ECLI:NL:RBNNE:2022:2950

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 augustus 2022
Publicatiedatum
18 augustus 2022
Zaaknummer
18/115660-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan hennepteelt in Marum met vrijspraak voor primair ten laste gelegde feiten

Op 18 augustus 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan hennepteelt. De zaak kwam voort uit een onderzoek naar een hennepkwekerij in de garage van de woning van de vader van de verdachte in Marum. De verdachte was niet verschenen tijdens de zitting, maar zijn advocaat, mr. N.D. Spijker, was aanwezig. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. I. Kluiter.

De tenlastelegging omvatte twee hoofdpunten: het opzettelijk aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid hennep en het telen van hennepplanten. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de primair ten laste gelegde feiten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte geen zeggenschap had over de hennep die in de garage was aangetroffen en dat hij niet op de relevante datum op de locatie aanwezig was.

Echter, de rechtbank achtte de medeplichtigheid aan de hennepteelt wel bewezen. De verdachte had in de periode van 1 december 2018 tot en met 19 december 2019 hennepplanten geknipt, wat hem medeplichtig maakte aan de activiteiten van de hennepkwekerij. De rechtbank legde een taakstraf op van 120 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk, en stelde een proeftijd van twee jaren vast. De rechtbank hield rekening met het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld voor vergelijkbare feiten en dat er een overschrijding van de redelijke termijn had plaatsgevonden.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Groningen
parketnummer 18/115660-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 18 augustus 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats], ingeschreven in het BRP te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 augustus 2022.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. N.D. Spijker, advocaat te Winschoten, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot het voeren van het woord ter verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. I. Kluiter.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 19 december 2019 te Marum, gemeente Westerkwartier tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1065 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks 1 december 2018 tot en met 19 december 2019 te Marum, gemeente
Westerkwartier tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[getuige] en/of [medeverdachte], althans een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 1 december 2018 tot en met 19 december 2019 te Marum, gemeente Westerkwartier met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks 1 december 2018 tot en met 19 december 2019 te Marum, gemeente Westerkwartier, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door de hennepplanten te knippen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat op 19 december 2019 in de hennepkwekerij in totaal 1065 gram aan henneptoppen zijn aangetroffen. De Whatsappgesprekken tussen verdachte en zijn vader, medeverdachte [medeverdachte], gaan over de oogst, waarbij verdachte in één van de chats aan zijn vader zegt wat geoogst te hebben. Deze chatgesprekken vinden plaats een dag voordat de politie de geoogste hennep aantreft. Gelet op het voorgaande kan bewezen worden dat verdachte en zijn medeverdachte tezamen en in vereniging de hennep aanwezig hebben gehad.
