Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 en feit 2 primair wordt vrijgesproken. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 2 subsidiair en feit 3 wordt veroordeeld. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Het onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde dient wettig en overtuigend te worden bewezen. Uit de camerabeelden blijkt dat de deur van het schuurtje wordt gesloten en is duidelijk te horen dat het slachtoffer zegt: ‘nee nee nee, dat wil ik zo niet’. Hieruit blijkt dat aangeefster werd gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen. Verdachte heeft bovendien verklaard dat hij de borst van aangeefster heeft betast en aan haar borst heeft gelikt en de schaamstreek van aangeefster heeft betast.
Feit 3 dient eveneens wettig en overtuigend te worden bewezen. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij twee keer in huis aan de borst van aangeefster heeft gezeten. De verklaring van verdachte in combinatie met het door aangeefster gestuurde whatsapp-berichtje is voldoende ondersteuning voor bewezenverklaring van feit 3.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht feit 1, feit 2 primair en subsidiair en feit 3 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Vooropgesteld dient te worden dat, volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) het bewijs dat de verdachte een ten laste gelegd feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze ‘unus testis, nullus testis’-bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de verklaring van één getuige met betrekking tot de feiten en omstandigheden op zichzelf staat en onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum als bedoeld in artikel 342, tweede lid Sv is voldaan laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Het hiervoor bedoelde wettelijke voorschrift leidt ertoe dat – in een geval als het onderhavige, waarin de verklaring van aangeefster en verdachte tegenover elkaar staan –, de rechtbank de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster dient te beoordelen en daarnaast dient te bepalen of voor die verklaringen voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is.
De rechtbank constateert dat de verklaringen van aangeefster onvoldoende worden ondersteund door de overige zich in het dossier bevindende verklaringen en/of stukken. Daarnaast is de verklaring van aangeefster op een aantal onderdelen ongeloofwaardig. Aangeefster heeft namelijk ten aanzien van feit 2 verklaard dat verdachte de deur van het schuurtje dicht deed en op slot draaide en de sleutel in zijn broekzak deed en dat zij heeft gezegd: ‘Nee, dat wil ik niet’. Uit de beschrijving van de camerabeelden, welke ter zitting zijn getoond, blijkt echter dat verdachte de deur van het schuurtje niet op slot draaide maar dat de sleutel in de deur zat en dat aangeefster niet heeft gezegd: ‘Nee, dat wil ik niet’ maar dat zij heeft gezegd ‘Dat wil zo niet’. Gelet hierop blijkt niet dat sprake was van de onder feit 2 subsidiair opgenomen feitelijkheden, waardoor aangeefster gedwongen zou zijn de in de tenlaste weergegeven seksuele handelingen te ondergaan. De rechtbank overweegt daarnaast ten aanzien van feit 3 dat de verklaring van de behandelaar van aangeefster, waaruit blijkt dat zij van aangeefster berichtjes heeft ontvangen met: ‘het is weer gebeurd’, niet maakt dat er voldoende steunbewijs is voor de onder feit 3 ten laste gelegde handelingen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het onder feit 1, feit 2 primair en subsidiair en feit 3 ten laste gelegde heeft begaan en zal hem hiervan vrijspreken.