ECLI:NL:RBNNE:2022:3765

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 oktober 2022
Publicatiedatum
18 oktober 2022
Zaaknummer
18-082036-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging doodslag, veroordeling poging tot zware mishandeling en diefstal met geweld

Op 13 oktober 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Groningen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren op [geboortedatum] en wonende te [woonadres], die op 26 maart 2022 betrokken was bij een gewelddadig incident. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag, zware mishandeling en diefstal met geweld tegen [benadeelde partij]. Tijdens de zitting op 29 september 2022 heeft de verdachte verklaard dat hij in de woning van [benadeelde partij] was, waar hij potten met wiet heeft gestolen. Toen [benadeelde partij] hem betrapte, ontstond er een worsteling waarbij de verdachte met een mes stak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte [benadeelde partij] in de arm en rug heeft gestoken, maar oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de intentie om te doden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van poging tot doodslag, maar veroordeelde hem wel voor de poging tot zware mishandeling en diefstal met geweld. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 254 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden ter begeleiding door de reclassering. De benadeelde partij heeft een schadevergoeding gevorderd, die gedeeltelijk is toegewezen.

Uitspraak

Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Groningen parketnummer 18-082036-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.
13 oktober 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
Geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende te [woonadres], thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 29 september 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. Wierts, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. Hertogs.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 maart 2022 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[benadeelde partij] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, die [benadeelde partij] een of meerdere malen heeft gestoken in zijn arm en/of in zijn rug, althans in het lichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 maart 2022 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet die [benadeelde partij] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, een of meerdere malen in zijn arm en/of rug, althans in het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 maart 2022 te Groningen
[benadeelde partij] heeft mishandeld te weten, een of meerdere steekwonden in de arm en/of rug, althans in het lichaam van die [benadeelde partij] heeft toegebracht door die [benadeelde partij] een of meerdere malen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te steken;
2.
hij op of omstreeks 26 maart 2022 te Groningen een of meerdere potten met weed, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, zichtbaar voor die [benadeelde partij]
voorhanden te hebben en/of een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te tonen aan die [benadeelde partij] en/of
  • te roepen tegen die [benadeelde partij] : “Ik ga je steken, ik ga je steken,” althans woorden vangelijke aard en/of strekking en/of
  • met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, die [benadeelde partij] een of
meerdere malen te steken in zijn arm en/of rug, althans in het lichaam.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde heeft zij aangevoerd dat verdachte aangever met een mes in de rug heeft gestoken. Het is een feit van algemene bekendheid dat zich in het bovenlichaam vitale organen bevinden. Bij het steken in het bovenlichaam zal al snel de aanmerkelijke kans in het leven worden geroepen dat een vitaal orgaan wordt geraakt en het slachtoffer komt te overlijden. Daar is in dit geval sprake van, vooral nu verdachte aangever met een mes heeft gestoken tijdens een worsteling. Door de ongecontroleerde bewegingen had het mes gemakkelijk in een slagader of long terecht kunnen komen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte van het onder 1 primair en subsidiair moet worden vrijgesproken. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat verdachte niet het opzet heeft gehad, ook niet in voorwaardelijke vorm, om aangever van het leven te beroven, dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen en dat de kans dat aangever dodelijk of zwaar lichamelijk letsel zou oplopen niet aannemelijk was gelet op het letsel van aangever en omdat verdachte met een klein mes heeft gestoken.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde stelt de rechtbank vast dat verdachte aangever met een mes in de arm en rug heeft gestoken. Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat verdachte aangever met het mes heeft gestoken met het opzet om hem van het leven te beroven. Niettemin kan voorwaardelijk opzet op de dood worden bewezen als uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer door het steken met het mes in de arm en rug zou komen te overlijden.
