ECLI:NL:RBNNE:2022:365

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
15 februari 2022
Zaaknummer
18/225253-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en mishandeling met geweldsdelicten in Meppel en Hengelo

Op 15 februari 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag en mishandeling. De zaak betreft twee incidenten: de eerste vond plaats op 20 augustus 2021 in Meppel, waar de verdachte samen met een medeverdachte geprobeerd heeft om het leven van [slachtoffer 1] te beroven door hem met een hamer te slaan en met een mes te steken. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor voorbedachte raad, maar dat de poging tot doodslag wel bewezen kon worden. De tweede zaak betreft een mishandeling op 10 augustus 2021 in Hengelo, waarbij de verdachte [slachtoffer 2] met een hamer en een mes heeft aangevallen. De verdachte heeft in beide zaken schuld bekend, maar de verdediging betwistte de voorbedachte raad in de eerste zaak. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1], voor zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Assen
parketnummer 18/225253-21
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 08/214180-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 15 februari 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

Geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats], wonende [straatnaam], [woonplaats], thans gedetineerd in de [instelling].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 1 februari 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. I.J.M. de Wit, advocaat te Amsterdam.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is na nadere omschrijving van de tenlastelegging in de zaak met parketnummer 18/225253-21 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 augustus 2021 te Meppel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk (en met voorbedachten rade) van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal, (met kracht)
  • met een hamer, althans met een voorwerp, tegen het hoofd, althans tegen het lichaam van die[slachtoffer 1] heeft geslagen en/of
  • met een mes, althans met een puntig voorwerp, in het gezicht en/of het hoofd en/of in de armenen/of handen en/of benen, althans in het lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft gesneden en/of gestoken en/of
  • in/tegen de zij, althans tegen het (boven)lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft getrapt/geschopten/of geslagen/gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 augustus 2021 te Meppel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 1] opzettelijk (en met voorbedachten rade) zwaar lichamelijk letsel, te weten een hoeveelheid snijwonden aan een oor en/of bovenlip/wang en/of blijvende littekens in/aan het gezicht/hoofd heeft toegebracht door meermalen, althans eenmaal, (met kracht)
  • met een hamer, althans met een voorwerp, tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te slaan en/of- met een mes, althans met een puntig voorwerp, in het gezicht en/of het hoofd en/of in de armen en/of handen en/of benen, althans in het lichaam, van die [slachtoffer 1] te snijden en/of steken en/of
  • in de zij, althans tegen het lichaam, van die [slachtoffer 1] te trappen/schoppen en/ofslaan/stompen;
In de zaak met parketnummer 08/214180-21 is verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 augustus 2021 te Hengelo, althans in Nederland [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal:
  • te slaan en/of te stompen (met zijn vuist) in/op/tegen het gezicht, althans het (boven)lichaam (tengevolge waarvan die [slachtoffer 2] is gevallen, althans naar de grond is bewogen) en/of
  • te slaan en/of te meppen, met gebruikmaking van een (elektrische) vliegenmepper, althans eenvoorwerp, op/tegen het lichaam;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
Met betrekking tot parketnummer 18/225253-21
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde. De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] tezamen en in vereniging hebben geprobeerd aangever [slachtoffer 1] van het leven te beroven door met een hamer aangever op het hoofd te slaan en met een mes aangever onder andere in het gezicht te steken. Verdachte heeft aangever met het mes gestoken en [medeverdachte] heeft aangever met de hamer onder andere op het hoofd te hebben geslagen.
De officier van justitie acht niet bewezen dat er sprake is geweest van voorbedachte raad nu dat onvoldoende uit het dossier is af te leiden. Uit het dossier valt niet af te leiden dat er sprake is geweest van een vooropgezet plan om aangever van het leven te beroven. Verdachte en zijn medeverdachte zijn in een emotionele gemoedstoestand naar de woning van aangever gegaan om [slachtoffer 2] (vriendin van verdachte) daar weg te halen.
