ECLI:NL:RBNNE:2022:376

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 februari 2022
Publicatiedatum
16 februari 2022
Zaaknummer
LEE 21-3519
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van een last onder dwangsom voor een motorcrosscircuit en de beoordeling van spoedeisend belang

Op 10 februari 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de intrekking van een last onder dwangsom die was opgelegd aan een motorsportvereniging met een motorcrossterrein. De last onder dwangsom was opgelegd om te waarborgen dat de geluidsnormen, zoals vastgelegd in het bestemmingsplan, niet zouden worden overschreden tijdens trainingen en wedstrijden. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gemeente Ooststellingwerf, als verweerder, het verzoek van de motorsportvereniging om de last in te trekken heeft ingewilligd, maar dat verzoekers, die bezwaar hadden gemaakt tegen deze intrekking, niet aannemelijk hebben gemaakt dat er sprake was van een spoedeisend belang.

De voorzieningenrechter overwoog dat de hypothetische vrees voor toekomstige overtredingen van de geluidsnormen door de motorsportvereniging niet voldoende was om een spoedeisend belang aan te nemen. De voorzieningenrechter wees erop dat er nog steeds handhaving zou plaatsvinden op basis van het toezicht- en handhavingsplan, en dat er regelmatig geluidsmetingen zouden worden uitgevoerd. Hierdoor was er geen reden om aan te nemen dat de motorsportvereniging de geluidsnormen zou overtreden zonder dat daar een sanctie op zou staan.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, wat betekent dat de intrekking van de last onder dwangsom door de gemeente in stand blijft. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Bestuursrecht
locatie Groningen
zaaknummer: LEE 21/3519

uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 februari 2022 in de zaak tussen

[verzoekers], te [plaats], verzoekers,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ooststellingwerf, verweerder,
(gemachtigde: mr. E. van der Molen).
Als
derde-partijheeft aan het geding deelgenomen: [derde belanghebbende], gevestigd te [plaats], derde-belanghebbende,
(gemachtigde: mr. M.A. Janssen).

Procesverloop

Bij besluit van 2 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het door derde-belanghebbende ingediende verzoek ingewilligd en de eerder aan haar opgelegde last onder dwangsom van 8 december 2020 ingetrokken.
Tegen het bestreden besluit hebben verzoekers bezwaar ingediend. Tevens hebben verzoekers de voorzieningenrechter bij brief van 16 november 2021 verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het verzoek is behandeld op de zitting van 3 februari 2022.
Verzoekers zijn in persoon verschenen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Namens derde-belanghebbende is [naam] verschenen.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden

