Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het jeugdstrafrecht wordt toegepast en dat verdachte ten aanzien van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met aftrek en een proeftijd van 2 jaren met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van 7 september 2022. Tot slot heeft zij verzocht de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht het jeugdstrafrecht toe te passen en een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om een voorwaardelijke jeugddetentie van 4 maanden op te leggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering met een proeftijd van 2 jaren. De raadsvrouw heeft zich niet verzet tegen toepassing van de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het rapport van de reclassering van 7 september 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Op 26 maart 2022 heeft verdachte, toen hij op uitnodiging van aangever in diens woning aanwezig was, twee potten weed uit de woning van aangever meegenomen. Aangever betrapte verdachte en is hem achterna gegaan. Op het moment dat verdachte de flat wilde verlaten, is er een worsteling ontstaan waarbij verdachte een mes aan aangever heeft getoond en hij aangever met het mes in de arm en rug heeft gestoken. Door op deze manier te handelen is verdachte voorbij gegaan aan de impact van een dergelijk feit op het slachtoffer en eventuele getuigen. Hoewel het incident relatief gunstig is afgelopen (het steekletsel aan de arm was oppervlakkig en het steekwond aan de rug had een geringe diepte) hadden de gevolgen ook veel ernstiger kunnen zijn. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
Toepassing van het jeugdstrafrecht
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of in het kader van het zogenoemde adolescentenstrafrecht (hierna: ASR) toepassing van het jeugdstrafrecht aan de orde is. Ten tijde van het ten laste gelegde was verdachte 18 jaar oud, zodat in beginsel het commune (volwassenen) strafrecht dient te worden toegepast. Op grond van artikel 77c Sr kan de rechter echter adolescenten van 18 tot 23 jaar berechten op grond van het jeugdstrafrecht, indien hij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechter heeft acht geslagen op het rapport van de reclassering van 7 september 2022 waaruit volgt dat toepassing van het jeugdstrafrecht wordt geadviseerd. Met betrekking tot zijn handelingsvaardigheden functioneert verdachte op licht verstandelijk beperkt niveau en organiseert hij zijn eigen gedrag niet of nauwelijks. Verdachte is redelijk ontvankelijk voor ondersteuning en beïnvloeding door volwassenen en hij is redelijk actief als onderdeel van zijn gezin. Doordat verdachte twee eerdere toezichten bij de jeugdreclassering niet succesvol heeft doorlopen en hij inmiddels 18 jaar is, vindt de reclassering een toezicht bij de volwassenenreclassering met de JoVo-aanpak geïndiceerd. Gelet op voornoemd rapport en al hetgeen overigens uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken omtrent verdachte, zal de rechtbank het jeugdstrafrecht toepassen.
Op te leggen straf
Uit bovengenoemd rapport van de reclassering volgt dat er een aantal risicofactoren naar voren zijn gekomen. Zo heeft verdachte geen huisvesting, dagbesteding of inkomen. Er zijn zorgen over zijn sociaal netwerk en het ontbreken van weerstand tegen negatieve invloeden uit dat sociaal netwerk.
Tot slot is er sprake van psychische problematiek. In 2016 zijn door Accare kenmerken van ASS en
ODD geconstateerd, maar is destijds geen officiële diagnose vastgesteld. In januari 2020 is door Accare een IQ gemeten van 76, waardoor er gesproken kan worden van een licht verstandelijke beperking. Gezien deze risicofactoren wordt het recidiverisico zonder reclasseringsinterventies ingeschat als hoog. Gedurende de laatste periode in de jeugdinrichting lijkt er sprake te zijn van een beginnende verandering in de houding van verdachte. De reclassering adviseert om bij een veroordeling een deels voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen met bijzondere voorwaarden.
Bij de oplegging van de straf heeft de rechtbank naast de aard en ernst van de feiten ook meegewogen dat verdachte ten tijde van het bewezen verklaarde in meerdere proeftijden liep.
Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en zijn psychische problematiek. Alles afwegend acht de rechtbank passend een jeugddetentie voor de duur van 254 dagen waarvan 120 dagen voorwaardelijk , met de bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in eerdergenoemd reclasseringsrapport, met aftrek en een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank acht het van groot belang dat verdachte wordt begeleid door de reclassering ter voorkoming van recidive in de toekomst.
Het recidive risico wordt door reclassering als hoog ingeschat en de factoren die dat hoge recidiverisico veroorzaken zijn nog onbehandeld. Daarom moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank zal daarom bevelen dat de gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Benadeelde partij
[benadeelde partij] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 815,- ter vergoeding van materiële schade en € 2.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering kan worden toegewezen, met uitzondering van de schadepost weed en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de schadeposten ‘T-shirt’, ‘trui’ en ‘eigen risico zorgverzekering’ gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De schadepost ‘weed’ moet worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk worden verklaard. De gevorderde immateriële schade dient te worden gematigd tot € 1.500,-.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat de benadeelde partij door het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank zal de immateriële schade toewijzen tot een bedrag van € 1.500,-, nu de hoogte hiervan niet door verdachte is betwist. Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in het immateriële deel van de vordering.
Ten aanzien van de materiële schade zal de rechtbank de schadeposten ‘T-shirt’, ‘trui’ en ‘eigen risico zorgverzekering’ toewijzen, nu deze door de verdachte niet of onvoldoende zijn betwist. De rechtbank wijst de schadepost ‘weed’ af, nu de rechtbank op grond van de gegeven onderbouwing niet aannemelijk acht dat de benadeelde partij deze schade heeft geleden.
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een totaalbedrag van € 1.915,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 maart 2022.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 55, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 302 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak
De rechtbank
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een jeugddetentie voor de duur van 254 dagen.
Bepaalt dat van deze jeugddetentie
een gedeelte, groot 120 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden: