ECLI:NL:RBNNE:2022:364

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 januari 2022
Publicatiedatum
15 februari 2022
Zaaknummer
9348437 CV EXPL 21-4338
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij bijtincident tussen honden op basis van artikel 6:179 BW

In deze zaak gaat het om een bijtincident tussen twee honden, waarbij de eigenaar van een labradoodle, [eiseres], de eigenaar van een bulterriër, [gedaagde], aansprakelijk stelt voor de schade die zijn hond heeft geleden. Op 8 november 2020, tijdens een wandeling in een hondenlosloopgebied, raakte de labradoodle gewond na een confrontatie met de bulterriër. De labradoodle liep een dubbele botbreuk op, waarvoor [eiseres] aanzienlijke dierenartskosten heeft moeten maken. Na het incident heeft [eiseres] [gedaagde] aansprakelijk gesteld, maar deze heeft de aansprakelijkheid betwist. De kantonrechter heeft de feiten en de stellingen van beide partijen beoordeeld, waarbij [eiseres] onderbouwde dat de schade het gevolg was van een aanval door de bulterriër. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] op grond van artikel 6:179 BW aansprakelijk is voor de schade, omdat hij niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de labradoodle de confrontatie heeft uitgelokt. De vordering van [eiseres] om een verklaring voor recht te verkrijgen werd afgewezen, maar de schadevergoeding van € 2.769,30 werd toegewezen, evenals de wettelijke rente. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten werd afgewezen, omdat deze niet correct was onderbouwd. [gedaagde] werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer: 9348437 \ CV EXPL 21-4338
vonnis van de kantonrechter d.d. 1 februari 2022
inzake
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
gemachtigde: Legal Office,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
procederende in persoon.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is eigenaar van een labradoodle genaamd [labradoodle] . [gedaagde] is eigenaar van een bulterriër genaamd [bulterriër] .
2.2.
Op 8 november 2020 waren [eiseres] met [de labradoodle] en [gedaagde] met [de bulterriër] aan het wandelen in het hondenlosloopgebied in de Bakkeveense Duinen. [de labradoodle] en [de bulterriër] waren beiden niet aangelijnd.
2.3.
Omstreeks 15.30 uur is [de labradoodle] , na een confrontatie met [de bulterriër] , gewond geraakt. [eiseres] is diezelfde dag met [de labradoodle] naar Dierenartsenpraktijk Peize in Peize gegaan en vervolgens naar Hopmans Dierengeneeskundig Centrum in Roden. Uit de in het diergeneeskundig centrum gemaakte röntgenfoto's blijkt dat [de labradoodle] beide botten in zijn poot heeft gebroken.
2.4.
Op 9 november 2020 is [de labradoodle] aan deze botbreuken geopereerd en is er een pin in zijn poot aangebracht.
2.5.
[eiseres] heeft verscheidene facturen voldaan, te weten:
- factuur d.d. 8 november 2020 Hopmans Diergeneeskundig Centrum ad € 450,10;
- factuur d.d. 9 november 2020 Hopmans Diergeneeskundig Centrum ad € 1.868,85;
- factuur d.d. 12 november 2020 Dierenartsenpraktijk Peize ad € 59,25;
- factuur d.d. 27 november 2020 Hopmans Diergeneeskundig Centrum ad € 45,15;
- factuur d.d. 14 december 2020 Hopmans Diergeneeskundig Centrum ad € 139,45;
- factuur d.d. 23 december 2020 Hopmans Diergeneeskundig Centrum ad € 206,50.
Derhalve een totaalbedrag van € 2.769,30.
2.6.
[eiseres] heeft [gedaagde] - telefonisch en via WhatsApp - op de hoogte gesteld van de toestand van [de labradoodle] en de door hem gemaakte kosten.
2.7.
Bij brief van 12 januari 2021 heeft (de gemachtigde van) [eiseres] [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de door hem ten gevolge van het incident op 8 november 2020 geleden schade en hem verzocht om over te gaan tot betaling van een bedrag van € 2.710,05.
2.8.
