ECLI:NL:RBNNE:2022:3089

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 augustus 2022
Publicatiedatum
24 augustus 2022
Zaaknummer
18-119226-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zedendelicten, witwassen en mishandeling door verdachte met minderjarigen

Op 23 augustus 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere zedendelicten waarbij minderjarigen betrokken waren. De verdachte, geboren in 2001, heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting, ontuchtige handelingen met minderjarigen, en het vervaardigen en verspreiden van seksueel getinte beelden van minderjarigen. Daarnaast is hij veroordeeld voor witwassen en mishandeling van een medewerker van een jeugdinrichting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de minderjarigen onder druk heeft gezet door dreigingen met het openbaar maken van compromitterende filmpjes. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden, waarvan 20 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling. De zaak is behandeld op tegenspraak en de verdachte was aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar beoordeeld en heeft de verdachte in meerdere feiten schuldig bevonden, waaronder verkrachting en ontuchtige handelingen met minderjarigen. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen en de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Leeuwarden
parketnummer 18-119226-21
ter terechtzitting gevoegde parketnummers 18-191755-21 en 09-017537-22 vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18-025755-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van 23 augustus 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] , thans gedetineerd te [instelling] .

Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 augustus 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C.W. Dirkzwager, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. de Graaf.
Voor de leesbaarheid van dit vonnis nummert de rechtbank de feiten als volgt:
  • de feiten van de zaak met parketnummer 18-119226-21 als feiten 1, 2, 3 en 4;
  • het feit van de zaak met parketnummer 18-191755-21 als feit 5;- het feit van de zaak met parketnummer 09-017537-22 als feit 6.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1. hij in of omstreeks de periode 1 november 2020 tot en met 28 februari 2021 te Leeuwarden, althans in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid meermalen, althans eenmaal [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten het (telkens) duwen/brengen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 1] en/of het (telkens) duwen/brengen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] en/of het (telkens) (laten) plaatsen/brengen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] en/of het (telkens) aan zijn penis laten zuigen en/of likken door die [slachtoffer 1] , en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkheid hierin dat verdachte
- tegenover die [slachtoffer 1] (telkens) heeft gedreigd om een of meerdere filmpjes van die
[slachtoffer 1] -te weten (een) filmpje(s) waarop te zien is dat die [slachtoffer 1] hem, verdachte, pijpt en/of dat zij, [slachtoffer 1] en verdachte, geslachtsgemeenschap met elkaar hebben- online te zetten en/of anderszins te openbaren,
  • die [slachtoffer 1] (telkens) heeft beloofd/toegezegd dat hij, wanneer die [slachtoffer 1] seks methem heeft, een of meerdere filmpjes –te weten (een) video opname(n) waarop te zien is dat die [slachtoffer 1] hem, verdachte, pijpt en/of dat zij, [slachtoffer 1] en verdachte, geslachtsgemeenschap met elkaar hebben- zal verwijderen,
  • ( met kracht) met zijn hand(en) het hoofd van die [slachtoffer 1] naar beneden, in de richting van zijnpenis heeft geduwd en/of zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] heeft geduwd/gebracht en/of zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] heeft laten plaatsen/brengen en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] heeft omgedraaid en/of de onderkleding van die [slachtoffer 1] heeft uitgetrokken en/of (vervolgens) geslachtsgemeenschap met die [slachtoffer 1] heeft gehad en/of
  • met gebruikmaking van zijn psychisch overwicht op die [slachtoffer 1] (telkens) een situatie heeftdoen ontstaan waarin zij zich niet tegen/aan de seksuele handeling(en)/gemeenschap met hem, verdachte, kon verzetten en/of onttrekken en/of (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2 hij in of omstreeks de periode van 1 december 2020 tot en met 31 maart 2021 te Leeuwarden, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een ander, te weten, [slachtoffer 1] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer 1] , wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten met hem, verdachte, af te spreken en/of hem, verdachte, te ontmoeten en/of het verstrekken van (een) pinpas(sen) aan hem, verdachte, welk geweld en/of die andere feitelijkheid en/of welke bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid hierin bestond(en) dat hij, verdachte, (telkens) (via Snapchat en/of Instagram) heeft gedreigd om een of meerdere filmpjes van die [slachtoffer 1] -te weten (een) filmpje(s) waarop te zien is dat die [slachtoffer 1] hem, verdachte, pijpt en/of dat zij, [slachtoffer 1] en verdachte, geslachtsgemeenschap met elkaar hebben- online te zetten en/of anderszins openbaar te maken terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op of omstreeks 1 december 2020 te Veendam, met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2006, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten
  • zijn penis (laten) plaatsen/houden in de mond van die [slachtoffer 2] en/of aan zijn penis latenzuigen en/of likken door die [slachtoffer 2] en/of
  • zijn penis in de vagina en/of de anus van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht en/of (vervolgens) (daarbij) heen- en weergaande beweging(en) gemaakt;
4
hij (op een of meer tijdstippen) op of omstreeks 12 april 2021 te Zwolle, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, telkens afbeeldingen en/of (een) gegevensdrager(s), bevattende afbeeldingen, te weten een telefoon (Moto e(7) Plus) met daarop snapchatvideo’s, van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum] 2003, is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft verspreid, aangeboden, vervaardigd, verworven, in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft welke seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven – (onder meer) bestonden uit:
het met de/een penis vaginaal penetreren van het lichaam van die [slachtoffer 3] , althans een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het met de/een penis oraal penetreren van het lichaam van die [slachtoffer 3] , althans een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, en/of het door die [slachtoffer 3] , althans een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, likken en/of in de mond nemen, betasten en/of aanraken van de/een penis en/of waarbij hij, verdachte, met zijn hand op het hoofd drukt/duwt van die [slachtoffer 3] , althans een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (bestandsnamen [bestandsnaam] ) (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling;
5 hij, op of omstreeks 15 augustus 2020 te Wijnjewoude en/of Drachten, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een voorwerp, te weten één of meer geldbedrag(en) (van in totaal ongeveer 1496 Euro), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten één of meer geldbedrag(en) (van in totaal ongeveer 1496 Euro) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), dan wel redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die voorwerp(en) en/of geldbedrag(en)
- onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen, op of omstreeks 15 augustus 2020 te Wijnjewoude en/of Drachten, althans in Nederland, een voorwerp, te weten één of meer geldbedrag(en) (van in totaal ongeveer 1496 Euro), heeft/hebben verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten één of meer geldbedrag(en) (van in totaal ongeveer 1496 Euro), gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl hij/zij wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat voorwerp en/of dat/die geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk afkomstig was uit enig misdrijf tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 15 augustus 2020 te Wijnjewoude en/of Drachten, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen meermalen, in ieder geval éénmaal, zijn, verdachtes, bankpas en/of pincode en/of bankrekeningnummer mee te geven en/of ter beschikking te stellen
6 hij op of omstreeks 2 augustus 2021 te Sassenheim, gemeente Teylingen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een man genaamd [slachtoffer 4] heeft mishandeld door die man in een nekklem te nemen en/of door die man te slaan en/of te stompen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor alle feiten.
Ten aanzien van feit 1 heeft zij aangevoerd dat de verklaring van [slachtoffer 1] betrouwbaar is, omdat zij consistent en gedetailleerd heeft verklaard. Haar verklaring vindt steun in de verklaring van verdachte en in de screenshots van de Snapchatberichten.
Op grond van dezelfde bewijsmiddelen kan feit 2 ook wettig en overtuigend bewezen worden verklaard voor de periode van 1 januari 2021 tot en met 28 januari 2021.
Ten aanzien van feit 3 is er geen discussie over dat verdachte seks met [slachtoffer 2] heeft gehad en waaruit deze seks heeft bestaan. De verweten handelingen kunnen wettig en overtuigend bewezen worden, met uitzondering van het binnendringen in de anus. Verdachte moet worden vrijgesproken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Feit 4 kan wettig en overtuigend bewezen worden op grond van de verklaring van verdachte en het digitaal onderzoek in zijn telefoon.
Ten aanzien van feit 5 kan het primair ten laste gelegde opzetwitwassen worden bewezen.
Feit 6 kan wettig en overtuigend worden bewezen op grond van de aangifte en de
getuigenverklaringen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1, vanwege het ontbreken van wettig bewijs. De verklaring van [slachtoffer 1] vindt enkel steun in de screenshots van de Snapchatberichten. Volgens aangeefster zijn de berichten op [geboortedatum] 2020 begonnen. Uit het dossier blijkt dat de meeste screenshots op 20 november 2020 zijn gemaakt. Dit strookt niet met de verklaring van aangeefster over de periode waarin de seks zou hebben plaatsgevonden. Daarnaast blijkt uit de berichten niet dat [slachtoffer 1] daadwerkelijk met verdachte heeft
afgesproken.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Voor wat betreft feit 3 kan het binnendringen van de anus niet worden bewezen en moet vrijspraak volgen voor dit onderdeel van de tenlastelegging.
Ten aanzien van feit 4 erkent verdachte dat hij seks heeft gehad met [slachtoffer 3] en dat daarvan filmpjes zijn gemaakt, de raadsvrouw heeft betoogd dat dit geen strafbaar feit oplevert.
Voor wat betreft feit 5 primair moet vrijspraak volgen, omdat er geen sprake is geweest van medeplegen. Het handelen van verdachte kan gekwalificeerd worden als medeplichtigheid.
Ten slotte heeft de raadsvrouw gepleit voor vrijspraak van feit 6, vanwege het ontbreken van overtuigend bewijs.