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat uit de Whatsappgesprekken onder meer volgt dat verdachte met medeverdachte [medeverdachte] overlegt over de temperatuur in de hennepkwekerij, waarbij verdachte aan zijn vader vraagt of de verwarming wel aan staat en hem daarbij vertelt dat zijn hij er even moet gaan kijken of alles goed gaat. Uit deze Whatsappberichten volgt verder dat op 18 december 2019 20 stuks gesnoeid zijn en dat er veel aan zit. Deze Whatsappgesprekken wijzen er derhalve op dat verdachte en zijn medeverdachte zich bezig hielden met het hele spectrum (locatie, verzorging en oogst) van hennepteelt. Op grond van het voorgaande kan wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachten tezamen en in vereniging hennep hebben geteeld.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, nu er zich voor beide feiten onvoldoende bewijsmiddelen in het dossier bevinden.
Ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw allereerst aangevoerd dat verdachte in de ten laste gelegde periode geen contact had met zijn ouders en dat hij ook niet op de hoogte was van de hennepkwekerij in de garage bij de woning van zijn ouders. De
Whatsappberichten die verdachte bij het politieverhoor zijn voorgehouden kan hij niet plaatsen. Ook indien zou worden aangenomen dat deze berichten wel door verdachte zijn gestuurd, kunnen zij niet bijdragen aan de stelling dat verdachte medeplichtig is aan de exploitatie van de hennepkwekerij, nu uit de berichten niet meer volgt dan dat verdachte aan zijn vader zou vragen hoe het erbij staat. Voorts kan niet bewezen worden dat verdachte hennepplanten geknipt zou hebben. Dit volgt enkel uit de verklaring van [getuige], wiens verklaring niet betrouwbaar is te achten nu deze verklaring niet wordt ondersteund.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Vrijspraak onder 1 ten laste gelegde
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat het aanwezig hebben van de hoeveelheid hennep die is aangetroffen in de garage van de woning van verdachtes vader, medeverdachte [medeverdachte], verdachte als pleger of medepleger kan worden toegerekend, zodat verdachte van het onder 1 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte over de hennep niet enige macht, heerschappij of zeggenschap heeft uitgeoefend dan wel gehad. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verdachte niet bij zijn ouders inwoonde. Noch bevond hij zich op de in de tenlastelegging genoemde datum op locatie waar de hennep is aangetroffen. Het enkele feit dat de hennep is aangetroffen in de hennepkwekerij in de garage van zijn ouders en verdachte hiervan wetenschap heeft gehad, is naar het oordeel de rechtbank in de gegeven situatie onvoldoende om te kunnen spreken van het alleen of in vereniging aanwezig hebben als bedoeld in artikel 3 onder C van de Opiumwet.
Vrijspraak onder 2 primair ten laste gelegde
Uit de hieronder weergegeven bewijsmiddelen blijkt dat er op 19 december 2019 in de garage van de woning van de vader van verdachte, medeverdachte [medeverdachte], aan de [straatnaam] te Marum een in werking zijnde hennepkwekerij is aangetroffen. Medeverdachte [medeverdachte] heeft over de hennepkwekerij verklaard dat hij de garage sinds december 2018 verhuurd heeft aan zijn neef, [getuige], en dat hij er zelf feitelijk amper betrokkenheid bij heeft gehad. De hennepkwekerij was eigendom van [getuige].
[getuige] verklaart daarentegen dat zijn oom en tante al sinds 2010 een kwekerij in de garage hebben, die heeft hij destijds gezien, en dat hij in het najaar van 2018 door medeverdachte [medeverdachte] was benaderd voor advies om de tegenvallende oogsten te verbeteren en zodoende de opbrengst te verhogen. Op een gegeven moment zijn [getuige] en medeverdachte [medeverdachte] gebrouilleerd geraakt en verbrak [getuige] het zakelijke contact.
Verdachte heeft verklaard dat hij in de ten laste gelegde periode geen contact had met zijn ouders en dat hij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de hennepkwekerij in de garage bij de woning van zijn ouders.
De thans voorliggende vraag is eerst of verdachte betrokkenheid heeft gehad bij het exploiteren van de hennepkwekerij. Naar het oordeel van de rechtbank is het antwoord op die vraag bevestigend. Daarbij is de verklaring van [getuige] van doorslaggevende betekenis.
De rechtbank acht deze verklaring betrouwbaar gelet op de gedetailleerdheid van de verklaring, het feit dat [getuige] consistent heeft verklaard en het feit dat hij met deze verklaring ook zichzelf belast nu hij een zekere betrokkenheid bij de activiteiten van verdachte heeft erkend. Voorts wordt deze verklaring op meerdere concrete onderdelen ondersteund door de verklaring van getuige [naam 4]; ook zij verklaart dat verdachte en zijn vrouw in het najaar van 2018 contact hebben gezocht met [getuige] voor advies om de oogsten te verbeteren.
Voorts heeft [getuige] verklaard dat in de woning al veel langer (sinds 2010) hennep werd geteeld. Dit deel van zijn verklaring wordt ondersteund door objectieve onderzoeksbevindingen, namelijk het feit dat op foto’s van de meterkast te zien is dat er, in ieder geval al vanaf april 2016, een voedingskabel voor de aansluiting voor de elektriciteit voor de hennepkwekerij aanwezig is. Het voorgaande strookt niet met de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] dat de hennepkwekerij pas is opgezet in of kort na december 2018, toen medeverdachte [medeverdachte] naar eigen zeggen de garage bij zijn woning aan [getuige] heeft verhuurd.
[getuige]’s verklaring wordt bovendien ondersteund door de resultaten van de historische verkeersgegevens van de telefoon van medeverdachte [medeverdachte]. Uit deze gegevens blijkt allereerst dat er een Whatsappbericht van mei 2019 is waarin [getuige] op zakelijk gebied afscheid neemt van medeverdachte [medeverdachte], over welk afscheid [getuige] in zijn getuigenverklaring ook heeft verklaard. Het staat daarbij ook vast dat er na dit bericht nog altijd een volop draaiende kwekerij in de garage bestond, hetgeen de verklaring van verdachte tegenspreekt. Voorts blijkt er uit de historische verkeersgegevens dat medeverdachte [medeverdachte] met verdachte communiceert, welke chatgesprekken erop wijzen dat verdachte en zijn vader zich met de verzorging en het oogsten van de hennepplanten bezig houden, hetgeen strookt met het feit dat [getuige] verklaart dat verdachte ook betrokken was bij de hennepkwekerij.
Uit de bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat het medeverdachte
[medeverdachte] en niet zijn neef [getuige] is geweest die de hennepkwekerij heeft opgezet en geëxploiteerd.
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden hoe verdachte zijn bijdrage gekwalificeerd dient te worden. Daarbij kan naar het oordeel van de rechtbank, anders dan de officier van justitie heeft betoogd, ten aanzien van de bijdrage van verdachte bij de exploitatie van die hennepkwekerij enkel bewezen worden dat verdachte hennepplanten geknipt heeft. Dat verdachte met zijn vader via Whatsappgesprekken voert die gaan over de oogst en de teelt maakt dit oordeel niet anders, nu uit die berichten niet volgt dat verdachte ook daadwerkelijk andere werkzaamheden heeft verricht dan knippen. Het enkel knippen van hennepplanten is naar het oordeel van de rechtbank een onvoldoende significante bijdrage om van een nauwe en bewuste samenwerking te kunnen spreken. Het voorgaande betekent dat verdachte van het onder 2 primair ten laste wordt vrijgesproken.
Bewezenverklaring onder 2 subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank acht de onder 2 subsidiair medeplichtigheid wel bewezen, nu het, zoals hierboven uitgebreid overwogen, vast staat dat verdachte in de ten laste gelegde periode hennepplanten heeft geknipt.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.