Bij brief van 20 januari 2021 heeft [gedaagde] de aansprakelijkheid betwist.
2.9.
Bij e-mail van 3 februari 2021 heeft (de gemachtigde van) [eiseres] [gedaagde] nogmaals verzocht om over te gaan tot betaling van een bedrag van € 2.710,05.
2.10.
Bij e-mail van 9 februari 2021 heeft [gedaagde] aan (de gemachtigde van) [eiseres] bericht dat hij de e-mail van 3 februari 2021 heeft doorgestuurd naar de verzekering.
2.11.
Bij e-mail van 2 maart 2021 heeft (de gemachtigde van) [eiseres] aan [gedaagde] gevraagd of hij al een reactie van de verzekeraar heeft gehad.
2.12.
Bij e-mail van 8 maart 2021 heeft [gedaagde] laten weten dat hij contact met de verzekeraar zal opnemen zodra hij weer thuis is.
2.13.
Bij e-mail van 17 maart 2021 heeft (de gemachtigde van) [eiseres] wederom aan [gedaagde] gevraagd of hij al contact heeft gehad met zijn verzekeraar.
2.14.
Bij e-mail van 20 maart 2021 antwoord [gedaagde] dat hij aanstaande dinsdag contact heeft.
2.15.
Bij e-mail van 30 maart 2021 heeft (de gemachtigde van) [eiseres] aan [gedaagde] gevraagd of hij al een inhoudelijke reactie heeft van zijn verzekeraar.
2.16.
Bij e-mail van 22 april 2021 heeft (de gemachtigde van) [eiseres] [gedaagde] nogmaals gewezen op de aansprakelijkheidsstelling en aangegeven dat er bij geen reactie rechtsmaatregelen genomen zullen worden.
2.17.
Bij e-mail van 2 mei 2021 heeft [gedaagde] gereageerd en aangegeven dat de breuk in de poot van [de labradoodle] nooit veroorzaakt kan zijn door een beet van [de bulterriër] en de aansprakelijkheid van de hand gewezen.

3.De vordering en de standpunten van partijen

3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. te verklaren voor recht dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de door [eiseres] geleden en nog te lijden schade;
II. [gedaagde] te veroordelen om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 2.777,80, althans een door de kantonrechter vast te stellen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
III. [gedaagde] te veroordelen om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 402,87 exclusief BTW aan buitengerechtelijke kosten;
IV. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van dit geding, de kosten van de gemachtigde van [eiseres] daaronder begrepen, en indien betekening van het te wijzen vonnis nodig blijkt te zijn, de daarmee gepaard gaan de nakosten.
3.2.
[eiseres] heeft - zakelijk weergegeven - het volgende aan zijn vordering ten grondslag gelegd. [de bulterriër] heeft [de labradoodle] aangevallen en in zijn poot gebeten. [de labradoodle] heeft ten gevolge van dit (bijt)incident zijn poot op twee plaatsen gebroken. [eiseres] heeft daardoor diergeneeskundige kosten moeten maken. [eiseres] is van mening dat [gedaagde] op grond van artikel 6:162 BW aansprakelijk is voor de door hem geleden schade, omdat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld door niet te voorkomen dat [de bulterriër] [de labradoodle] kon bijten. Volgens [eiseres] is [gedaagde] dan ook, als bezitter van zijn hond, op grond van artikel 6:179 BW juncto artikel 6:180 BW aansprakelijk voor de door [de bulterriër] aangerichte schade en derhalve gehouden om de door [eiseres] geleden schade te vergoeden. [eiseres] heeft zijn stellingen onder meer onderbouwd door het in het geding brengen van het patiëntendossier van [de labradoodle] en verklaringen van getuigen die het incident op 8 november 2020 hebben zien gebeuren.