ECLI:NL:RBNNE:2022:363

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
31 januari 2022
Publicatiedatum
14 februari 2022
Zaaknummer
LEE 21-2334 en LEE 21-3840
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding in mijnbouwschadezaken

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd 31 januari 2022, zijn twee zaken behandeld met betrekking tot mijnbouwschade. Eisers, beiden eigenaar van een woning in Uithuizen, hebben bezwaar aangetekend tegen besluiten van de verweerder, het Instituut Mijnbouwschade Groningen, die hen een vergoeding voor waardedaling had toegekend. De verweerder verklaarde echter de bezwaren niet-ontvankelijk vanwege overschrijding van de bezwaartermijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers hun bezwaarschriften na afloop van de wettelijke termijn hebben ingediend en dat er geen verschoonbare redenen zijn aangevoerd voor deze termijnoverschrijding. De rechtbank overweegt dat de eisers niet hebben aangetoond dat zij niet in staat waren om tijdig bezwaar te maken. De rechtbank wijst erop dat het enkele feit dat er na de termijn een modelbezwaarschrift beschikbaar kwam, niet voldoende is om aan te nemen dat de eisers niet in verzuim waren. De rechtbank concludeert dat de verweerder terecht de bezwaren niet-ontvankelijk heeft verklaard en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is openbaar gemaakt op 31 januari 2022 en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 21/2334 en LEE 21/3840

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 januari 2022 in de zaken tussen

[eiser] en [eiseres], uit Uithuizen, eisers

en

Instituut Mijnbouwschade Groningen, verweerder

(gemachtigden: mrs. M.J.W. Timmer en L.A. Jager).

Procesverloop

Inzake LEE 21/2334
In het besluit van 17 februari 2021 (primair besluit W-153214) heeft verweerder aan eiser ([eiser]) een vergoeding voor waardedaling toegekend van € 18.130,59 inclusief de wettelijke rente.
In het besluit van 14 juli 2021 (bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een (uitgebreid) verweerschrift ingediend.
Inzake LEE 21/3840
In het besluit van 23 februari 2021 (primair besluit W-152927) heeft verweerder aan eiseres ([eiseres]) een vergoeding voor waardedaling toegekend van € 18.136,53 inclusief de wettelijke rente.
In het besluit van 14 juli 2021 (bestreden besluit II) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 9 december 2021 een (uitgebreid) verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaken gelijktijdig op de zitting van 21 december 2021 behandeld. Eisers zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Bij de beoordeling van dit beroep neemt de rechtbank de volgende feiten – voor zover hier van belang – als vaststaand aan.
1.1.
Eisers zijn sinds 2 februari 1996 beiden voor een percentage van 50% eigenaar van de woning gelegen aan de [adres] in [woonplaats], met postcode [postcode].
1.2.
Op 12 januari 2021 heeft verweerder van zowel eiser als eiseres een aanvraag tot vergoeding vanwege waardedaling ontvangen.
1.3.
In het primaire besluit van 17 februari 2021 heeft verweerder aan eiser een vergoeding tot waardedaling toegekend van € 18.130,59 inclusief de wettelijke rente. In het primaire besluit van 23 februari 2021 heeft verweerder aan eiseres een vergoeding tot waardedaling toegekend van € 18.136,53 inclusief de wettelijke rente.
1.4.
Eisers hebben (gelijktijdig, ieder afzonderlijk) – met dagtekening van 5 juni 2021 – bezwaar ingesteld tegen dit besluit.
1.5.
In het kader van de behandeling van de bezwaarschriften heeft verweerder bij brieven van 10 juni 2021 eisers de mogelijkheid geboden om het bezwaar mondeling toe te lichten. Eisers hebben hiervan geen gebruik gemaakt.
1.6.
In de bestreden besluiten van 14 juli 2021 heeft verweerder de bezwaarschriften van eisers niet-ontvankelijk verklaard. Eisers hebben beiden hiertegen op 18 juli, ontvangen door de rechtbank op 20 juli 2021, beroep ingesteld.
1.7.
Bij brief van 9 december 2021 heeft verweerder in beide zaken een verweerschrift ingediend.
2.1.
Niet in geschil is dat eisers de bezwaarschriften na afloop van de bezwaartermijn hebben ingediend.
2.2.
Tussen partijen is in geschil of verweerder het bezwaar van eisers terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
3. Eisers stellen zich op het standpunt dat de termijnoverschrijding voor het indienen van de bezwaarschriften verschoonbaar is. Zij voeren aan dat zij naar aanleiding van een op 4 juni 2021 gepubliceerd persbericht en een daarbij bijgevoegd model van een bezwaarschrift pas vanaf de datum van 4 juni 2021 over een handvat beschikten om het bezwaar inhoudelijk vorm te geven. Direct daarna, op 5 juni 2021, hebben eisers een bezwaarschrift ingediend. Het persbericht heeft betrekking op een onderzoek van professor G.R.W. de Kam waaruit volgens eisers blijkt dat de zwaarst getroffen eigenaren benadeeld worden door de waardedalingsregeling. In het onderzoek wordt aangevoerd dat het IMG een grenswaarde voor bevingen van 1 mm/s dient te hanteren in plaats van de grenswaarde van 2,9 mm/s.
4.1.
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht niet-ontvankelijkverklaring van een bezwaarschrift achterwege blijft indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat de stellingen van eisers geen grond zijn om een verschoonbare termijnoverschrijding aan te nemen. Hierbij is van belang dat door eisers geen gronden zijn aangedragen waaruit blijkt dat zij ten tijde van de bezwaartermijn van zes weken na het primaire besluit niet in staat zijn geweest om een bezwaarschrift in te dienen. Het enkele maanden na afloop van de bezwaartermijn beschikbaar komen van een modelbezwaarschrift kan niet tot het oordeel leiden dat eisers niet in verzuim zijn geweest.
5. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat in de uitspraak van 1 november 2021, gepubliceerd op
www.rechtspraak.nl, onder nummer ECLI:NL:RBNNE:2021:4668, reeds het model van professor De Kam in de beoordeling betrokken is, doch zonder daaraan gevolg te geven. In deze uitspraak heeft de rechtbank geconcludeerd dat verweerder redelijke en aanvaardbare keuzes heeft gemaakt door het door Atlas ontwikkelde model met een grenswaarde voor bevingen van 2,9 mm/s te hanteren.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van D.A. Bekking, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 31 januari 2022 en openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.