1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 10 januari 2020, opgenomen op pagina 278 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020180647 d.d. 6 juli 2020, inhoudend als relaas van verbalisanten:

Adres [straatnaam], [woonplaats].
Omschrijving pand
Het bleek dat op genoemd adres een hennepkwekerij met planten aanwezig was. Het pand betreft een twee-onder-een-kapwoning met een garage die aan de woning geschakeld is.
Kweekruimte
Na het binnentreden zag ik het volgende: Via de achtertuin was via een achterdeur de garage te betreden. Na het binnentreden in de garage kwam je in een ruimte die als voorportaal diende. In deze ruimte stonden diverse goederen die gebruikt worden voor het kweken van hennep. De garage was door middel van een houten wand en schuifwand opgesplitst, namelijk in een voorportaal en een kweekruimte waar de hennepplanten en kweekapparatuur stonden. Door middel van een schuifdeur en zilverkleurige folie was de kweekruimte te benaderen. In totaal stonden er 145 hennepplanten. De gemiddelde hoogte van de planten was ongeveer 90 cm. Per m2 stonden er 15 planten. De plantenbakken waren gevuld met teelaarde met perlietkorrels. In totaal hingen er in de kweekruimte 12 assimilatielampen met armaturen en 12 transformatoren. In de kweekruimte bevonden zich 1 koolstoffilters. De luchtverversing en luchtafvoer werd geregeld door een aan- en afzuiginstallatie.
Vaststelling hennep
Ik, verbalisant, constateerde op grond van mijn kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat het hennepplanten waren.
Ik, verbalisant, constateerde, gezien de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur en vorm, en daarnaast de herkenbare geur, dat de aangetroffen planten hennepplanten betroffen.
Met hennep wordt bedoeld elk deel van de plant van het geslacht Cannabis (hennep), waaraan de hars niet is onttrokken, met uitzondering van de zaden.
De bovenstaande hennep is vermeld op lijst II behorende bij de Opiumwet en verboden in artikel 3 en strafbaar gesteld in artikel 11 van de Opiumwet.
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 19 december
2019, opgenomen op pagina 160 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte]:
V: Waar woon je?
A: Marum, aan de [straatnaam].
V: De woning aan de [straatnaam] in Marum is dat een huur of een koopwoning?
A: Dit is een koopwoning.
V: Wie is eigenaar van deze woning?
A: Ik.
V: Wist u dat er een kwekerij in de garage zat?
A: Ja.
3.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 6 februari
2020, opgenomen op pagina 198 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige]:
Ze wilden dat ik hen hielp om hennep te kweken. Dat deden ze al 10 jaar. Dat was eind 2018, toen kreeg ik een appje van hun beiden, mijn oom [medeverdachte] en mijn tante [naam 1]. Met de vraag of ik even langs wilde komen. In ieder geval ik ga er op in en ik kwam eind 2018 daar bij hun thuis. Toen ik bij hun was zei oom [medeverdachte] tegen mij je weet wat wij hier hebben in de schuur. Hij vroeg wil je ons helpen met kweken want onze opbrengsten zijn niet zo goed. Nou ik zei ik wil je wel helpen want ik heb er wel verstand van. Ik heb hem geholpen met advies en met mijn kennis. Ik heb mijn oom en tante geholpen met 2 oogsten. Na 2 oogsten heb ik afscheid van ze genomen.
V: hoe heb je dan afscheid van ze genomen?
A: Ik heb ze een klein berichtje gestuurd. Mijn oom [medeverdachte] stuurde mij een berichtje dat ik hem gekwetst heb en daar heb ik op gereageerd dat ik hem een prima vent vond, maar dat ik hem verder niet wilde helpen.
V: Eind 2018 hebben ze jou gevraagd om hulp. Wanneer zijn jullie precies begonnen met telen?
A: November 2018 volgens mij eind november.
V: Hoe zag de garage er toen uit?
A: Ik wist dat het er zat. In 2010 ben ik een keertje in de kwekerij geweest. Toen had hij een opticlimate om hennep mee te kweken en die wilde hij mij laten zien. Verder was het hok hetzelfde als in 2018 toen ik voor de 2de keer daar binnen kwam. Je kunt alleen maar via de woning in de garage komen. Ik zei tegen hem hoe kan het dat jij niet zulke goede oogsten hebt gehad in het verleden. Nou, hij vertelde mij dat hij 2 planten in de pot deed. Want dan kwam er meer af ja. Ik vroeg hem hoe hij water gaf. Hij zei ik doe water in de ton en voeding er bij. Dan deed hij het eb en vloedsysteem. Ik zei hoe eb en vloed daar heb ik nog nooit van gehoord. Hij vertelde mij dat hij vervolgens de ton omgooide
V: Wanneer zijn jullie toen gaan kweken?
A: November 2018. De eerste oogst stonden er 160 hennepplanten in. Daar kwamen een kleine 4200 gram aan hennep vanaf. Dat is droog gewicht. Er is toen geoogst in februari 2019. Wij deden er 10 weken over. De tweede ronde zijn we eind februari 2019 begonnen met kweken. De tweede oogst stonden er 200 hennepplanten in. Daar kwam 5800 kilo droog gewicht. Eind april 2019 is er geoogst. Er werd gekweekt van uit stekjes. Die kon hij snel regelen via een contactje in Friesland. Hij werd helemaal gek van de hoge opbrengsten. Hij had nog nooit zulke hoge opbrengsten gehad. Normaal had hij om en na bij de 3 kilo per oogst. Dat knippen was een hele familie aangelegenheid. De knippers waren mijn oom [medeverdachte], [naam 2], de zus van tante [naam 1]. Verder hun kinderen [verdachte] en [naam 3].
V: Waar werd er gedroogd?
A: Daar in dat hok. Daar werd geteeld, daar werd geknipt en daar werd gedroogd. Ten minste zo ging het bij de beide oogsten waar ik mee te maken had.
V: Even voor de duidelijkheid van wie was de hennepkwekerij die daar in de garage zat?
A: Die was van mijn oom [medeverdachte] en tante [naam 1]. Ik heb ze alleen van advies voorzien en ik heb ze een beetje geholpen.

