In de mega-zaak Vidar heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 17 augustus 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen 15 verdachten die betrokken waren bij de uitvoer van grote hoeveelheden harddrugs, witwassen, deelname aan een criminele organisatie en wapenbezit. De rechtbank heeft de verdachten veroordeeld, waarbij de straffen varieerden van 7 jaar gevangenisstraf tot 80 uur taakstraf. Vijf verdachten zijn vrijgesproken. De zaak kwam voort uit onderzoeken die plaatsvonden tijdens de zittingen op 22 maart, 13 april en 19 april 2022, waarbij de verdachte, bijgestaan door haar advocaat mr. J.N. Hoek, aanwezig was op de eerste en derde zitting, maar niet op de tweede. Het Openbaar Ministerie was vertegenwoordigd door mr. M.S. Kappeyne van de Coppello en mr. G. Veenstra op de eerste zitting, en door mr. M.S. Kappeyne van de Coppello en mr. H.J. Mous op de andere zittingen.
De tenlastelegging richtte zich op het verwerven, voorhanden hebben, overdragen en omzetten van geldbedragen die vermoedelijk afkomstig waren uit misdrijf, gedurende de periode van 3 april 2014 tot en met 2 april 2019. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat zij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het geld dat zij ontving van haar medeverdachte afkomstig was van misdrijf. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor het ten laste gelegde feit, en sprak haar vrij.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van overtuigend bewijs in strafzaken, vooral in complexe zaken zoals deze, waar meerdere verdachten en ernstige beschuldigingen aan de orde zijn. De rechtbank heeft de vrijspraak gemotiveerd door te stellen dat de verdachte niet bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het geld van misdrijf afkomstig was, en dat er geen overtuigend bewijs was dat zij dit wist of had moeten weten.