Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 18100541-21 subsidiair ten laste gelegde en het onder parketnummer 18-213186-21 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van 200 dagen waarvan 180 voorwaardelijk met aftrek met een proeftijd van 2 jaren met daaraan gekoppeld de voorwaarden zoals geadviseerd in het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 22 september 2022 met uitzondering van het verbod op middelengebruik en de urinecontroles.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat gelet op de aanwezigheid van stoornissen verdachte verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om aan verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan duur van het voorarrest. Nu de raadsman tot een andere bewezenverklaring is gekomen dan de officier van justitie dient de duur van de voorwaardelijk op te leggen jeugddetentie te worden beperkt.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 8 november 2019 schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging door met een groep naar de woning van de ex van het slachtoffer te gaan. Tijdens de vechtpartij die is ontstaan is het slachtoffer door verdachte en de mededaders geschopt, geslagen, gekrabd en geduwd. Door zo te handelen heeft verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van het slachtoffer. Daar komt bij het dat geweld plaatsvond voor een woning, waar ook buurtbewoners getuige van zijn geweest. Dergelijk geweld veroorzaakt niet alleen pijn bij het slachtoffer, maar zorgt ook voor gevoelens van angst en onveiligheid bij de omstanders.
Daarnaast heeft verdachte op 7 augustus 2021 een tweede slachtoffer met een machete tegen het hoofd geslagen. Er zou sprake zijn van een conflict tussen het slachtoffer en verdachte omdat verdachte een schuld bij het slachtoffer zou hebben. Tijdens de confrontatie tussen verdachte en het slachtoffer is zowel door verdachte als het slachtoffer geweld gebruikt. Het slachtoffer mag van geluk spreken dat het letsel dat hij daarbij opliep relatief beperkt is gebleven. Het gedrag van de verdachte had immers tot ernstigere lichamelijke gevolgen kunnen leiden. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
Toerekeningsvatbaarheid
De rechtbank heeft kennisgenomen van het psychologisch pro Justitia rapport van 17 januari 2022 en het psychiatrisch pro Justitia rapport van 30 maart 2022. De gedragsdeskundigen hebben vastgesteld dat verdachte lijdt aan een matige oppositionele-opstandige stoornis (hierna: ODD) met onderliggend een reactieve hechtingsstoornis. De stoornissen zijn van invloed geweest op het handelen van verdachte ten tijde van het onder parketnummer 18-213186-21 ten laste gelegde. Over de mate van toerekenbaarheid hebben de gedragsdeskundigen geen advies geformuleerd gelet op de ontkennende verklaring van verdachte en de tegenstrijdige verklaringen in het dossier, waardoor het onduidelijk blijft wat er precies is gebeurd. Over de mate van toerekenbaarheid ten aanzien van het onder parketnummer 18-100541-21 hebben de gedragsdeskundigen eveneens geen advies geformuleerd.
De rechtbank stelt voorop dat het vaststellen van de mate van toerekenbaarheid van de verdachte een juridisch oordeel is. De rechtbank leidt uit de conclusie en onderbouwing van de gedragsdeskundigen af dat de bij verdachte geconstateerde stoornissen ook aanwezig waren ten tijde van beide bewezenverklaarde feiten. De rechtbank concludeert dat de stoornissen in enige mate van invloed zijn geweest op het handelen van verdachte. Vanwege de ODD met onderliggende hechtingsstoornis zal verdachte niet (snel) om hulp vragen, maar probeert hij zaken zelf op te lossen en door zijn zelf-oplossende en zelfbepalende houding raakt verdachte in de problemen, zo blijkt uit de rapporten van de gedragsdeskundigen. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de bewezen verklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van de Raad van 22 september 2022 waaruit volgt dat verdachte een belaste voorgeschiedenis heeft. Er lijkt de laatste periode sprake te zijn van een positieve ontwikkeling. Verdachte woont bij [instelling] waar hij op zijn plek lijkt te zitten. Hierdoor heeft hij zijn netwerk in [plaats 1] grotendeels achter zich gelaten. Dit verlaagt mogelijk de kans op herhaling. Ondanks de positieve ontwikkelingen en beschermende factoren is verdachte kwetsbaar. Hij heeft de wil om zijn leven te verbeteren maar hij moet hierin ondersteund worden. De Raad acht het van belang dat de jeugdreclassering betrokken blijft omdat verdachte ondersteuning en hulp nodig heeft.
Om de kans op herhaling te doen afnemen is het van belang dat het wonen en de dag invulling stabiel blijft. Daarnaast is de behandeling van Accare, waar hij reeds voor is aangemeld, zeer belangrijk. Het inzetten van behandeling kan nog van invloed zijn op zijn ontwikkeling en de kans op herhaling. De Raad heeft geadviseerd om aan verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met bijzondere voorwaarden.
De rechtbank overweegt dat gelet op de aard en de ernst van de door verdachte gepleegde feiten en zijn strafblad, waaruit volgt dat hij eerder wegens soortgelijke delicten is veroordeeld, de oplegging van een jeugddetentie in beginsel passend is.
Gelet op de adviezen van de gedragsdeskundigen en de Raad, de lange schorsing waarbij verdachte zich redelijk goed aan de voorwaarden heeft gehouden en het tijdsverloop, zal de rechtbank volstaan met het opleggen van een deels voorwaardelijke jeugddetentie waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijk deel worden de voorwaarden gekoppeld zoals opgenomen in het rapport van de Raad van 22 september 2022, met uitzondering van het verbod op middelengebruik en de urinecontroles. Naar het oordeel van de rechtbank is het van groot belang dat verdachte wordt begeleid door de jeugdreclassering, ter voorkoming van recidive in de toekomst. De rechtbank overweegt dat zij deels tot een andere bewezenverklaring is gekomen dan de officier van justitie, zodat zij een kleiner deel voorwaardelijke jeugddetentie aan verdachte zal opleggen.