ECLI:NL:RBNNE:2022:3755

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 oktober 2022
Publicatiedatum
17 oktober 2022
Zaaknummer
18-213186-21 18-100541-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging doodslag en poging tot zware mishandeling, veroordeling wegens openlijke geweldpleging en poging tot zware mishandeling tot een deels voorwaardelijke jeugddetentie

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 13 oktober 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag en zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag en zware mishandeling, maar heeft hem wel veroordeeld voor openlijke geweldpleging en poging tot zware mishandeling tot een deels voorwaardelijke jeugddetentie. De zaak betreft twee incidenten: het eerste incident vond plaats op 8 november 2019, waarbij de verdachte samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen een slachtoffer, en het tweede incident op 8 augustus 2021, waarbij de verdachte een ander slachtoffer met een machete heeft geslagen. Tijdens de zitting op 29 september 2022 heeft de rechtbank de verklaringen van getuigen en de verdachte zelf gehoord. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot doodslag en zware mishandeling, maar dat de verdachte wel een significante bijdrage had geleverd aan het openlijk geweld. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychologische rapportages die wezen op de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 160 dagen, waarvan 140 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden voor begeleiding door de jeugdreclassering.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18-213186-21
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18-100541-21

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 29 september 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F.H. Kappelhof, advocaat te Delfzijl .
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. Hertogs.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 18-100541-21
hij op of omstreeks 8 november 2019 te [plaats 1] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
  • hem tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen, en/of
  • hem tegen het hoofd en/of lichaam heeft geschopt, en/of
  • hem heeft geduwd en/of
  • hem in het gezicht heeft gekrabt, en/of
  • hem met een mes in en/of op het hoofd heeft gestoken en/of geslagenterwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 november 2019 te [plaats 1] openlijk, te weten, in de [adres 1] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 1] door:
  • hem tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan, en/of
  • hem tegen het hoofd en/of lichaam te schoppen, en/of
  • hem te duwen en/of
  • hem in het gezicht te krabben, en/of
  • hem met een mes in en/of op het hoofd te steken en/of te slaan;
Parketnummer 18-213186-21
hij op of omstreeks 8 augustus 2021 te [plaats 1] , althans in de gemeente [gemeente] , althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 2] , opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer 2] meermalen, althans éénmaal met een machete en/of een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in/tegen het hoofd en/of been, althans het lichaam, heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 augustus 2021 te [plaats 1] , althans in de gemeente [gemeente] , althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 2] , meermalen althans éénmaal, met een machete en/of een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in/tegen het hoofd en/of het been, althans het lichaam, heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 18-100541-21
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het primair ten laste gelegde. Het subsidiair ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen.
Parketnummer 18-213186-21
De officier van justitie heeft veroordeling van het primair ten laste gelegde gevorderd. Verdachte heeft met zijn handelen, het slaan met een machete op het hoofd van aangever, de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever hierdoor zou komen te overlijden.
Standpunt van de verdediging
Parketnummer 18-100541-21
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte van het primair en subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat op grond van de bewijsmiddelen niet kan worden vastgesteld dat verdachte op enige wijze door verbale of fysieke handelingen het geweld heeft ondersteund of anderszins heeft bijgedragen in het ontstaan of het voortduren daarvan, zodat niet is komen vast te staan dat verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het ten laste gelegde geweld.
Parketnummer 18-213186-21
De raadsman heeft betoogd dat verdachte van het primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Oordeel van de rechtbankVrijspraak
Parketnummer 18-100541-21
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt. Op grond van de verklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] en de verklaring van verdachte ter zitting kan worden vastgesteld dat aangever door de groep waar verdachte deel van uitmaakte is geduwd, in zijn gezicht is gekrabd, geslagen en is geschopt tegen het lichaam. Uit de aangifte en de medische verklaring volgt dat aangever steekwonden in de schedel heeft opgelopen. Op basis van het dossier is echter onduidelijk gebleven door wie van de groep en onder welke omstandigheden aangever is gestoken. Gelet op deze stand van zaken is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende bewijs voorhanden is om te komen tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Parketnummer 18-213186-21
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde stelt de rechtbank op grond van de aangifte, de medische verklaring en de verklaringen van [getuige 3] , [getuige 4] , [getuige 5] en [getuige 6] vast dat verdachte aangever één keer met een machete op het hoofd heeft geslagen.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier de dood - is aanwezig indien er een aanmerkelijke kans is dat dat gevolg zal intreden en de verdachte deze kans bewust heeft aanvaard. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Hoewel het slaan met een machete op het hoofd dodelijk letsel kan veroorzaken, veroorzaakt niet elke slaande beweging automatisch een aanmerkelijke kans op overlijden. Daarbij is onder meer ook van belang met welk voorwerp en met welke kracht er is geslagen. Op grond van het dossier kan de rechtbank niets vaststellen omtrent de grootte van de machete, de kracht waarmee of de manier waarop verdachte aangever heeft geslagen zodat het voorwaardelijk opzet op de dood van aangever niet kan worden bewezen. Verdachte zal worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.