Oordeel van de rechtbank 1

Feiten 1 en 2
Zedenzaken kenmerken zich doorgaans door het feit dat slechts twee personen aanwezig zijn geweest bij de verweten seksuele handelingen: het (veronderstelde) slachtoffer en de
(veronderstelde) dader. Ook in de onderhavige zaak is dit het geval. Artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) bepaalt dat het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Dit betekent dat de rechter niet tot een bewezenverklaring mag komen als de feiten en omstandigheden waarover de getuige verklaart op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342 Sv is voldaan laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is in zedenzaken niet vereist dat de seksuele handelingen zelf steun vinden in ander bewijsmateriaal.
2Het kan voldoende zijn dat de verklaring van de getuige op bepaalde punten wordt bevestigd door andere bewijsmiddelen, mits die afkomstig zijn van een andere bron.
Bij de beoordeling van het bewijs ziet de rechtbank zich allereerst voor de vraag gesteld of zij de verklaring van [slachtoffer 1] betrouwbaar acht. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
[slachtoffer 1] heeft op 15 januari 2021 aangifte gedaan van afdreiging. Zij heeft in augustus 2020 seks gehad met verdachte. Hij heeft bij die gelegenheid, met haar toestemming, filmpjes gemaakt waarop te zien is dat zij seks hebben en dat zij verdachte pijpt. Vanaf oktober of november 2020 stuurde verdachte haar berichten waarin hij dreigde de filmpjes openbaar te maken, tenzij zij seks met hem zou hebben of een pinpas aan hem zou verstrekken.
3Zij heeft screenshots van enkele Snapchatberichten bij haar aangifte gevoegd.
4Verdachte beloofde de filmpjes te verwijderen, als zij seks met hem zou hebben. [slachtoffer 1] heeft daarom nog ongeveer vijf keer seks met verdachte gehad.
Bij het informatieve gesprek zeden op 15 maart 2021 heeft [slachtoffer 1] verklaard dat zij seks met verdachte heeft gehad, omdat hij dreigde de filmpjes online te zetten. Verdachte heeft haar hoofd naar beneden geduwd en zijn penis in haar mond geduwd. Er heeft ook geslachtsgemeenschap plaatsgevonden.
5
Op 9 en 13 april 2021 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan van verkrachting. Zij verklaarde dat verdachte rond haar verjaardag op [geboortedatum] 2020 is gestart met het sturen van berichten waarin hij dreigde met het openbaar maken van de filmpjes. Elke keer als zij seks met hem zou hebben, zou hij een filmpje verwijderen. [slachtoffer 1] heeft in november en december van 2020 daarom ongeveer vijf keer met verdachte afgesproken in Leeuwarden. Tijdens die afspraken moest zij verdachte pijpen en daarna deed hij haar broek naar beneden en hadden zij seks.
6
[slachtoffer 1] is op 2 maart 2022 bij de rechter-commissaris gehoord. Zij heeft nogmaals verklaard dat zij meermalen seks met verdachte heeft gehad, omdat hij dreigde de filmpjes online te zetten.
7
De rechtbank neemt de verklaringen van [slachtoffer 1] als uitgangspunt. Zij heeft op meerdere momenten gedetailleerd en consistent verklaard over de handelingen die hebben plaatsgevonden. Haar verklaringen komen in de kern op hetzelfde neer en ondersteunen elkaar. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaring van [slachtoffer 1] . Het feit dat zij niet met zekerheid kan verklaren over de periode waarin zij met verdachte heeft afgesproken, maakt dat oordeel niet anders. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat [slachtoffer 1] wel weet te verklaren dat de bedreigingen zijn begonnen op haar verjaardag ( [geboortedatum] ) en dat op grond van haar aangifte op 15 januari 2021, waarbij zij screenshots van de Snapchatberichten heeft overgelegd, kan worden vastgesteld dat de handelingen voor die datum (moeten) hebben plaatsgevonden.
De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de verklaring van [slachtoffer 1] voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig uit een andere bron.
De rechtbank overweegt dat de verklaring van aangeefster wordt ondersteund door de verklaring van verdachte dat hij in november en december 2020 meerdere keren seks heeft gehad met [slachtoffer 1] .
8De door verdachte genoemde periode valt (grotendeels) na de verjaardag van [slachtoffer 1] op [geboortedatum] , vanaf welk moment zij zich onder druk gezet voelde door verdachte om seks met hem te hebben.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 1] ook steun vindt in de screenshots van de Snapchatberichten. In deze berichten is onder andere te lezen: “
wil nog 2 x sex anders lek ik het”en “
vandaag sex anders post ik het”9. Verdachte heeft bekend dat hij de berichten heeft gestuurd en dat hij één filmpje heeft verwijderd toen hij bij haar was, dat zij dat wilde en dat hij dat toen heeft gedaan.
10In de berichten is ook te lezen dat [slachtoffer 1] het volgende naar verdachte stuurt:
“Ja en zou je alles verwijderen na die 2 x en ineens zeg jij per week 1 filmpje”.
11De berichten bieden steun voor de context waarover [slachtoffer 1] heeft verklaard, namelijk dat verdachte dreigde met het online zetten van de filmpjes en dat hij beloofde filmpjes te verwijderen als zij seks met hem had.
De screenshots zijn niet voorzien van een datum. Uit onderzoek in de telefoon van [slachtoffer 1] blijkt dat een aantal screenshots op 20 november 2021 zijn gemaakt.
12De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat deze screenshots op 20 november 2020 zijn gemaakt. [slachtoffer 1] heeft de screenshots op 15 januari 2021 immers al bij haar aangifte gevoegd.
Uit het voorgaande blijkt dat verdachte voor 20 november 2020 berichten heeft gestuurd waarin hij dreigde de filmpjes openbaar te maken. Zowel [slachtoffer 1] als verdachte hebben verklaard dat zij daarna, in november en december 2020, seks hebben gehad. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij zich daartoe gedwongen heeft gevoeld door de berichten die verdachte haar via Snapchat had gestuurd. Gelet op het voorgaande hecht de rechtbank geen geloof aan de verklaring van verdachte dat er sprake was van vrijwillige seks en volgt zij [slachtoffer 1] in haar verklaring dat sprake was van dwang. De rechtbank acht feit 1 dan ook wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank is van oordeel dat ook feit 2 wettig en overtuigend kan worden bewezen. Uit de hiervoor genoemde aangifte van 15 januari 2021 en de daarbij gevoegde screenshots blijkt dat verdachte in de periode van 1 december 2020 tot en met 15 januari 2021 heeft geprobeerd [slachtoffer 1] te dwingen om een pinpas aan hem te verstrekken.
13
Feiten 3 en 4
De rechtbank acht feit 3 wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van het onderdeel van de tenlastelegging dat ziet op het binnendringen van de anus. Ook feit 4 acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank zal ten aanzien van het bewezen verklaarde volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Ten aanzien van feit 3 blijkt uit de verklaring van [slachtoffer 2]
14en de verklaring van verdachte
15dat verdachte ontuchtige handelingen met [slachtoffer 2] heeft gepleegd. Zij was op dat moment 14 jaar oud.
Ten aanzien van feit 4 overweegt dat rechtbank dat uit de verklaring van verdachte
16en het onderzoek naar zijn telefoon