Met betrekking tot parketnummer 08/214180-21 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen nu verdachte dat feit heeft bekend.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich ter terechtzitting, overeenkomstig de inhoud van haar pleitnotities, onder meer op het standpunt gesteld dat een bewezenverklaring voor het onder parketnummer 18/225253-21 primair ten laste gelegde kan volgen nu verdachte zijn aandeel in dat feit heeft bekend met uitzondering van de tenlastegelegde voorbedachte raad.
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd ten aanzien van de tenlastegelegde poging tot doodslag.
Voor het onder parketnummer 08/2141780-21 ten laste gelegde kan een bewezenverklaring volgen omdat verdachte dat feit heeft bekend.
Oordeel van de rechtbank
Parketnummer 18/225253-21 primair.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en de medeverdachte
[medeverdachte] met een vooropgezet plan naar Meppel zijn gegaan om aangever [slachtoffer 1] van het leven te beroven. Het dossier biedt daarvoor onvoldoende aanknopingspunten.
Op grond van de hieronder opgenomen bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank gaat op grond van de hieronder opgenomen bewijsmiddelen uit van de volgende feitelijke toedracht.
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn naar Meppel gegaan om [slachtoffer 2] bij aangever op te halen. De verwachting die zij hierbij hadden is dat aangever [slachtoffer 2] niet zo maar zou laten meegaan. Om dit af te dwingen hebben verdachte en medeverdachte een mes en een hamer meegenomen naar de woning van aangever.
Verdachte en [medeverdachte] hebben aangebeld en zijn de woning binnengegaan en hebben vrijwel direct geweld toegepast op aangever [slachtoffer 1]. [medeverdachte] is als eerste de woning binnen gegaan, heeft [slachtoffer 2] opzij geduwd en heeft aangever met de meegenomen hamer onder andere op het hoofd geslagen. Dit blijkt uit de verklaringen van aangever, de verklaring van verdachte en wordt ondersteund door het aantreffen van DNA van [medeverdachte] op de gebruikte klauwhamer. [medeverdachte] heeft met de hamerslag op het hoofd aangever onderuit geslagen waarop verdachte met het meegenomen mes aangever meermalen onder andere in het gezicht heeft gestoken/gesneden.
Aangever is bovendien gestompt en geschopt door beide verdachten.
De omstandigheid dat aangever op enig moment weg kon komen heeft er mogelijk voor gezorgd dat het op hem uitgeoefende geweld hem niet fataal is geworden.
Het steken en snijden door verdachte is dusdanig geweest dat ook de hals en keel geraakt zouden kunnen worden met mogelijke fatale bloedingen tot gevolg. Daarnaast is ook een slag met een klauwhamer op het hoofd geschikt om zodanig letsel te veroorzaken dat aangever ten gevolge daarvan zou komen te overlijden. Voor het gecombineerde geweld dat door beide verdachten is gebruikt geldt dat des te sterker. Hieruit volgt eveneens dat verdachte en medeverdachte nauw en bewust hebben samengewerkt.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hebben geprobeerd aangever van het leven te beroven.
De rechtbank komt hiermee tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde medeplegen van poging tot doodslag.
In de zaak met parketnummer 08/214180-21 acht de rechtbank het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Nu verdachte de door de rechtbank bewezen geachte feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
Parketnummer 18/225253-21
De bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 februari 2022.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 21 augustus 2021,opgenomen op pagina 18 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2021226683 d.d. 26 oktober 2021, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1].
Een Forensisch Geneeskundig Letselverslag d.d. 31 augustus 2021, opgemaakt door M.S.P. Löwik,forensisch arts, opgenomen op pagina 29 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de beschrijving van de letsels betreffende [slachtoffer 1].
Parketnummer 08/214180-21
5. De bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 februari 2022.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 21 augustus 2021,opgenomen op pagina 18 e.v. van het dossier van Politie Oost-Nederland met nummer PL06002021371390 d.d. 13 augustus 2021, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2].

