ECLI:NL:RBNNE:2022:3252

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 september 2022
Publicatiedatum
6 september 2022
Zaaknummer
18.137487.22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van schuld bij verkeersongeval door overschrijding maximumsnelheid

Op 6 september 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 31 december 2021 nabij Wagenborgen. De verdachte, geboren in 2000, werd beschuldigd van het veroorzaken van gevaar op de weg door met een aanmerkelijk hogere snelheid dan de toegestane 60 km/u te rijden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte vrijgesproken moest worden van schuld aan het ongeval, omdat de enkele overschrijding van de maximumsnelheid onder de geschetste omstandigheden onvoldoende was om tot het oordeel te komen dat de verdachte schuld had in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW). De rechtbank concludeerde dat er geen bijkomende gedragingen of omstandigheden waren die wezenlijk bijdroegen aan de onvoorzichtigheid van de verdachte.

De rechtbank achtte echter wel bewezen dat de verdachte door aanmerkelijk harder te rijden dan de toegestane maximumsnelheid gevaar en hinder op de weg had veroorzaakt, en veroordeelde haar tot een geldboete van € 750,00, te vervangen door 15 dagen hechtenis. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar blanco justitiële documentatie en de psychische gevolgen van het ongeval. De rechtbank besloot dat een geldboete een passende sanctie was, zonder ontzegging van de rijbevoegdheid, omdat de kans op herhaling niet te verwachten was.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Groningen
parketnummer 18.137487.22