17blijkt dat hij filmpjes heeft vervaardigd en in bezit heeft gehad waarop seksuele gedragingen te zien zijn van en met [slachtoffer 3] . Zij was op dat moment 17 jaar oud.
Feit 5
[benadeelde partij 1] heeft op 15 augustus 2020 aangifte gedaan van oplichting. Zij ontving op die dag een bericht op naam van de belastingdienst waarin stond dat zij een betaling van € 748,00 moest doen. Zij heeft het geld overgemaakt naar het rekeningnummer dat werd genoemd in het bericht.
18Op dezelfde dag deed [benadeelde partij 2] aangifte van oplichting. Ook zij verklaarde dat zij op 15 augustus 2020 naar aanleiding van een sms-bericht over een openstaande schuld bij de belastingdienst € 748,00 heeft overgemaakt.
19Het geld is telkens overgemaakt naar de bankrekening van verdachte.
20
Verdachte heeft verklaard dat hij is benaderd via Telegram door iemand die betaallinkjes kon regelen. Iemand anders heeft de betaallinkjes verzonden. Hij wist dat er strafbare feiten gepleegd zouden worden met zijn bankrekening. Verdachte heeft deze persoon ontmoet in Drachten en samen hebben ze het geld van zijn rekening gepind. Hij heeft € 1.300,00 gekregen voor het opnemen van de bedragen. Met dit geld heeft hij eten en drinken gekocht.
21
Uit het voorgaande volgt dat verdachte een bedrag van € 1.496,00 voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat het bedrag van misdrijf afkomstig was. Daarnaast blijkt uit zijn verklaring dat hij een deel van dat bedrag, namelijk € 1.300,00, heeft omgezet en daarvan gebruik heeft gemaakt. De rechtbank acht daarom feit 5 primair wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat verdachte samen met een ander witwashandelingen heeft begaan. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Feit 6
[naam 1] heeft namens [slachtoffer 4] aangifte gedaan van mishandeling. Op 2 augustus 2021 was [slachtoffer 4] aan het werk in Forensisch Centrum Teylingereind te Sassenheim. Daar is hij mishandeld. [medeverdachte] heeft hem in een verwurging gepakt en verdachte heeft hem twee keer met een vuist in het gezicht geslagen.
22Getuige [naam 2] heeft deze verklaring ondersteund. Zij heeft gezien dat [medeverdachte] het slachtoffer in een wurggreep pakte en dat verdachte het slachtoffer meerdere keren in het gezicht heeft geslagen.
23
De rechtbank twijfelt niet aan de betrouwbaarheid van voornoemde verklaringen, omdat deze in essentie met elkaar overeenkomen. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 2 augustus 2021 samen met een ander [slachtoffer 4] heeft mishandeld.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1, 2, 3, 4, 5 primair en 6 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. hij in de periode 1 november 2020 tot en met 31 december 2020 te Leeuwarden door een andere feitelijkheid en bedreiging met een andere feitelijkheid meermalen [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten het (telkens) brengen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 1] en het (telkens) duwen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] en het (telkens) aan zijn penis laten zuigen of likken door die [slachtoffer 1] , en bestaande die andere feitelijkheid en die bedreiging met die andere feitelijkheid hierin dat verdachte
- tegenover die [slachtoffer 1] (telkens) heeft gedreigd om een of meerdere filmpjes van die
[slachtoffer 1] -te weten filmpjes waarop te zien is dat die [slachtoffer 1] hem, verdachte, pijpt en dat zij, [slachtoffer 1] en verdachte, geslachtsgemeenschap met elkaar hebben- online te zetten of anderszins te openbaren,
  • die [slachtoffer 1] (telkens) heeft beloofd dat hij, wanneer die [slachtoffer 1] seks met hem heeft,een of meerdere filmpjes –te weten video opname(n) waarop te zien is dat die [slachtoffer 1] hem, verdachte, pijpt en dat zij, [slachtoffer 1] en verdachte, geslachtsgemeenschap met elkaar hebbenzal verwijderen,
  • ( met kracht) met zijn hand(en) het hoofd van die [slachtoffer 1] naar beneden, in de richting van zijnpenis heeft geduwd en zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] heeft geduwd of zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] heeft laten plaatsen/brengen en (vervolgens) die [slachtoffer 1] heeft omgedraaid en de onderkleding van die [slachtoffer 1] heeft uitgetrokken en (vervolgens) geslachtsgemeenschap met die [slachtoffer 1] heeft gehad en/of
  • met gebruikmaking van zijn psychisch overwicht op die [slachtoffer 1] (telkens) een situatie heeftdoen ontstaan waarin zij zich niet tegen de seksuele handeling(en)/gemeenschap met hem, verdachte, kon verzetten en onttrekken en (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2 hij in de periode van 1 december 2020 tot en met 15 januari 2021 in Nederland, meermalen, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een ander, te weten, [slachtoffer 1] , door bedreiging met enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer 1] , wederrechtelijk te dwingen iets te doen, te weten het verstrekken van een pinpas aan hem, verdachte, welke bedreiging met enige andere feitelijkheid hierin bestond dat hij, verdachte, (telkens) (via Snapchat) heeft gedreigd om een of meerdere filmpjes van die [slachtoffer 1] -te weten filmpjes waarop te zien is dat die [slachtoffer 1] hem, verdachte, pijpt en dat zij, [slachtoffer 1] en verdachte,
geslachtsgemeenschap met elkaar hebben- online te zetten of anderszins openbaar te maken terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3 hij op 1 december 2020 te Veendam, met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2006, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten
  • zijn penis plaatsen/houden in de mond van die [slachtoffer 2] en aan zijn penis laten zuigen enlikken door die [slachtoffer 2] en
  • zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht en vervolgens daarbij heen- enweergaande bewegingen gemaakt;
4
Hij op 12 april 2021 te Zwolle, meermalen, telkens afbeeldingen en een gegevensdrager bevattende afbeeldingen, te weten een telefoon (Moto e(7) Plus) met daarop snapchatvideo’s, van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum] 2003, is betrokken heeft vervaardigd en in bezit gehad welke seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven -bestonden uit:
het met de penis vaginaal penetreren van het lichaam van die [slachtoffer 3] , en het met de penis oraal penetreren van het lichaam van die [slachtoffer 3] , en het door die [slachtoffer 3] , likken en in de mond nemen, van de penis, waarbij hij, verdachte, met zijn hand op het hoofd drukt van die [slachtoffer 3] (bestandsnamen [bestandsnaam] ) (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft of strekt tot seksuele prikkeling;
5 primair
hij, op 15 augustus 2020 te Drachten een voorwerp, te weten een geldbedrag (van in totaal ongeveer
1496 Euro), voorhanden heeft gehad, heeft omgezet, en van een voorwerp, te weten een geldbedrag (van in totaal ongeveer 1496 Euro) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat dat geldbedrag onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf;
6 hij op 2 augustus 2021 te Sassenheim, gemeente Teylingen tezamen en in vereniging met een ander, een man genaamd [slachtoffer 4] heeft mishandeld door die man in een nekklem te nemen en door die man te slaan.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