1. Bij zijn oordeelsvorming betrekt de voorzieningenrechter de navolgende feiten en omstandigheden.
1.1.
[derde belanghebbende] is een motorsportvereniging met een motorcrossterrein te [plaats]. De inrichting, een motorcrosscircuit in de open lucht op een terrein van circa elf hectare, wordt gebruikt voor trainingen en wedstrijden met motorfietsen.
1.2.
Verweerder heeft bij besluit van 8 december 2020, verzonden op 14 december 2020, aan derde-belanghebbende een last onder dwangsom opgelegd. De aan opgelegde last onder dwangsom houdt in dat indien tijdens trainingen de geluidsnormen onder 5.4.2. van het in werking getreden bestemmingsplan “Motorcrossterrein [naam]” en het toezicht- en handhavingsplan voorgeschreven maximale geluidsniveau wordt overschreden, derde-belanghebbende een dwangsom verbeurt. Deze dwangsom bedraagt € 4.000,-- per dag waarop een overschrijding is geconstateerd met een totaal van maximaal € 20.000,--. De aan derde-belanghebbende opgelegde dwangsom is erop gericht om herhaling van de overtreding te voorkomen.
1.3.
Op 17 maart 2021 heeft een toezichthouder van de Friese Uitvoeringsdienst Milieu en Omgeving (hierna: de FUMO) een controlemeting rond het motorcrossterrein te [plaats] uitgevoerd. De bevindingen van deze controlemeting zijn neergelegd in een meetrapport d.d. 19 maart 2021.
Op 14 april 2021 heeft een toezichthouder van de FUMO een controlemeting rond het motorcrossterrein te [plaats] uitgevoerd. De bevindingen van deze controlemeting zijn neergelegd in een meetrapport d.d. 15 april 2021.
Op 18 april 2021 heeft een toezichthouder van de FUMO een controlemeting rond het motorcrossterrein te [plaats] uitgevoerd. De bevindingen van deze controlemeting zijn neergelegd in een meetrapport d.d. 20 april 2021.
Op 30 mei 2021 heeft een toezichthouder van de FUMO een controlemeting rond het motorcrossterrein te [plaats] uitgevoerd. De bevindingen van deze controlemeting zijn neergelegd in een meetrapport d.d. 1 juni 2021.
Op 13 juni 2021 heeft een toezichthouder van de FUMO een controlemeting rond het motorcrossterrein te [plaats] uitgevoerd. De bevindingen van deze controlemeting zijn neergelegd in een meetrapport d.d. 15 juni 2021.
Op 23 juni 2021 heeft een toezichthouder van de FUMO een controlemeting rond het motorcrossterrein te [plaats] uitgevoerd. De bevindingen van deze controlemeting zijn neergelegd in een meetrapport d.d. 25 juni 2021.
1.4.
Naar aanleiding van de uitkomsten van de uitgevoerde controlemetingen door de FUMO heeft derde-belanghebbende bij brief van 6 juli 2021 aan verweerder verzocht de opgelegde last onder dwangsom in te trekken.
1.5.
Op 25 juli 2021 heeft een toezichthouder van de FUMO een controlemeting rond het motorcrossterrein te [plaats] uitgevoerd. De bevindingen van deze controlemeting zijn neergelegd in een meetrapport d.d. 26 juli 2021.
Op 11 augustus 2021 heeft een toezichthouder van de FUMO een controlemeting rond het motorcrossterrein te [plaats] uitgevoerd. De bevindingen van deze controlemeting zijn neergelegd in een meetrapport d.d. 13 augustus 2021.
1.6.
Verweerder heeft bij afzonderlijke brieven van 12 augustus 2021 aan derde-belang-hebbende en aan verzoekers kenbaar gemaakt voornemens te zijn om het verzoek tot het intrekken van de last onder dwangsom, af te wijzen.
Verder heeft verweerder met deze brief partijen in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen.
1.7.
Derde-belanghebbende heeft bij brief van 17 augustus 2021 een zienswijze bij verweerder ingediend.
1.8.
Op 1 september 2021 heeft een toezichthouder van de FUMO een controlemeting rond het motorcrossterrein te [plaats] uitgevoerd. De bevindingen van deze controlemeting zijn neergelegd in een meetrapport d.d. 15 september 2021.
1.9.
Verzoekers hebben bij brief van 3 september 2021 een zienswijze bij verweerder ingediend.
1.10.
Op 12 september 2021 heeft een toezichthouder van de FUMO een controlemeting rond het motorcrossterrein te [plaats] uitgevoerd. De bevindingen van deze controlemeting zijn neergelegd in een meetrapport d.d. 15 september 2021.
Op 10 oktober 2021 heeft een toezichthouder van de FUMO een controlemeting rond het motorcrossterrein te [plaats] uitgevoerd. De bevindingen van deze controlemeting zijn neergelegd in een meetrapport d.d. 12 oktober 2021.
1.11.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het door derde-belanghebbende ingediende verzoek ingewilligd en de eerder aan haar opgelegde last onder dwangsom van 8 december 2020 ingetrokken.