4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 1 mei 2020, opgenomen op pagina 224 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 4]:

Ergens in augustus 2018 belde mijn moeder mij in lichtelijke paniek op. Ze vertelde mij dat een oom en tante van [getuige] in de zaak van mijn ouders waren geweest en op zoek waren naar [getuige]. Dat ging dus om [medeverdachte] en [naam 1] die op zoek waren naar [getuige]. [getuige] heeft toen contact opgenomen met zijn oom en tante. Zo is het contact tussen [getuige] en zijn oom en tante weer tot stand gekomen.
V: Wat is er vervolgens gebeurd?
A: Ergens in september 2018 zijn [getuige] en ik naar zijn oom en tante gegaan.
V: Wanneer kwam dat wel dat er over de hennepkwekerij werd gesproken?
A: Dat kwam al bij ons volgende bezoekje aan [medeverdachte] en [naam 1]. Toen zei
[medeverdachte] tegen ons dat hij na een tijd weer wilde gaan draaien. Hij vroeg of [getuige] hem wilde helpen met het kweken van hennep. Volgens mij heeft de hennepkwekerij een half jaar stil gestaan. Dat vertelde [medeverdachte] aan ons.

5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 januari 2020, opgenomen op pagina 359 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:

Onderzoek mobiele telefoon [medeverdachte], Samsung voorzien van telefoonnummer [telefoonnummer]
Op de mobiele telefoon van [medeverdachte] werden twee Whatsapp gesprekken aangetroffen tussen verdachte [medeverdachte] en twee andere personen die mogelijk in verband kunnen worden gebrachte met de aangetroffen hennepkwekerij in de garage aan de [straatnaam] te Marum.
Whatsapp gesprek tussen [getuige] en [medeverdachte]
Het eerste Whatsapp gesprek is van 30 mei 2019, waarbij ene [getuige] (telefoonnummer
[telefoonnummer]) een Whatsapp bericht stuurt naar [medeverdachte]. Verdachte [medeverdachte] heeft tijdens zijn verhoor aangegeven dat zijn neef [getuige] eigenaar is van de hennepkwekerij en dat zijn neef [getuige] de garage een jaar geleden heeft gehuurd. Op dit bericht heeft [medeverdachte] weer gereageerd. Het gaat om de volgende whatsappberichten.
- Op 30 mei 2019 stuurde [getuige] het volgende Whatsapp bericht naar [medeverdachte]: Oom hauist? Ik neem je excuses aan! Maar ik ben kort hierover ik kan niet met dit soort gedrag omgaan, ondankbaar gedrag in mijn ogen. Het draait bij mij niet alleen om geld.
ik vond het echt fijn bij jullie de afgelopen tijd! Maar dat hebben jullie zelf verpest, helaas! Oom zei zelf al dat die t zou begrijpen als ik geen zaken meer wilde doen met oom! En oom ik vind t echt kut om te zeggen maar ik doe geen zaken meer met jullie! Het is goed zo ik heb weer een wijze les geleerd! Ik hou van je pa dat voor t leven, maar wij zijn klaar op zakelijk gebied! X
- Verdachte [medeverdachte] heeft hier op 30 mei 2019 met de volgende tekst op gereageerd: Jehoeft je niet schuldig te voelen doe ik ook niet.
Whatsapp gesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte]
Uit onderzoek is naar voren gekomen dat [medeverdachte] een zoon heeft die [verdachte] is genaamd. Tussen 7 december 2019 en 19 december 2019 heeft er tussen [verdachte] (telefoonnummer [telefoonnummer]) en [medeverdachte] een aantal Whatsapp gesprekken plaats gevonden die mogelijk in verband kunnen worden gebracht met de aangetroffen hennepkwekerij in de garage aan de [straatnaam] te Marum. Het gaat om de volgende Whatsapp berichten.
  • Op 7 december 2019 stuurde [medeverdachte] het volgende bericht naar [verdachte]: En hoe vind jeze
  • Op 12 december 2019 stuurde [medeverdachte] het volgende bericht naar [verdachte]: Ze zien ervet uit
  • Op 17 december 2019 te 09:34 uur stuurde [verdachte] het volgende bericht naar [medeverdachte]: Gmorgen. Pa je heb wel verwarming aan he achter.
  • Op 17 december 2019 te 11:16 uur antwoord [medeverdachte] het volgende op het bovenstaandebericht: Ja zeker 24 gr daar
  • Op 17 december 2019 te 16:39 uur stuurde [verdachte] het volgende bericht naar [medeverdachte]: Ga je vanavond nog Ff kijken pa komen morgen na werk gelijk snoeien
  • Op 17 december 2019 te 16:57 uur antwoord [medeverdachte] het volgende op het bovenstaandebericht: Ik ga zo even kijken
  • Op 19 december 2019 te 00:46 uur stuurde [verdachte] het volgende bericht naar [medeverdachte]: Kijk straks ff of alles goed gaat daar heb de dingen gedaan die moest zijn 20 stuks veel en nog veel over tering ahah tot morgen
  • Op 19 december 2019 te 00:46 uur stuurde [verdachte] het volgende bericht naar [medeverdachte]:
Zat echt veel aan die dingen niet normaal