1. verkrachting, meermalen gepleegd
2. poging tot een ander door bedreiging met enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen, meermalen gepleegd
3. met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
4. een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttienjaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, vervaardigen en verwerven, meermalen gepleegd
en een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben
5. primair witwassen
6. medeplegen van mishandeling
De feiten 1, 2, 3, 5 primair en 6 zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van feit 4
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat uit de wetsgeschiedenis blijkt dat strafrechtelijke aansprakelijkheid achterwege moet blijven, indien het beeldmateriaal met instemming is gemaakt en het leeftijdsverschil tussen de betrokkenen gering is.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de filmpjes onder de strafbaarstelling van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) vallen. Het betreft expliciete beelden van een kwetsbaar meisje. Uit de feiten 1 en 2 blijkt dat het risico op verspreiding van de filmpjes aanwezig was.
Oordeel van de rechtbank
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder feit 4 bewezen verklaarde een strafbaar feit oplevert. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Bij arrest van 9 februari 2016 (ECLI:NL:HR:2016:213) heeft de Hoge Raad een kwalificatieuitsluitingsgrond gecreëerd, omdat artikel 240b Sr ook gevallen bestrijkt waarin volgens de wetgeschiedenis strafrechtelijke aansprakelijkstelling achterwege kan of moet blijven. Relevante factoren voor het bepalen van dergelijke gevallen zijn de concrete gedraging van de verdachte, de leeftijd van de betrokkenen, de instemming van de betrokkenen en het ontbreken van enige aanwijzing voor een risico van verspreiding van de afbeeldingen onder anderen dan de betrokkenen. Het is aan de strafrechter om - ook al is voldaan aan alle bestanddelen van art. 240b Sr - te beoordelen of het gedrag van verdachte van dien aard is, dat het moet worden gekwalificeerd als misdrijf tegen de zeden strafbaar gestelde feit.
De rechtbank is van oordeel dat de kwalificatie-uitsluitingsgrond niet van toepassing is, ondanks de geringe leeftijd tussen verdachte en [slachtoffer 3] . Er kan in deze zaak immers niet worden gesproken van het ontbreken van enige aanwijzing voor een risico van verspreiding van de filmpjes. Gelet op het onder 1 en 2 bewezenverklaarde is verdachte kennelijk bereid om de filmpjes die hij maakte in te zetten om de betrokken persoon te dwingen iets te doen.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van alle feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd en een locatieverbod voor het woonadres van [slachtoffer 3] . De officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden gevorderd. Daarnaast heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de problematiek van verdachte, een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel (hierna: GVM) opgelegd moet worden. De officier van justitie heeft rekening gehouden met advies tot verminderde toerekeningsvatbaarheid. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat toepassen van het volwassenstrafrecht passend is.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor de toepassing van het jeugdstrafrecht. Verdachte wil weer naar school, is niet in staat om op zichzelf te wonen en is afhankelijk van begeleiding in het dagelijks leven. Daarnaast blijkt uit het reclasseringsrapport dat het IQ en ontwikkelingsniveau van verdachte beneden gemiddeld is. Het feit dat verdachte tijdens het voorarrest in een jeugdinrichting is geplaatst is ook een aanknopingspunt om het jeugdstrafrecht toe te passen. De raadsvrouw heeft, gelet op het voorarrest en de verminderde toerekeningsvatbaarheid, gepleit voor het opleggen van een deels voorwaardelijke jeugddetentie met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over hem opgestelde rapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zedendelicten waar jonge minderjarigen bij betrokken waren. Hij heeft [slachtoffer 1] dusdanig onder druk gezet met door hem gemaakte filmpjes waarop te zien was dat zij seksuele handelingen verrichtte, dat zij meermalen seks tegen haar zin met hem heeft gehad. In het geval van [slachtoffer 2] heeft verdachte haar geld en drugs aangeboden en daarna seks met haar gehad. Hij heeft haar vervolgens in verwarde toestand achtergelaten. Zij was slechts 14 jaar oud.
De rechtbank vindt het zeer ernstig dat verdachte misbruik heeft gemaakt van de kwetsbaarheid van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Hij heeft een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en emotionele integriteit van de slachtoffers en schade toegebracht aan hun seksuele ontwikkeling. De ervaring leert dat (jeugdige) slachtoffers van zedendelicten in een later stadium psychisch nadelige gevolgen kunnen ondervinden van hetgeen hen is overkomen. Ook heeft hij gevoelens van angst, onveiligheid en onzekerheid veroorzaakt bij de slachtoffers.