Bewezenverklaring overige feitenParketnummer 18-100541-21
De rechtbank past ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 29 september 2022 afgelegde verklaring, voor zoverinhoudende:
Op 8 november 2019 was ik met [getuige 2] en [getuige 1] bij de woning waar aangever was.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 9 november 2019,opgenomen op pagina 83 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002020152305 d.d. 25 juni 2020, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 8 november 2019 was ik in de woning van mijn ex-vriendin op het adres [adres 1] te [plaats 1] . Ik hoorde dat er op de deur geklopt werd. Ik zag door het raam die jongen op de scooter, zijn moeder [naam 1] en zijn broer. Ik had de voordeur open gedaan. Ik werd ineens bij mijn linkerarm beetgepakt. Op dat moment werden ze wat wilder, ik werd door de persoon die mij vast had naar buiten getrokken. Toen ik voorover werd getrokken, kreeg ik een regenboog van klappen, ik werd van alle kanten getikt, geslagen, geschopt. Ik werd geduwd en ik haakte de man zodat we beiden op de grond vielen. [naam 1] trok met haar hand en nagels over mijn gezicht. De hele tijd werd ik al geschopt en geslagen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 3 maart 2020,opgenomen op pagina 136 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
Ik zag dat die man buiten kwam met een knuppel in zijn hand. Ik heb toen de knuppel vastgepakt en toen gingen we hem slaan enzo. Ik, mijn broertje, [verdachte] en mijn moeder gingen slaan. Ik had zijn hoofd vast. Ik heb hem daarna nog schoppen en stompen gegeven.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 3 maart 2020,opgenomen op pagina 154 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 2] :
Ik, [getuige 1] , [verdachte] en mijn moeder hebben aangever geslagen. Ik heb aangever met mijn vuisten geslagen.
De rechtbank stelt voorop dat van het "in vereniging" plegen van geweld sprake is, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is. Anders dan de raadsman heeft aangevoerd, concludeert de rechtbank op grond van bovenstaande bewijsmiddelen dat verdachte niet alleen met een groep mensen naar aangever is gegaan, maar ook dat hij een fysieke bijdrage heeft geleverd aan het geweld door aangever te slaan zodat het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Nu er onvoldoende bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen dat aangever met een mes op het hoofd is gestoken of geslagen, zal verdachte van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Parketnummer 18-213186-21
De rechtbank past ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d.
16 augustus 2021, opgenomen op pagina 54 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2021213633 d.d. 30 november 2021, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Op 7 augustus 2021 was ik in [plaats 1] . Ik heb [verdachte] gevraagd waar mijn fiets was. Ik zag dat hij toen een dreigbeweging maakte met het kapmes, hij zwaaide er mee. Hierna sloeg hij nogmaals met het kapmes, hij raakte mij toen op mijn hoofd. Ik ben met de ambulance naar het ziekenhuis in [plaats 2] gebracht. Ik ben daar behandeld aan mijn hoofdwond.
2. Het poliklinisch dossier van [slachtoffer 2] , registratiedatum 8 augustus 2021, opgenomen oppagina 60 e.v. van voornoemd dossier:
Naam: [slachtoffer 2]
Geboortedatum: [geboortedatum]
Registratiedatum: 08-08-2021 00:06 uur
Hoofd: lapverwonding frontaal net in de haarlijn van ca 5-6 cm. Subcutis zichtbaar.
Conclusie:
Mesverwondingen hoofd.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 8 augustus 2021,opgenomen op pagina 63 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 3] :
[slachtoffer 2] en [verdachte] sloegen elkaar. De jongens liepen de tuin uit in de richting van [slachtoffer 2] en hij liep op hen toe. Het waren 2 jongens en 1 van hen had een machete in handen. Ik zag dat [slachtoffer 2] werd geraakt met die machete. 1 keer op zijn hoofd.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 8 augustus 2021,opgenomen op pagina 72 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 4] :
Ik zag dat de jongen die [slachtoffer 2] aanviel een mes in zijn rechterhand had. Ik zag dat dit een machete betrof
.Ik zag dat de jongen met de machete een slagbeweging maakte naar het hoofd van [slachtoffer 2] . Ik zag dat de machete het hoofd raakte van [slachtoffer 2] .