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 2 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
[medeverdachte] in de periode van 1 december 2018 tot en met 19 december 2019 te Marum, gemeente Westerkwartier, opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt en/of verwerkt, een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot het plegen van welke misdrijf verdachte in de periode van 1 december 2018 tot en met 19 december 2019 te Marum, gemeente Westerkwartier, meermalen, opzettelijk behulpzaam is geweest, door de hennepplanten te knippen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

2 subsidiair.
medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, gepleit om aan verdachte, gelet op het tijdsverloop en zijn blanco strafblad voor soortgelijke feiten, een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen. De raadsvrouw heeft daarbij nog opmerkingen gemaakt over de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich gedurende ruim een jaar schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan hennepteelt. In een garage behorende bij de woning van zijn ouders aan de [straatnaam] in Marum is een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen met daarin 145 hennepplanten
.Verdachte is behulpzaam geweest bij het telen van de hennepplanten door de hennepplanten te knippen. Hoewel verdachtes rol bij de aangetroffen hennepkwekerij beperkt was, heeft hij door zijn handelen wel een bijdrage geleverd aan de handel in en verspreiding van softdrugs. Daarmee is verdachte voorbijgegaan aan het gegeven dat softdrugs zoals hennep, stoffen zijn die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade aan de gezondheid en dat grootschalige hennepteelt, zoals de onderhavige, veelal gepaard gaat met andere criminaliteit.
Gelet op de ernst van het gepleegde feit acht de rechtbank het opleggen van een taakstraf in beginsel passend en geboden.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 februari 2022. Hieruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor vergelijkbare strafbare feiten.
De rechtbank stelt vast dat sinds de aanhouding en inverzekeringstelling van verdachte in december 2019 meer dan twee en een half jaren zijn verstreken. Dit betekent dat de redelijke termijn voor de behandeling van strafzaken, bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is overschreden. De rechtbank zal ter compensatie verdachte een lagere straf opleggen.
Op grond van de hiervoor genoemde feiten en de omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat kan worden volstaan met een taakstraf voor de duur van 120 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank zal bepalen dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, hiervan zal worden afgetrokken. In verband met de overschrijding van de redelijke termijn, het feit dat verdachte in de afgelopen jaren niet opnieuw strafbare feiten heeft gepleegd en het feit dat de rechtbank tot een minder vergaande bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, ziet de rechtbank geen aanleiding om naast de taakstraf nog een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 48 en 49 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 en 2 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 120 uren.

Bepaalt dat van deze taakstraf
een gedeelte, groot 60 uren, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde het onvoorwaardelijk opgelegde deel van de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 30 zal worden toegepast.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde deel van de taakstraf, vervangende hechtenis voor de duur van 30 zal worden toegepast, indien de veroordeelde dat deel van de taakstraf niet naar behoren verricht.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schuth, voorzitter, mr. T.M.L. Veen en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. S. Fokkert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 augustus 2022.
Mr. Krijger is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.