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen. Zijn verweer komt er - kort gezegd - op neer dat hij betwist dat [de bulterriër] [de labradoodle] gebeten heeft, omdat er geen tandafdrukken of bijtwonden zijn geconstateerd. Daarnaast is [gedaagde] van mening dat [de bulterriër] niet schuldig is aan het gebeurde, zodat van aansprakelijkheid geen sprake kan zijn. Volgens [gedaagde] rende [de labradoodle] achter [de bulterriër] aan en is hij tegen [de bulterriër] aangebotst, hetgeen tot een confrontatie tussen beide honden heeft geleid. De kleine perforatie op de knie van [de labradoodle] is, volgens [gedaagde] , naar alle waarschijnlijkheid het gevolg van de botbreuken; van een bijtwond c.q. tandafdrukken is volgens hem geen sprake. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat de botbreuken van [de labradoodle] nooit door een beet van [de bulterriër] kunnen zijn veroorzaakt. Tot slot wijst [gedaagde] erop dat het betreden van een hondenlosloopgebied op eigen risico is en [eiseres] heeft nagelaten [de labradoodle] te corrigeren toen hij achter [de bulterriër] aanliep.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen twisten over het antwoord op de vraag of de botbreuken in de poot van [de labradoodle] kunnen worden toegeschreven aan het feit dat [de bulterriër] hem heeft gebeten. [eiseres] heeft ter onderbouwing van zijn stelling dat de door [de labradoodle] geleden schade het gevolg is van een aanval van [de bulterriër] waarbij hij [de labradoodle] in zijn poot gebeten heeft, onder meer een aantal getuigenverklaringen en (röntgen)foto's van de poot van [de labradoodle] in het geding gebracht. In de door hem overgelegde getuigenverklaringen staat onder meer:
"(…)De bull terrier kwam aanvliegen, pakte uw hond en vloog door de lucht. Uw hond bleef voor dood liggen waarop ik naar u toe liep, u zat aan de poot van de hond en die begon erg te piepen van de pijn(…)"
"(…) een zwart witte hond met een grote vierkante kop. En die viel een labradoodle aan, hij had de hond in z'n bek en scheurde de hond heen en weer terwijl de hond enorm aan het piepen was toen hij de hond had losgelaten kon de labradoodle niet meer opstaan en was de poot enorm aan het bloeden (…)"
" (…) jullie hond ging spelen. Speelde al de hele tijd op een leuke manier. Tot er een soort steffert grijs witte hond op jullie hond af kwam en eigenlijk meteen beet. Jullie hond jankte de eerste keer al na een aanval van de grijs witte hond. Toch bleef de (steffert) door gaan en daarna lag jullie hond op de grond. Kwam niet meer overeind. (…)"
[gedaagde] betwist op zijn beurt dat [de bulterriër] [de labradoodle] heeft gebeten. Volgens hem kunnen de kleine perforaties in de poot van [de labradoodle] onmogelijk veroorzaakt zijn door een bijtwond of tandafdrukken en, als de (kleurrijke) getuigenverklaringen juist zouden zijn, moet sprake zijn geweest van een bloedbad, aldus [gedaagde] .
4.2.
De kantonrechter is, mede gelet op de niet-onderbouwde betwisting van [gedaagde] , van oordeel dat [eiseres] voorshands voldoende heeft onderbouwd dat de botbreuken van [de labradoodle] veroorzaakt zijn doordat [de bulterriër] [de labradoodle] heeft gebeten. De kantonrechter zal dan ook uitgaan van de juistheid van de stellingen van [eiseres] . Hoewel [gedaagde] de mogelijkheid heeft om tegen een dergelijk vermoeden tegenbewijs te leveren, heeft hij nagelaten een daartoe strekkend aanbod te doen. Een en ander brengt, naar het oordeel van de kantonrechter, met zich dat [gedaagde] op grond van artikel 6:179 BW aansprakelijk is voor de door [de bulterriër] veroorzaakte schade.
4.3.