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen
in de zaak met parketnummer 18/225253-21, het primair ten laste gelegde met dien verstande dat:
hij op 20 augustus 2021 te Meppel, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,
  • met een hamer, tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en
  • meermalen met een mes, in het gezicht en het hoofd en/of in de armen en/of handen en/of benen,van die [slachtoffer 1] heeft gesneden en/of gestoken en
  • tegen het lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft getrapt/geschopt en/of geslagen/gestompt,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
in de zaak met parketnummer 08/214180-21, het ten laste gelegde met dien verstande dat:
hij op 10 augustus 2021 te Hengelo, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2]: - te slaan met zijn vuist in het gezicht, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] is gevallen, en - te slaan, met gebruikmaking van een elektrische vliegenmepper, op/tegen het lichaam.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op:
parketnummer 18/225253-21: primair: medeplegen van poging tot doodslag.
Parketnummer 08/214180-21: mishandeling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de bewezen te verklaren feiten wordt veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft wat de omvang van de op te leggen gevangenisstraf betreft aansluiting gezocht bij uitspraken van andere rechtbanken die geoordeeld hebben over soortgelijke zaken als waarvan verdachte wordt verdacht. De raadsvrouw heeft gelet hierop de rechtbank verzocht aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen van 36 maanden waarvan 18 maanden voorwaardelijk. Aan het voorwaardelijk deel zouden bijzondere voorwaarden moeten worden gekoppeld die de persoon van de verdachte betreffen waar het gaat om eventuele agressie- of emotieregulatie problematiek.
Voor het geval de rechtbank niet toekomt aan een deels voorwaardelijke gevangenisstraf heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht om een nieuw reclasseringsrapport over verdachte te laten opmaken omdat het laatste rapport van 15 november 2021 dateert en verdachte op dat moment nog een andere proceshouding had.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hebben geprobeerd om het slachtoffer [slachtoffer 1] van het leven te beroven. Hierbij hebben zij een klauwhamer gebruikt waarmee het slachtoffer op het hoofd is geslagen en een groot vleesmes waarmee meermalen op het slachtoffer is ingestoken waarbij hij met name in het gezicht/hoofd is geraakt. Dit alles heeft zich afgespeeld in de woning van het slachtoffer.
In de letselrapportage worden in totaal 30 letsels beschreven. Het snijletsel in het gezicht is zonder meer zeer ernstig en groot van omvang. Op het moment dat het snijletsel is genezen zullen littekens in het gezicht zichtbaar blijven. Ook is het linkeroor van aangever doorgesneden en is hij geraakt in zijn pols. Er is buitensporig veel geweld uitgeoefend op het slachtoffer waarbij de gevolgen nog veel erger hadden kunnen zijn en de dood van het slachtoffer had kunnen intreden als hij zichzelf niet aan de situatie had weten te onttrekken.
Door te handelen zoals de rechtbank dat bewezen heeft verklaard is op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Daarnaast heeft verdachte op een ander moment [slachtoffer 2] mishandeld.
Het handelen van verdachte in het bewezenverklaarde en de gevolgen voor met name het slachtoffer van de poging tot doodslag waarvoor verdachte mede verantwoordelijk is, is dermate ernstig dat alleen een langdurige gevangenisstraf op zijn plaats is.
De rechtbank acht de eis van de officier van justitie passend en zal deze volgen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Gelet op de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank het onderzoek ter terechtzitting niet heropenen om een meer recent reclasseringsrapport over verdachte te laten opmaken zoals door de raadsvrouw is verzocht. Op het moment dat verdachte voorwaardelijk in vrijheid wordt gesteld kunnen er voorwaarden worden geformuleerd om de door de raadsvrouw geschetste problematiek aandacht te geven in de vorm van behandeling of anderszins.