Verdachte heeft telkens filmpjes gemaakt van de seksuele handelingen, niet alleen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , maar ook van [slachtoffer 3] . De rechtbank vindt het ernstig dat verdachte seksueel getint beeldmateriaal van minderjarigen heeft vervaardigd.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen door zijn bankrekening ter beschikking te stellen zodat daar meermalen geldbedragen op gestort konden worden, die afkomstig waren van oplichting en het geld vervolgens op te nemen. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Ten slotte heeft verdachte gedurende zijn voorarrest in verband met deze zaak, samen met een ander een medewerker van de jeugdinrichting mishandeld. Ook dit is een ernstig feit. Verdachte heeft met geweld inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer in een (gesloten) setting waarin het slachtoffer werkzaam was ten behoeve van verdachte en zijn medegedetineerden.
Persoon van de verdachte
Naast de ernst van de feiten houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij in 2020 een strafbeschikking heeft gekregen in verband met oplichting en in 2021 door de politierechter is veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke jeugddetentie voor opruiing.
Over verdachte zijn door GZ-psycholoog D.B. Wisman Pro Justitia rapportages opgemaakt op 10 oktober 2021 en 22 februari 2022. Hieruit volgt dat bij verdachte sprake is van hechtingsproblematiek van de in zichzelf gekeerde vermijdende vorm, een ouder-kind relatieprobleem, leeronderwijsprobleem en anticociaal gedrag. De gevolgen van de hechtingsproblematiek zijn te herkennen in zijn gebrekkige mate van empathie en gewetensfuncties en een sterkte gerichtheid op directe behoeftebevrediging. De gevolgen van deze problematiek hebben een rol gespeeld bij de feiten 1, 2 en 3. Het advies van de deskundige is om verdachte die feiten in verminderde mate toe te rekenen. De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van verdachte, met voormelde conclusie en maakt die tot de hare. De rechtbank concludeert dat de feiten 1, 2 en 3 in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen zijn.
Het recidiverisico wordt door de psycholoog ingeschat als matig-laag. Zij adviseert een forensische ambulante behandeling, omdat een klinische behandeling waarschijnlijk contraproductief zal werken gelet op de vermijdende hechtingsproblematiek. Daarnaast heeft verdachte 24-uursbegeleiding nodig.
Uit het reclasseringsadvies van 25 juli 2022 blijkt dat het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Deze inschatting is anders dan eerder gerapporteerd, gelet op de ontwikkelingen tijdens het schorsingstoezicht. Verdachte heeft sterk zelfbepalend gedrag laten zien. Binnen het schorsingstoezicht zijn de risico’s toegenomen. Hij heeft zich herhaaldelijk dwingend opgesteld. De reclassering adviseert net als de psycholoog om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden onder meer een ambulante behandeling en begeleid wonen. De rechtbank neemt de – van de psycholoog – afwijkende visie ten aanzien van het recidiverisico over, gelet op het feit dat de bevindingen van de reclassering recent zijn en deze worden onderbouwd met specifieke bevindingen binnen het schorsingstoezicht.
Adolescentenstrafrecht
Anders dan de raadsvrouw ziet de rechtbank geen aanleiding om het adolescentenstrafrecht toe te passen. Bij de berechting van adolescenten tot 23 jaar oud geldt als uitgangspunt dat het volwassenstrafrecht wordt toegepast, tenzij in de persoon van de verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is begaan aanleiding wordt gevonden het jeugdstrafrecht toe te passen. De psycholoog heeft aangegeven dat en waarom het toepassen van het volwassenstrafrecht de voorkeur heeft. De pedagogische beïnvloedingsmogelijkheden worden als niet noodzakelijk ingeschat en een pedagogische bejegening lijkt gezien het gedrag van verdachte in de jeugdinrichting niet passend en haalbaar meer. De reclassering heeft ook negatief geadviseerd over het toepassen van het adolescentenstrafrecht. De rechtbank overweegt dat eerdere pogingen om pedagogische hulpverlening op te starten tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis niets hebben opgeleverd. De mogelijkheid tot pedagogische beïnvloeding is dus beperkt. De rechtbank ziet geen aanleiding om het adolescentenstrafrecht toe te passen en past daarom het volwassenenstrafrecht toe.
Op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten een forse gevangenisstraf passend is. De rechtbank komt tot een andere straf dan door de officier van justitie geëist.
Gelet op de leeftijd van verdachte en zijn problematiek acht de rechtbank het noodzakelijk dat de helft van de straf voorwaardelijk wordt opgelegd om de kans op recidive te verlagen. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, waarvan 20 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de voorlopige hechtenis, met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd en met een proeftijd van drie jaren passend en geboden.
De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Het risico blijkt uit het reclasseringsrapport waarin het recidiverisico als hoog wordt ingeschat.
De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding om aan verdachte de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