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

6.september 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 augustus 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F.H. Kappelhof, advocaat te Delfzijl.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 31 december 2021, nabij Wagenborgen, in elk geval in de gemeente Eemsdelta, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurster van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Stolderijweg, en toen in of ter hoogte van of nabij een in die Stolderijweg gelegen voor haar, verdachte, naar links voerende bocht, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, met een (aanmerkelijk) hogere snelheid dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 60 kilometer per uur, althans met aanmerkelijke en/of - gezien de omstandigheden ter plaatse - te hoge snelheid de controle over dat door haar, verdachte, bestuurde motorrijtuig verliezend en/of verloren hebbend, en/of in plaats de rijbaan van die Stolderijweg te blijven volgen, met dat door haar, verdachte, bestuurde motorrijtuig tegen een of meer - gezien verdachtes rijrichting - aan de rechterzijde van die Stolderijweg staande bomen is gebotst en/of aangereden en/of (vervolgens) in een slootwal is gereden en/of tot stilstand is gekomen, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een klaplong, een hersenschudding en/of een hartkneuzing, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, en/of waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een breuk 1e lendenwervel (type B1) met uitval, een scheur in het middenrif, miltletsel, een ribfractuur en/of een klaplong, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
zij op of omstreeks 31 december 2021, nabij Wagenborgen, in elk geval in de gemeente Eemsdelta, als bestuurster van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de
Stolderijweg, en toen in of ter hoogte van of nabij een in die Stolderijweg gelegen voor haar, verdachte, naar links voerende bocht, met een (aanmerkelijk) hogere snelheid dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 60 kilometer per uur, althans met aanmerkelijke en/of - gezien de omstandigheden ter plaatse - te hoge snelheid de controle over dat door haar, verdachte, bestuurde motorrijtuig verliezend en/of verloren hebbend, en/of in plaats de rijbaan van die Stolderijweg te blijven volgen, met dat door haar, verdachte, bestuurde motorrijtuig tegen een of meer - gezien verdachtes rijrichting - aan de rechterzijde van die Stolderijweg staande bomen is gebotst en/of aangereden en/of (vervolgens) in een slootwal is gereden en/of tot stilstand is gekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van feit 1. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Het staat vast dat verdachte te hard heeft gereden. Uit de verkeersongevallenanalyse blijkt dat verdachte met een snelheid tussen de 84 en 110 kilometer per uur heeft gereden, terwijl ter plaatse 60 kilometer per uur is toegestaan. Er zijn geen aanwijzingen dat verdachte zich daarnaast onvoldoende met het verkeer heeft bezig gehouden. Verdachte heeft geen alcohol gedronken en niet op haar telefoon gekeken. Getuigen in de auto zeggen dat verdachte op de weg gefocust was. De enkele verkeersovertreding van het te hard rijden is weliswaar gevaarlijk, maar onvoldoende om te kunnen spreken van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW).
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 2 wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, omdat er wel sprake was van gevaar en hinder veroorzaken op de weg door de snelheidsovertreding.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. De conclusie van de verkeersongevallenanalyse is dat verdachte de bocht niet goed heeft ingeschat en dat verdachte waarschijnlijk te hard heeft gereden. Het is vaste rechtspraak dat een enkele verkeersfout niet voldoende is om tot een bewezenverklaring van ‘een aanmerkelijke mate van onvoorzichtigheid’ te komen. Uit niets blijkt dat verdachte op een andere manier afgeleid was tijdens het rijden. Er is geen sprake geweest van aanmerkelijke onvoorzichtigheid of onoplettendheid bij verdachte, waardoor feit 1 niet bewezen kan worden. De raadsman heeft gesteld dat feit 2 wel wettig en overtuigend bewezen kan worden, omdat een snelheidsovertreding wel kan worden aangemerkt als onvoorzichtig gedrag.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder feit 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of het rijgedrag van verdachte zodanig is geweest dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de WVW. Of hiervan sprake is hangt volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad af van het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst van die gedragingen en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van dit artikel. Daarnaast is van belang dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
De rechtbank overweegt dat uit het dossier naar voren komt dat de snelheid waarmee verdachte reed op het moment dat zij de bocht nam, hoger lag dan de toegestane 60 kilometer per uur. In de verkeersongevallenanalyse wordt immers geconcludeerd dat de auto ten tijde van het ongeval heeft gereden met een snelheid gelegen tussen 85 en 110 kilometer per uur. Daarbij heeft getuige [slachtoffer 2] verklaard dat zij heeft gezien op de snelheidsmeter in de auto dat verdachte kort voor het ongeval 100 kilometer per uur reed. Verdachte heeft zelf verklaard dat zij op het moment van het ongeval niet op de snelheidsmeter heeft gekeken. De rechtbank concludeert dat zij op basis van het dossier niet kan vaststellen wat de exacte snelheid was waarmee verdachte de bocht is ingegaan, maar de rechtbank acht bewezen dat die snelheid in ieder geval veel hoger was dan de toegestane 60 kilometer per uur.
Deze overschrijding van de maximumsnelheid is de enige (verkeers)fout die verdachte kan worden aangerekend. Van enige bijkomende gedraging of omstandigheid die zou maken dat sprake is geweest van ten minste aanzienlijke onvoorzichtigheid, onachtzaamheid, onnadenkendheid of ondeskundigheid is de rechtbank niet gebleken. Uit het dossier blijkt dat verdachte geen alcohol of drugs had gebruikt, en ook niet was afgeleid door haar telefoon of door gesprekken in de auto. In tegendeel, getuige [naam] verklaart dat zij zag dat verdachte op de weg gefocust was.