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 8 augustus 2021, opgenomen op pagina 29 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 6] :
Er is vanavond voor de woning een ruzie geweest tussen mijn zoon [naam 2] , zijn vriend [verdachte] , die woont aan de [adres 2] en nog drie jongens. Op een gegeven moment gingen zij naar buiten en is er voor de woning, in mijn voortuin, ruzie ontstaan tussen [naam 2] , [verdachte] en [slachtoffer 2] . Ik heb gezien dat [verdachte] met een soort machete in sloeg op [slachtoffer 2] .
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte aangever éénmaal met een machete op het hoofd heeft geslagen waardoor verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder parketnummer 18-100541-21 subsidiair ten laste gelegde en het onder parketnummer 18-213186-21 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 18-100541-21 subsidiair
hij op 8 november 2019 te [plaats 1] openlijk te weten in de [adres 1] in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 1] door:
  • hem tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan, en/of
  • hem tegen het lichaam te schoppen, en/of
  • hem te duwen en/of
- hem in het gezicht te krabben.
Parketnummer 18-213186-21 subsidiair
hij omstreeks 8 augustus 2021 te [plaats 1] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 2] met een machete tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op: 18-100541-21 subsidiair openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen; 18-213186-21 subsidiair poging tot zware mishandeling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 18100541-21 subsidiair ten laste gelegde en het onder parketnummer 18-213186-21 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van 200 dagen waarvan 180 voorwaardelijk met aftrek met een proeftijd van 2 jaren met daaraan gekoppeld de voorwaarden zoals geadviseerd in het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 22 september 2022 met uitzondering van het verbod op middelengebruik en de urinecontroles.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat gelet op de aanwezigheid van stoornissen verdachte verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om aan verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan duur van het voorarrest. Nu de raadsman tot een andere bewezenverklaring is gekomen dan de officier van justitie dient de duur van de voorwaardelijk op te leggen jeugddetentie te worden beperkt.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 8 november 2019 schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging door met een groep naar de woning van de ex van het slachtoffer te gaan. Tijdens de vechtpartij die is ontstaan is het slachtoffer door verdachte en de mededaders geschopt, geslagen, gekrabd en geduwd. Door zo te handelen heeft verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van het slachtoffer. Daar komt bij het dat geweld plaatsvond voor een woning, waar ook buurtbewoners getuige van zijn geweest. Dergelijk geweld veroorzaakt niet alleen pijn bij het slachtoffer, maar zorgt ook voor gevoelens van angst en onveiligheid bij de omstanders.
Daarnaast heeft verdachte op 7 augustus 2021 een tweede slachtoffer met een machete tegen het hoofd geslagen. Er zou sprake zijn van een conflict tussen het slachtoffer en verdachte omdat verdachte een schuld bij het slachtoffer zou hebben. Tijdens de confrontatie tussen verdachte en het slachtoffer is zowel door verdachte als het slachtoffer geweld gebruikt. Het slachtoffer mag van geluk spreken dat het letsel dat hij daarbij opliep relatief beperkt is gebleven. Het gedrag van de verdachte had immers tot ernstigere lichamelijke gevolgen kunnen leiden. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
Toerekeningsvatbaarheid
De rechtbank heeft kennisgenomen van het psychologisch pro Justitia rapport van 17 januari 2022 en het psychiatrisch pro Justitia rapport van 30 maart 2022. De gedragsdeskundigen hebben vastgesteld dat verdachte lijdt aan een matige oppositionele-opstandige stoornis (hierna: ODD) met onderliggend een reactieve hechtingsstoornis. De stoornissen zijn van invloed geweest op het handelen van verdachte ten tijde van het onder parketnummer 18-213186-21 ten laste gelegde. Over de mate van toerekenbaarheid hebben de gedragsdeskundigen geen advies geformuleerd gelet op de ontkennende verklaring van verdachte en de tegenstrijdige verklaringen in het dossier, waardoor het onduidelijk blijft wat er precies is gebeurd. Over de mate van toerekenbaarheid ten aanzien van het onder parketnummer 18-100541-21 hebben de gedragsdeskundigen eveneens geen advies geformuleerd.