Voor zover [gedaagde] heeft aangevoerd dat de confrontatie tussen beide honden het gevolg is van het feit dat [de labradoodle] achter [de bulterriër] aanliep en tegen hem aan is gebotst, overweegt de kantonrechter als volgt. Kennelijk doet [gedaagde] hiermee een beroep op de 'tenzij, indien-clausule' van artikel 6:179 BW. [gedaagde] zou op grond van deze clausule slechts niet aansprakelijk zijn indien er geen aansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 BW zou zijn. Bij honorering van het beroep van [gedaagde] wordt de onrechtmatigheid opgeheven en vervalt daarmee de aansprakelijkheid. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagde] , gelet op de gemotiveerde betwisting door [eiseres] (waaronder de door hem overgelegde getuigenverklaringen), onvoldoende onderbouwd gesteld dat [de labradoodle] het incident heeft uitgelokt en daarmee voorts onvoldoende onderbouwd gesteld dat sprake is van een rechtvaardigingsgrond.
4.4.
Uit de stellingen van [gedaagde] dat het betreden van een hondenlosloopgebied op eigen risico is en [eiseres] heeft nagelaten [de labradoodle] te corrigeren toen hij achter [de bulterriër] aanliep, begrijpt de kantonrechter dat hij tevens een beroep heeft gedaan op artikel 6:101 BW. In lid 1 van dat artikel is bepaald dat de schadevergoedingsplicht in beginsel wordt verminderd wanneer de schade mede een gevolg is van de omstandigheid die aan de benadeelde partij, in dit geval [eiseres] , kan worden toegerekend. Dat het incident zich heeft voorgedaan in een hondenlosloopgebied, betekent niet dat zonder meer geconcludeerd kan worden dat het incident (gedeeltelijk) aan [eiseres] is toe te rekenen. Dat [eiseres] [de labradoodle] niet gecorrigeerd zou hebben toen hij achter [de bulterriër] aanliep, staat evenmin in de weg aan het toekennen van de gevorderde schadevergoeding. Dat [de labradoodle] achter [de bulterriër] is aangerend om te spelen en/of kennis te maken, betreft geen abnormaal hondengedrag, zeker niet in een hondenlosloopgebied. Bovendien kon [eiseres] niet weten dat [de bulterriër] , die zich ook in het hondenlosloopgebied bevond, daar niet van gediend was en mogelijkerwijs in de aanval zou komen. Dit brengt met zich dat [gedaagde] geen beroep toekomt op artikel 6:101 BW en het verweer faalt.
4.5.
De vordering onder I betreft een verklaring voor recht. De kantonrechter wijst deze vordering af, omdat gesteld noch gebleken is dat [eiseres] een belang bij de verklaring heeft, gelet op de schadevergoeding die wordt toegewezen. Bovendien is de gevorderde verklaring te algemeen.
4.6.
Voor wat betreft de door [eiseres] onder II gevorderde schadevergoeding ter hoogte van € 2.777,80 heeft te gelden dat [gedaagde] niet, althans onvoldoende, heeft weersproken dat [eiseres] deze (met facturen onderbouwde) kosten heeft moeten maken en deze kosten het gevolg zijn van het op 8 november 2020 plaatsgevonden incident tussen [de bulterriër] en [de labradoodle] . Overigens blijkt uit de factuur van 27 november 2020 dat een bedrag van € 45,15 in rekening is gebracht en niet een bedrag van € 53,65. Dit brengt met zich dat de kantonrechter de gevorderde schadevergoeding tot een bedrag van € 2.769,30 zal toewijzen. De daarover gevorderde rente zal - als onweersproken - worden toegewezen.
4.7.
De door [eiseres] onder III gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten komt niet voor toewijzing in aanmerking nu het toepasselijke wettelijke tarief niet in de aanmaning is vermeld. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal daarom worden afgewezen.
4.8.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten.
De proceskosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- explootkosten € 119,21
- overige kosten € 2,18
- griffierecht € 240,00
- salaris gemachtigde
€ 436,00(2 punten x tarief € 218,00)
totaal € 797,39
4.9.
De nakosten zullen - als onweersproken - worden toegewezen als in het dictum te melden.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van een bedrag groot € 2.769,30, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021, zijnde de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [eiseres] begroot op € 797,39;
5.3.
veroordeelt [gedaagde], onder de voorwaarde dat indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis wordt voldaan, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 109,00 aan salaris gemachtigde;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.K. Hoogslag, kantonrechter, en uitgesproken in het openbaar op 1 februari 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 44484