er, in ieder geval al vanaf april 2016, een voedingskabel voor de aansluiting voor de elektriciteit voor de hennepkwekerij aanwezig is. Het voorgaande strookt niet met de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] dat de hennepkwekerij pas is opgezet in of kort na december 2018, toen medeverdachte [medeverdachte] naar eigen zeggen de garage bij zijn woning aan [getuige] heeft verhuurd.
[getuige]’s verklaring wordt bovendien ondersteund door de resultaten van de historische verkeersgegevens van de telefoon van medeverdachte [medeverdachte]. Uit deze gegevens blijkt allereerst dat er een Whatsappbericht van mei 2019 is waarin [getuige] op zakelijk gebied afscheid neemt van medeverdachte [medeverdachte], over welk afscheid [getuige] in zijn getuigenverklaring ook heeft verklaard. Het staat daarbij ook vast dat er na dit bericht nog altijd een volop draaiende kwekerij in de garage bestond, hetgeen de verklaring van verdachte tegenspreekt. Voorts blijkt er uit de historische verkeersgegevens dat medeverdachte [medeverdachte] met verdachte communiceert, welke chatgesprekken erop wijzen dat verdachte en zijn vader zich met de verzorging en het oogsten van de hennepplanten bezig houden, hetgeen strookt met het feit dat [getuige] verklaart dat verdachte ook betrokken was bij de hennepkwekerij.
Uit de bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat het medeverdachte
[medeverdachte] en niet zijn neef [getuige] is geweest die de hennepkwekerij heeft opgezet en geëxploiteerd.
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden hoe verdachte zijn bijdrage gekwalificeerd dient te worden. Daarbij kan naar het oordeel van de rechtbank, anders dan de officier van justitie heeft betoogd, ten aanzien van de bijdrage van verdachte bij de exploitatie van die hennepkwekerij enkel bewezen worden dat verdachte hennepplanten geknipt heeft. Dat verdachte met zijn vader via Whatsappgesprekken voert die gaan over de oogst en de teelt maakt dit oordeel niet anders, nu uit die berichten niet volgt dat verdachte ook daadwerkelijk andere werkzaamheden heeft verricht dan knippen. Het enkel knippen van hennepplanten is naar het oordeel van de rechtbank een onvoldoende significante bijdrage om van een nauwe en bewuste samenwerking te kunnen spreken. Het voorgaande betekent dat verdachte van het onder 2 primair ten laste wordt vrijgesproken.
Bewezenverklaring onder 2 subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank acht de onder 2 subsidiair medeplichtigheid wel bewezen, nu het, zoals hierboven uitgebreid overwogen, vast staat dat verdachte in de ten laste gelegde periode hennepplanten heeft geknipt.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.