Inbeslaggenomen goederen

Onder verdachte zijn drie telefoons (een Iphone, een Motorola en een Samsung) en een Ipad in beslag genomen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de Samsung telefoon teruggegeven kan worden aan verdachte. De overige goederen moeten worden onttrokken aan het verkeer, omdat er dierenporno en kinderporno op de toestellen is aangetroffen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen over het beslag.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de Samsung telefoon moet worden teruggegeven aan verdachte nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.
De rechtbank acht de inbeslaggenomen Iphone en Motorola telefoons vatbaar voor verbeurdverklaring nu de feiten 1, 2 en 4 daarmee zijn begaan en deze toebehoren aan verdachte.
De rechtbank acht de aan verdachte toebehorende inbeslaggenomen Ipad vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu deze bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten is aangetroffen en zij kan dienen tot het begaan van soortgelijke feiten terwijl het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of het algemeen belang.

Benadeelde partijen

Inleiding
In deze zaak hebben vijf personen zich als zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De vorderingen worden hierna per feit besproken. Voor zover de rechtbank tot toewijzing van de vorderingen komt, worden deze vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag dat het betreffende feit is gepleegd, zoals opgenomen in het dictum van dit vonnis. Daarnaast zal de rechtbank in die gevallen de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
Ten aanzien van feiten 1 en 2
Door [slachtoffer 1] is een vordering tot schadevergoeding ingediend. Er wordt een bedrag van € 5.000,00 gevorderd ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft voor vrijspraak van feit 1 gepleit en heeft daarom gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in haar vordering. Subsidiair heeft zij gepleit voor matiging van de vordering tot € 2.500,00.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet, althans onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Ten aanzien van feit 3
Door de moeder van [slachtoffer 2] is namens haar een vordering tot schadevergoeding ingediend. Er wordt een bedrag van € 490,03 gevorderd ter vergoeding van materiële schade. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • In beslag genomen Iphone € 103,90
  • Kosten nieuwe telefoon € 289,00
  • Reiskosten € 50,00
  • Parkeerkosten € 10,00
  • Apotheekkosten € 39,13
Ter zitting heeft mr. W.A. Bruinsma-Woudstra namens de benadeelde partij mondeling de vordering aangevuld met een bedrag van € 5.000,00 ter vergoeding van immateriële schade.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de materiële schade op het standpunt gesteld dat de kosten van de nieuwe telefoon, de parkeerkosten, de reiskosten en de kosten van de apotheek voor toewijzing vatbaar zijn. De kosten voor de in beslag genomen telefoon kunnen niet worden toegewezen, omdat de telefoon terug gaat naar de benadeelde partij. Ten aanzien van de immateriële schade moet de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de vordering niet is onderbouwd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich voor wat betreft de materiële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Zij heeft gesteld dat de vordering voor wat betreft de immateriële schade niet-ontvankelijk is, omdat de vordering niet is onderbouwd en het causale verband niet is aangetoond.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de materiële schade is de rechtbank, conform de officier van justitie, van oordeel dat de kosten van de nieuwe telefoon, de parkeerkosten, de reiskosten en de apotheekkosten voor toewijzing vatbaar zijn. De vordering voor wat betreft de materiële schade zal voor het overige nietontvankelijk worden verklaard.
Met betrekking tot de immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is van aantasting in de persoon op andere wijze is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen.
24Daarnaast kunnen de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106 lid 1, onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon op andere wijze sprake is.
De rechtbank stelt vast dat namens de benadeelde partij de psychische gevolgen die zij door het bewezenverklaarde heeft ondervonden niet zijn onderbouwd. Gelet echter op de aard en de ernst van de normschending, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de leeftijd van de benadeelde partij ten tijde van het bewezenverklaarde feit, is de rechtbank van oordeel dat in dit geval de nadelige gevolgen zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Het gevorderde bedrag van € 5.000,00 acht de rechtbank redelijk. De rechtbank zal daarom de vordering voor wat betreft de immateriële schade toewijzen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Ten aanzien van feit 4
Door [slachtoffer 3] is een vordering tot schadevergoeding ingediend. Er wordt een bedrag van € 2.500,00 gevorderd ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en een bedrag van € 121,54 aan proceskosten.
[slachtoffer 3] heeft daarnaast een contactverbod en locatieverbod verzocht.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, vanwege het ontbreken van het causale verband tussen het feit en de psychische gevolgen.
Oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij heeft vergoeding van immateriële schade gevorderd. Zoals hierboven bij feit 3 reeds besproken, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 BW slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
Van aantasting in de persoon is sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Namens de benadeelde partij is aangevoerd dat zij PTSS heeft opgelopen ten gevolge van het bewezenverklaarde, maar deze stelling is niet onderbouwd. Er is dus geen aantasting van de persoon op grond van onderbouwd geestelijk letsel.
In enkele gevallen kunnen de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106 lid 1, onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon op andere wijze sprake is. De rechtbank is van oordeel dat hiervan in dit geval geen sprake is. Namens de benadeelde partij is aangevoerd dat door het maken en verspreiden van opnames haar persoonlijke integriteit is geschonden. De rechtbank stelt vast dat de opnames zijn gemaakt met toestemming van de benadeelde partij en dat niet is gebleken dat de filmpjes zijn verspreid. Enkel gevoelens van angst en onzekerheid vormen geen aantasting van de persoon als bedoeld in artikel 6:106 BW.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij haar eigen proceskosten draagt.
Het verzoek om een contactverbod zal de rechtbank toewijzen en als bijzondere voorwaarde aan de proeftijd verbinden. De rechtbank acht het niet noodzakelijk om daarnaast een locatieverbod op te leggen. Dat verzoek zal daarom worden afgewezen.
Ten aanzien van feit 5
Door [benadeelde partij 2] is een vordering tot schadevergoeding ingediend. Er wordt een bedrag van € 748,00 gevorderd ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 5 primair bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Door [benadeelde partij 1] is het formulier ‘verzoek tot schadevergoeding’ ingediend. Het formulier is niet ondertekend evenmin is een schadebedrag ingevuld. De rechtbank zal de vordering daarom nietontvankelijk verklaren.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Assen van 10 februari 2021, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een jeugddetentie voor de duur van 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 25 februari 2021. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 6 oktober 2021 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Nu veroordeelde strafbare feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36d, 36f, 45, 57, 60a, 63, 240b,
242, 245, 284, 300 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5 primair en 6 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 20 maanden,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op hetadres [straatnaam] te Leeuwarden of via telefoonnummer [telefoonnummer] en zich daarna aldaar blijft melden, zo frequent die instelling dat noodzakelijk acht;
zich onder behandeling zal stellen van Forensische Polikliniek van GGZ Friesland of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de zorgverlener zullen worden gegeven, waarbij de behandeling zich onder andere zal richten op delictscenario en zedenbehandeling;
zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang of een soortgelijkeinstelling, en zich zal houden aan de huisregels en het (dag-)programma dat de instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer
1] , geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] , [slachtoffer 2] , geboren op
[geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] en [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] , zolang het openbaar ministerie dit verbod nodig vindt;
5. meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen.De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
6. meewerkt aan het verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding voor zolang dereclassering dat nodig vindt;
7. de reclassering inzicht geeft in zijn financiën en schulden en indien nodig zal meewerken aanfinanciële hulpverlening, ook als dit financieel bewind en/of het meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen inhoudt.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

Beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

Inbeslaggenomen goederen

  • Gelast de teruggaveaan veroordeelde van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven Samsung telefoon.
  • Verklaart verbeurdde in beslag genomen Iphone en Motorola telefoons.
  • Verklaart onttrokken aan het verkeerde in beslag genomen Ipad.

Benadeelde partijen

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]Ten aanzien van feiten 1 en 2.
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 1] te betalen:
  • het bedrag van € 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 januari 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van € 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 januari 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 60 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]Ten aanzien van feit 3.
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 2] te betalen:
  • het bedrag van € 5.388,13 (zegge: vijfduizend driehonderdachtentachtig euro en dertien cent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 december 2020 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen een bedrag van 5.388,13 (zegge: vijfduizend driehonderdachtentachtig euro en dertien cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2020 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 388,13 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 61 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]Ten aanzien van feit 4.
Verklaart de vordering van [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [slachtoffer 3] haar eigen proceskosten draagt.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]Ten aanzien van feit 5.
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [benadeelde partij 2] te betalen:
  • het bedrag van € 748,00 (zegge: zevenhonderdachtenveertig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 augustus 2020 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [benadeelde partij 2] aan de Staat te betalen een bedrag van € 748,00 (zegge: zevenhonderdachtenveertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2020 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 14 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]Ten aanzien van feit 5.
Verklaart de vordering van [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [benadeelde partij 1] haar eigen proceskosten draagt.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 18-025755-21
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen van 10 februari 2021, te weten: een jeugddetentie voor de duur van 1 maand.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. R.B. Maring en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. T.M. Doorn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 augustus 2022.
Mrs. Maring en Krijger zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit – tenzij anders aangegeven – pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. De processen-verbaal zijn allemaal in de wettelijke vorm opgemaakt. Ter zake van feiten 1 t/m 4 zijn de processen-verbaal als bijlage opgenomen bij het proces-verbaalnummer PL0100-2020333086 van 23 juli 2021 (doorgenummerde pagina’s 1 t/m 636). Ter zake van feit 5 zijn de processen-verbaal als bijlage opgenomen bij het proces-verbaalnummer PL0100-2021073072 van 10 augustus 2021
(doorgenummerde pagina’s 1 t/m 47) en ter zake van feit 6 zijn de processen-verbaal als bijlage opgenomen bij het proces-verbaalnummer PL1500-2021227290 van 2 november 2021 (doorgenummerde pagina’s 1 t/m 32).
2. Zie onder andere het arrest van de Hoge Raad van 26 januari 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BK2094).
3. Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] d.d. 15 januari 2021, proces-verbaalnummer PL01002020333086, pagina’s 316 en 317.
4. Proces-verbaalnummer PL0100-2020333086, pagina 318 e.v.
5. Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 maart 2021, proces-verbaalnummer PL0100-2020333086, pagina 312 e.v.
6. Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] d.d. 13 april 2021, proces-verbaalnummer PL01002020333086, pagina’s 346 e.v.
7. Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 1] d.d. 2 maart 2022, RC-nr. 22/2513, pagina 3.
8. Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 4 mei 2021, proces-verbaalnummer PL0100-2020333086, pagina’s 58 e.v.
9. Proces-verbaalnummer PL0100-2020333086, pagina’s 320 en 325.
10. Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 4 mei 2021, proces-verbaalnummer PL0100-2020333086, pagina 65, 69 en 71.
11. Proces-verbaalnummer PL0100-2020333086, pagina 326.
12. Proces-verbaal met BVH-nummer 2020333086 d.d. 31 maart 2022, pagina’s 3 en 4. Het betreft
onder andere de berichten
“wil nog 2 x sex anders lek ik het”en
“vandaag sex anders post ik het”.
13. Proces-verbaalnummer PL0100-2020333086, pagina’s 316, 317, 322 en 324.
14. Studioverhoor [slachtoffer 2] , proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 december 2020, procesverbaalnummer PL0100-2020333086, pagina’s 161 e.v.
15. Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 mei 2021, proces-verbaalnummer PL0100-2020333086, pagina’s 32 e.v.
16. Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 17 mei 2021, proces-verbaalnummer PL01002020333086, pagina’s 102 e.v.
17. Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 mei 2021, proces-verbaalnummer PL0100-2020333086, pagina’s 538 e.v.
18. Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 1] d.d. 26 augustus 2020, proces-verbaalnummer PL0100-2021073072, pagina 1 e.v.
19. Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 2] d.d. 30 augustus 2020, proces-verbaalnummer PL0100-2021073072, pagina 23 e.v.
20. Proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 november 2020, proces-verbaalnummer PL01002021073072, Pagina’s 20 e.v.
21. Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 1 april 2021, proces-verbaalnummer PL01002021073072, pagina’s 38 e.v.
22. Proces-verbaal van aangifte [naam 1] d.d. 5 augustus 2021, proces-verbaalnummer PL15002021227290, pagina’s 5 e.v.
23. Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] d.d. 10 augustus 2021, proces-verbaalnummer PL1500-2021227290, pagina’s 18 e.v.
24. Hoge Raad 15 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:376.