De rechtbank stelt voorop dat het vaststellen van de mate van toerekenbaarheid van de verdachte een juridisch oordeel is. De rechtbank leidt uit de conclusie en onderbouwing van de gedragsdeskundigen af dat de bij verdachte geconstateerde stoornissen ook aanwezig waren ten tijde van beide bewezenverklaarde feiten. De rechtbank concludeert dat de stoornissen in enige mate van invloed zijn geweest op het handelen van verdachte. Vanwege de ODD met onderliggende hechtingsstoornis zal verdachte niet (snel) om hulp vragen, maar probeert hij zaken zelf op te lossen en door zijn zelf-oplossende en zelfbepalende houding raakt verdachte in de problemen, zo blijkt uit de rapporten van de gedragsdeskundigen. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de bewezen verklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van de Raad van 22 september 2022 waaruit volgt dat verdachte een belaste voorgeschiedenis heeft. Er lijkt de laatste periode sprake te zijn van een positieve ontwikkeling. Verdachte woont bij [instelling] waar hij op zijn plek lijkt te zitten. Hierdoor heeft hij zijn netwerk in [plaats 1] grotendeels achter zich gelaten. Dit verlaagt mogelijk de kans op herhaling. Ondanks de positieve ontwikkelingen en beschermende factoren is verdachte kwetsbaar. Hij heeft de wil om zijn leven te verbeteren maar hij moet hierin ondersteund worden. De Raad acht het van belang dat de jeugdreclassering betrokken blijft omdat verdachte ondersteuning en hulp nodig heeft.
Om de kans op herhaling te doen afnemen is het van belang dat het wonen en de dag invulling stabiel blijft. Daarnaast is de behandeling van Accare, waar hij reeds voor is aangemeld, zeer belangrijk. Het inzetten van behandeling kan nog van invloed zijn op zijn ontwikkeling en de kans op herhaling. De Raad heeft geadviseerd om aan verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met bijzondere voorwaarden.
De rechtbank overweegt dat gelet op de aard en de ernst van de door verdachte gepleegde feiten en zijn strafblad, waaruit volgt dat hij eerder wegens soortgelijke delicten is veroordeeld, de oplegging van een jeugddetentie in beginsel passend is.
Gelet op de adviezen van de gedragsdeskundigen en de Raad, de lange schorsing waarbij verdachte zich redelijk goed aan de voorwaarden heeft gehouden en het tijdsverloop, zal de rechtbank volstaan met het opleggen van een deels voorwaardelijke jeugddetentie waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijk deel worden de voorwaarden gekoppeld zoals opgenomen in het rapport van de Raad van 22 september 2022, met uitzondering van het verbod op middelengebruik en de urinecontroles. Naar het oordeel van de rechtbank is het van groot belang dat verdachte wordt begeleid door de jeugdreclassering, ter voorkoming van recidive in de toekomst. De rechtbank overweegt dat zij deels tot een andere bewezenverklaring is gekomen dan de officier van justitie, zodat zij een kleiner deel voorwaardelijke jeugddetentie aan verdachte zal opleggen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 45, 63, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18-100541-21 primair en onder parketnummer 18-213186-21 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18-100541-21 subsidiair ten laste gelegde en het onder parketnummer 18-213186-21 subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 160 dagen.

Bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
140dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat veroordeelde zich gedurende een door de Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig ThuisGroningen te bepalen periode meldt bij de jeugdreclassering en dat hij zich daarna zal blijven melden zo lang en zo frequent als deze instelling dat noodzakelijk acht;
dat veroordeelde verblijft bij begeleid wonen [instelling] of een soortgelijke door dejeugdreclassering te bepalen instelling;
dat veroordeelde een zinvolle dagbesteding heeft;
dat veroordeelde zijn medewerking verleent aan de door de jeugdreclasseerder nodig geachtebehandeling zoals in de pro Justitia rapportages geïndiceerd; gericht op onderliggende trauma problematiek en ter voorkoming van recidive. Dit zou kunnen bestaan uit schematherapie, PMT en/of behandeling gericht op het vergroten van coping en oplossingsvaardigheden.
Geeft aan de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen te Groningen, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot enmet het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Jongsma, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. S. Zwarts en mr. J.H.S.
Kroeze, rechters, bijgestaan door mr. A.C. Fennema-Smit, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 oktober 2022.
Mr. Kroeze is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.