Benadeelde partij

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.900,92 ter vergoeding van materiële schade en € 5.500,-- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Voorts is gevorderd een bedrag van € 2.978,05 ter vergoeding van kosten rechtsbijstand.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering van de benadeelde partij voldoende onderbouwd en toewijsbaar met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daarnaast zijn de kosten rechtsbijstand toewijsbaar.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de schadepost ‘tandartskosten’ onvoldoende is onderbouwd. Uit de overgelegde stukken blijkt niet dat het gebit van de benadeelde partij beschadigd is geraakt door de ten laste gelegde geweldshandelingen. Evenzo geldt dit voor de opgevoerde behandelingen, of deze noodzakelijk waren als gevolg van bedoelde geweldshandelingen.
Met betrekking tot de gevorderde kosten rechtsbijstand heeft de raadsvrouw opgemerkt dat de post ‘opvragen medische informatie’ onvoldoende is onderbouwd. Met name ontbreken facturen van de zorginstellingen waar de medische informatie is opgevraagd.
Ten aanzien van het honorarium van de advocaat van de benadeelde partij heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat het “liquidatietarief rechtbanken en hoven” moet worden toegepast. Voor het indienen en bijwonen van de zitting gelden 3 punten ad een tarief van € 478,-- per punt, indien de vordering onder de € 10.000,-- euro blijft.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het primair bewezen verklaarde.
De door de benadeelde partij opgevoerde reiskosten ad € 32,76 zijn niet betwist en daarmee toewijsbaar.
De rechtbank acht de opgevoerde tandartskosten ad € 1.868,16 eveneens toewijsbaar. Uit de overgelegde begroting blijkt dat de kosten betrekking hebben op de elementen 11, 12, 13, 21, 22 en 23. Deze elementen bevinden zich in het boven gebit. De benadeelde partij heeft snijletsel - ter hoogte van deze elementen - in zijn bovenlip zowel aan de buitenzijde als aan de binnenzijde zo blijkt uit de letselrapportage. Daarmee acht de rechtbank het causaal verband tussen het letsel en de begrote tandartskosten voldoende aannemelijk. De rechtbank zal die kosten integraal toewijzen.
De hoogte van de gevorderde immateriële schade ad € 5.500,-- is niet door verdachte betwist en is daarmee toewijsbaar.
De vordering van de benadeelde partij is derhalve toewijsbaar tot een bedrag van € 7.400,92.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedings-maatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
De kosten rechtsbijstand bestaan uit kosten verbonden aan het opvragen van medische informatie en honorarium van de advocaat van de benadeelde partij.
De kosten verbonden aan het opvragen van medische informatie acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd. De doorberekening van die kosten aan de benadeelde partij door middel van een factuur aan de benadeelde partij acht de rechtbank onvoldoende.
Voor het vaststellen van het honorarium van de advocaat van de benadeelde partij hanteert de rechtbank het liquidatietarief in kanton zaken zoals deze geldt per 1 februari 2021.
Voor een hoofdsom boven de € 5000,-- tot en met € 10.000,-- geldt een maximum van 6 punten. Voor het opstellen en indienen van de vordering en de behandeling op de terechtzitting gelden in totaal 2 punten. Per punt geldt een salaris van € 311,--.
De kosten rechtsbijstand zijn daarmee toewijsbaar tot een bedrag van € 622,--.
Verdachte heeft het strafbare feit gepleegd met een ander. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de helft van de kosten rechtsbijstand dient te vergoeden aan de benadeelde partij.
De rechtbank zal verdachte derhalve veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op
€ 311,-- en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 287 en 300 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het in de zaak met parketnummer 18/225253-21 primair en het in de zaak met parketnummer 08/214180-21 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van 18/225253-21| primair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
7.400,92(zegge: zevenduizend vierhonderd euro en tweeënnegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2021, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op € 311,-
-.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] te betalen een bedrag van €
7.400,92(zegge: zevenduizend vierhonderd euro en tweeënnegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2021, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van 72 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Dit bedrag bestaat uit € 1.900,92 aan materiële schade en € 5.500,-- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Baluah, voorzitter, mr. M.A.A. van Capelle en mr. L.B. Bartels-van Goor, rechters, bijgestaan door D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 februari 2022.
Mr. Bartels-van Goor is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.