ECLI:NL:RBNNE:2022:3488
Rechtbank Noord-Nederland
- Voorlopige voorziening
- J. Boerlage -van den Bosch
- M.A. Buikema
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een verzoek om voorlopige voorziening in het bestuursrechtelijke geschil over locatieverbod en overplaatsing van een vreemdeling
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 6 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vreemdeling, verzoeker, en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa). Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen een locatieverbod dat hem was opgelegd, waardoor hij het terrein van de opvanglocatie in Burgum niet mocht betreden. Dit locatieverbod was het gevolg van een incident dat had plaatsgevonden op 27 augustus 2022, en was gekoppeld aan de plaatsing van verzoeker in de Handhaving en Toezichtlocatie (HTL) op basis van de Vreemdelingenwet 2000.
Verzoeker stelde dat het locatieverbod een schending vormde van zijn recht op respect voor privé- en gezinsleven, zoals vastgelegd in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Hij had een verzoekschrift ingediend om een voorlopige voorziening te treffen, zodat de inbreuk op zijn gezinsleven ongedaan zou worden gemaakt. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat het locatieverbod geen zelfstandig rechtsgevolg had en dat verzoeker geen bezwaar kon maken tegen deze feitelijke handeling. De rechtbank concludeerde dat verzoeker een andere adequate bestuursrechtelijke rechtsgang had, namelijk beroep tegen het HTL-besluit.
De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het bezwaar van verzoeker niet-ontvankelijk was. De rechtbank benadrukte dat het COa het recht heeft om te bepalen wie toegang heeft tot hun locaties en dat verzoeker, die niet meer in het AZC in Burgum verbleef, geen recht had op toegang tot deze locatie. De uitspraak werd gedaan door mr. J. Boerlage -van den Bosch, in aanwezigheid van griffier mr. M.A. Buikema, en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.