In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, uitgesproken op 6 mei 2022, wordt de verleende tijdelijke omgevingsvergunning voor een parkeerterrein aan het Skieppedykje 2 te Midlum beoordeeld. De vergunninghouder heeft toestemming gekregen om het voormalig kassencomplex te gebruiken als parkeerterrein voor 1600 auto’s, wat in strijd is met het geldende bestemmingsplan. Eisers, eigenaren van nabijgelegen gronden en concurrenten van de vergunninghouder, hebben beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Harlingen, dat het bezwaar van eisers ongegrond verklaarde.
De rechtbank oordeelt dat de belangenafweging in het bestreden besluit onvoldoende is onderbouwd. De eisers vrezen dat de concurrentie van het nieuwe parkeerterrein hun bedrijfsvoering zal aantasten. De rechtbank stelt vast dat de vergunninghouder en de eisers zich richten op dezelfde doelgroep, namelijk bezoekers van de Waddeneilanden, en dat de belangen van de kleine parkeerbedrijven niet adequaat zijn meegewogen in de besluitvorming. De rechtbank biedt verweerder de gelegenheid om het gebrek in de belangenafweging te herstellen en stelt een termijn van twaalf weken in het vooruitzicht voor het indienen van een herzien besluit.
De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep, waarbij ook de proceskosten en het griffierecht nog niet zijn behandeld. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging bij het verlenen van omgevingsvergunningen, vooral wanneer concurrentie tussen parkeerbedrijven aan de orde is.