Toepasselijke regelgeving

2. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de bestuursrechter beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningen-rechter van de bestuursrechter op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.1.
Ingevolge artikel 125, eerste lid, van de Gemeentewet is het gemeentebestuur bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang.
Ingevolge artikel 125, tweede lid, van de Gemeentewet wordt de bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang uitgeoefend door het college, indien de last dient tot handhaving van regels welke het gemeentebestuur uitvoert.
2.2.
Ingevolge artikel 5:1, eerste lid, van de Awb wordt in deze wet wordt verstaan onder overtreding: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.
Ingevolge artikel 5:1, tweede lid, van de Awb wordt onder overtreder wordt verstaan: degene die de overtreding pleegt of medepleegt.
Ingevolge artikel 5:21 van de Awb wordt onder last onder bestuursdwang verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Ingevolge artikel 5:32, eerste lid, van de Awb is een bestuursorgaan bevoegd om een last onder dwangsom op te leggen in plaats van een last onder bestuursdwang.
Ingevolge artikel 5:32a, eerste lid, van de Awb omschrijft de last onder dwangsom de te nemen herstelmaatregelen.
Ingevolge artikel 5:32b, eerste lid, van de Awb stelt het bestuursorgaan de dwangsom vast hetzij op een bedrag ineens, hetzij op een bedrag per tijdseenheid waarin de last niet is uitgevoerd, dan wel per overtreding van de last.
Ingevolge artikel 5:37, eerste lid, van de Awb beslist het bestuursorgaan bij beschikking omtrent de invordering van een dwangsom, alvorens aan te manen tot betaling van de dwangsom.
2.3.
Verweerder heeft op 19 december 2019 het “Toezicht- en handhavingsplan Prikkedam” vastgesteld.
In paragraaf 2.1.1 van dit toezichtsplan is vermeld dat een last onder dwangsom wordt ingetrokken indien er uit zes achtereenvolgende geluidsmetingen op ten minste twee verschillende beoordelingspunten blijkt dat de geluidsnormen niet worden overschreden.

Overwegingen

3. Gesteld voor de vraag of er aanleiding bestaat om een voorlopige voorziening te treffen, overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
4.1.
Ter onderbouwing van het gestelde spoedeisende belang betogen verzoekers dat het opleggen van een dwangsom dient ter voorkoming van herhaald overtreden van de voor-schriften door derde-belanghebbende. In verband met het bestreden besluit is er volgens verzoekers geen prikkel meer voor derde-belanghebbende om te voldoen aan de voor-schriften en is nog steeds geen aanvaardbaar woon-en leefklimaat voor omwonenden gewaarborgd. In dit verband wijzen verzoekers erop dat het spoedeisende belang ook gelegen is in het feit dat er dan overtredingen door derde-belanghebbende kunnen plaatsvinden zonder dat daarop een sanctie staat. Daarbij achten verzoekers van belang dat de kans dat er overtredingen worden vastgesteld klein is, gezien het aantal mogelijke controles.
4.2.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hebben verzoekers in dit geval niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een spoedeisend belang dat noopt tot direct ingrijpen. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat het belang dat wordt beschermd door het opleggen van een last onder dwangsom gelegen is in het feit dat er geen overtreding van de aan derde-belanghebbende gestelde geluidsnorm optreedt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft het bestreden besluit tot het intrekken van de last onder dwangsom niet zonder meer tot gevolg dat de aan derde-belanghebbende opgelegde geluidsnorm niet meer geldt dan wel dat derde-partij deze norm direct zou overtreden. Ook volgt uit het intrekken van de last onder dwangsom niet dat niet meer zou worden gehandhaafd. In dat kader acht de voorzieningenrechter van belang dat de gemachtigde van verweerder ter zitting heeft verklaard dat er in elk geval tot en met maart van dit jaar, en wellicht langer, op basis van het gehanteerde toezicht- en handhavingsplan vier keer per maand zal worden gecontroleerd door middel van een geluidsmeting en dat indien een overtreding van de gestelde geluidsnorm wordt geconstateerd er direct zal worden gehandhaafd door middel van een besluit tot het opleggen van een dwangsom aan derde-belanghebbende. Gelet hierop bestaat geen grond voor het oordeel dat de enkele stelling van verzoekers dat er hypothetisch gezien weer overtredingen van de geluidsnorm door derde-belanghebbende kunnen plaatsvinden, maakt dat er sprake is van een spoedeisend belang aan de zijde van verzoekers.
5. Gelet op rechtsoverweging 4.2. is de voorzieningenrechter van oordeel dat er geen sprake is van een spoedeisend belang aan de zijde van verzoekers. Dit brengt met zich dat er geen aanleiding bestaat voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek daartoe wordt afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling, als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb, bestaat geen aanleiding.
Beslist wordt als volgt.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.L. Vucsán, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.L.A. van Kats als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2022.
De griffier De voorzieningenrechter
(De voorzieningenrechter is buiten staat
om de uitspraak te ondertekenen).
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.