ECLI:NL:RBNNE:2022:3241

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 juni 2022
Publicatiedatum
5 september 2022
Zaaknummer
LEE 21/3131
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing waardedalingsaanvraag in verband met mijnbouwschade

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn waardedalingsaanvraag door het Instituut Mijnbouwschade Groningen. De aanvraag werd afgewezen omdat de woning van eiser buiten het waardedalingsgebied ligt, zoals vastgesteld in het onderzoek van Atlas voor gemeenten. Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het Instituut bleef bij zijn standpunt. De rechtbank heeft het beroep op 9 mei 2022 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

De rechtbank heeft de afwijzing van de aanvraag beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Eiser stelde dat er bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van het beleid rechtvaardigden, waaronder fysieke schade aan zijn woning door aardbevingen en een bijzondere geologische situatie. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder in redelijkheid kon concluderen dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een vergoeding voor waardedaling rechtvaardigden. Eiser had niet aangetoond dat de waarde van zijn woning was gedaald door de ligging in het aardbevingsgebied.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen recht heeft op een vergoeding voor waardedaling. Dit betekent ook dat hij geen griffierecht terugkrijgt en geen vergoeding voor proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen en is openbaar uitgesproken op 21 juni 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/3131

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juni 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

Instituut Mijnbouwschade Groningen (verweerder)

(gemachtigde: mr. L.A. Jager).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de waardedalingsaanvraag van eiser.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 30 december 2020 afgewezen, omdat de woning van eiser buiten het waardedalingsgebied is gelegen, zoals afgebakend aan de hand van de methode die is beschreven in het onderzoek van Atlas (J. Poort e.a., ‘Zeven bewogen jaren’, Atlas voor gemeenten). Met het bestreden besluit van 11 augustus 2021 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit van 11 augustus 2021 beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 9 mei 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag van de waardedalingsvergoeding. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden die eiser heeft aangevoerd.
3. De rechtbank is van oordeel dat verweerder heeft kunnen volstaan met het afwijzen van de aanvraag voor vergoeding van waardedaling
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De rechtbank is uitgegaan van de volgende vaststaande feiten. Op 22 september 1995 heeft eiser de volledige eigendom verkregen van de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] , met postcode [postcode] (hierna: de woning).
5.1.
Eiser stelt zich op het standpunt dat sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder dient af te wijken van zijn beleid door aan eiser een vergoeding voor waardedaling toe te kennen ter hoogte van het laagste waardedalingspercentage van 2,7% . Daartoe voert eiser aan dat zijn woning fysieke schade heeft ondervonden als gevolg van de aardbevingsproblematiek waarvoor reeds een fysieke schadevergoeding van
€ 2.355,28 is toegekend. Ook heeft eiser een mededelingsplicht die ertoe strekt dat hij bij de verkoop van zijn woning de schadehistorie dient te vermelden aan mogelijk geïnteresseerden. Dit heeft aldus eiser een evident prijsdrukkend effect op de waarde van de woning. Voorts is sprake van een bijzondere geologische situatie, waardoor de woning en omliggende woningen vatbaarder zijn voor fysieke schade. Een voormalig meanderende beek heeft ter plaatse gezorgd voor een ondergrond met situationeel wisselende draagkracht. Ook zijn de fysieke schade gevallen in de straat van eiser ontstaan na de datum van 1 januari 2019, waardoor deze nog niet meegenomen zijn in de methode van Atlas voor gemeenten.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen concluderen dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van waardedaling als gevolg van de ligging van de woning in aardbevingsgebied. Uit het onderzoek van Atlas voor gemeenten blijkt dat de waarde van een woning met herstelde fysieke schade, niet lager is dan de waarde van een woning die geen fysieke schade heeft ondervonden. Verweerder heeft daarmee voldoende onderbouwd dat fysieke schade niet zonder meer leidt tot een lagere huizenprijs, die niet wordt hersteld door de fysieke schadevergoeding. [1] Dat de woning van eiser mogelijk vatbaarder is voor fysieke schade als gevolg van aardbevingen kan daarom niet leiden tot de conclusie dat de woning, los van die fysieke schade, waardevermindering als gevolg van de ligging in aardbevingsgebied ondervindt. De fysieke schade aan de woning komt op grond van een andere regeling voor vergoeding in aanmerking en die schade aan de woning wordt door de vergoeding daarvan geacht te zijn hersteld. Ook een algemene meldingsplicht van de schadehistorie maakt naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk dat sprake is van waardedaling los van de – herstelde - fysieke schade. Voorts overweegt de rechtbank dat verweerder op het moment de waardedalingsregeling aan het actualiseren is voor de periode na de datum van 1 januari 2019.
5.3.
De rechtbank concludeert derhalve dat het voor het beslissen op het beroep niet van belang is om een rechtsvraag te stellen aan de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen vergoeding voor waardedaling krijgt toegekend. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van D.A. Bekking, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 juni 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie ook Rb. Noord-Nederland, 18 februari 2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:813.