De rechtbank is van oordeel dat, hoe ingrijpend de gevolgen van het ongeluk voor de slachtoffers ook zijn geweest, de enkele overschrijding van de maximumsnelheid onder de geschetste omstandigheden onvoldoende is om tot het oordeel te komen dat de verdachte schuld heeft gehad aan het ongeval als bedoeld in artikel 6 WVW. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde.
De rechtbank acht feit 2 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Verdachte heeft door aanmerkelijk harder te rijden dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid gevaar en hinder op de weg veroorzaakt.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
De door verdachte ter zitting van 23 augustus 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend: Ik reed op 31 december 2021 richting Wagenborgen. Ik ben weggegleden in een bocht.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse d.d. 29 maart 2022, opgenomen op pagina 14 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2022072458 d.d. 16 april 2022, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Wij hebben op 31 december 2021 uur een nader onderzoek ingesteld naar aanleiding van een verkeersongeval.
Soort voertuig: personenauto
Voor motorvoertuigen bedroeg de ter plaatse toegestane maximum snelheid 60 km/h.
Uit onderzoek bleek dat de gereden snelheid van de betrokken Seat ten tijde van het ongeval heeft gelegen tussen 85 km/uur en 110 km/uur.
De bestuurster reed met haar voertuig over de rijbaan van de Stolderijweg in de richting van Wagenborgen. In een bocht naar links raakte zij waarschijnlijk door een te hoge snelheid en een inschattingsfout de controle over haar voertuig kwijt. De Seat raakte hierdoor van de weg en kwam in de rechterberm terecht. Hier botste het voertuig met de rechterachterzijde tegen een in deze berm staande boom. Vervolgens botste het voertuig met de linker voorzijde tegen een tweede boom in deze berm. Het voertuig draaide na deze aanrijding ongeveer 270 graden om en kwam over het naast gelegen fietspad met de voorzijde in de rechterslootwal tot stilstand.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 27 januari 2022, opgenomen op pagina 84 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] :
O: Toen keek je dus eigenlijk over de schouder van [verdachte] .
V: Over welke schouder keek je dan?
A: Rechter schouder.
V: Toen heb je op de snelheidsmeter gezien...
A: 100 km/h.
V: Ik begrijp dat het kort voor het ongeval was, dus kort voor die bocht?
A: Ja.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
zij op 31 december 2021, in de gemeente Eemsdelta, als bestuurster van een voertuig, personenauto, daarmee rijdende op de Stolderijweg en toen in een in die Stolderijweg gelegen voor haar, verdachte, naar links voerende bocht, met een aanmerkelijk hogere snelheid dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 60 kilometer per uur, de controle over dat door haar, verdachte, bestuurde motorrijtuig verloren hebbend, en in plaats van de rijbaan van die Stolderijweg te blijven volgen, met dat door haar, verdachte, bestuurde motorrijtuig tegen – gezien verdachtes rijrichting – aan de rechterzijde van die Stolderijweg staande bomen is gebotst en vervolgens in een slootwal is gereden en tot stilstand is gekomen, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, en het verkeer op die weg werd gehinderd.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op: overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 2 wordt veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor de oplegging van een geheel voorwaardelijke taakstraf en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte een blanco justitiële documentatie heeft en de gevolgen van het ongeluk op psychisch vlak nog steeds ondervindt.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft door haar verkeersgedrag, te weten het overschrijden van de maximumsnelheid, de veiligheid van anderen in gevaar gebracht. Dit gevaar heeft zich verwezenlijkt in de vorm van een ongeval. Als gevolg van dit ongeval hebben zowel de verdachte als de overige drie inzittenden lichamelijk letsel opgelopen.
Ter terechtzitting heeft verdachte laten blijken dat zij zich erg schuldig voelt en erg is geschrokken van het feit dat zij een ongeval heeft veroorzaakt. De rechtbank zal er rekening mee houden dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten en ook zelf fysiek letsel op heeft gelopen, maar ook psychisch nog de gevolgen van het ongeval met zich mee draagt. Deze omstandigheden dienen naar het oordeel van de rechtbank mee te wegen in de op te leggen straf.
De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan de officier van justitie heeft geëist. De rechtbank heeft gekeken naar vergelijkbare uitspraken en heeft meer rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank acht, alles afwegende, een geldboete een passende sanctie. De rechtbank ziet geen meerwaarde in het opleggen van een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen en een deels voorwaardelijke straf, nu de kans dat verdachte zich na dit feit opnieuw schuldig zal maken aan een dergelijk verkeersdelict niet te verwachten valt.

Benadeelde partij

[naam] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de niet-ontvankelijkverklaring gevorderd van de vordering van de benadeelde partij, nu er geen enkele onderbouwing is bijgevoegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman was met de officier van justitie van mening dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat deze onvoldoende onderbouwd is.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de benadeelde partij schade heeft geleden, nu de benadeelde partij haar vordering niet heeft onderbouwd met bewijsstukken. De vordering zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 177 WVW. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 ten laste is gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart hetgeen verdachte onder 2 ten laste is gelegd bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een geldboete van € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door 15 dagen hechtenis.
Ten aanzien van feit 2:
Verklaart de vordering van [naam] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [naam] haar eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Eelsing, voorzitter, mr. S. Timmermans en mr. W. de Weijer, rechters, bijgestaan door mr. L.M. Jongman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 september 2022.
Mr. G. Eelsing en mr. W. de Weijer zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.