Uit het letselrapport van de forensisch arts volgt dat op de linker arm een steekverwonding van 2,5 centimeter en een uitsteekopening van 1,5 centimeter is geconstateerd. Op de rug van aangever, ter hoogte van de lendenwervels links naar de wervelkolom, is een steekwond van 2 centimeter geconstateerd, onderhuids schuin doorlopend tot in de onderliggende spierlaag. Volgens de forensisch arts is snij – of steekletsel aan de ledematen zelden dodelijk. Steekletsel in de borst kent een risico op overlijden als er sprake is van penetratie in de borstholte. In dit specifieke geval is het steekwapen niet dieper doorgedrongen dan de rugspier. Daarmee is het risico op overlijden in dit specifieke geval zeer gering.
Gezien deze bevindingen uit het letselrapport, in combinatie met het feit dat uit het dossier onvoldoende blijkt op welke wijze, met welke kracht en met welk voorwerp verdachte heeft gestoken, kan de rechtbank niet vaststellen dat door de messteken sprake was van een aanmerkelijke kans op het overlijden van aangever, zodat verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring overige feiten
De rechtbank past ten aanzien van het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 29 september 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 26 maart 2022 was ik in de woning van [benadeelde partij] . Ik had een mes meegenomen. Ik heb de potten weed gepakt en ik ben de woning uit gerend. [benadeelde partij] stond beneden op mij te wachten. Er is vervolgens een worsteling ontstaan. Ik heb het mes aan [benadeelde partij] laten zien. Tijdens de worsteling is [benadeelde partij] door het mes geraakt.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 27 maart 2022,opgenomen op pagina 40 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2022075990 (onderzoek Kaneel) d.d. 4 mei 2022, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij] :
Op 26 maart 2022 was [verdachte] bij mij thuis aan het roken. [verdachte] liep naar de woonkamer. Ik zag dat [verdachte] rende. Ik pakte [verdachte] vast, bij zijn beide armen. [verdachte] schreeuwde tegen mij dat hij mij ging steken. Hij riep: ‘Ik ga je steken, ik ga je steken!'. Ik zag dat [verdachte] een mes in zijn hand had. Ik voelde dat ik meerdere keren gestoken werd met een mes. Ik voelde dat ik gestoken werd in mijn linker bovenarm. Ik voelde een hevige pijn in mijn arm, op de plaats waar ik gestoken was. Ik voelde ook een vervelend gevoel in mijn rug. Ik voelde dat ik in mijn rug gestoken werd. Ik viel op de grond samen met [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] weg rende. Ik zag dat [verdachte] een pot met wiet had laten vallen.
3. Een schriftelijk bescheid, te weten een forensisch medische letselrapportage, opgemaakt op 5 juli2022 door T. van Mesdag, forensisch arts, als los document gevoegd:
Verdachte: [verdachte] , geb. [geboortedatum]
Betrokkene [benadeelde partij] , geb. [geboortedatum]

2.Welke uitwendige letsels zijn er geconstateerd bij het slachtoffer?

Voor beantwoording van deze vraag is gebruik gemaakt van de door behandelaar verstrekte medische informatie, (noot: de termen 'steekverwonding' en 'uitsteekopening' zijn letterlijk overgenomen uit de correspondentie van behandelaar):

Aan de linkerarm een oppervlakkige steekverwonding van 2,5 centimeter; 2 centimeterhiernaast een uitsteekopening van 1,5 centimeter.
Aan de rug, ter hoogte van de lendenwervels links naast de wervelkolom, een steekwond van2 centimeter lengte, onderhuids schuin doorlopend tot in de onderliggende spierlaag.

5.Wat is de ontstaanswijze van het letsel?

Er is sprake van scherprandig letsel aan de linker bovenarm en de linker zijde van de rug. Het beschreven letsel is hoogstwaarschijnlijk ontstaan door Inwerkend geweld met een scherp en/of puntig voorwerp.
Het letsel op de rug acht ik het meest waarschijnlijk als er sprake is van een steekverwonding.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 26 maart 2022,opgenomen op pagina 45 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] :
Op 26 maart 2022 om 19.12 uur werd ik gebeld door een goede vriend van mij, [benadeelde partij] . Opeens hoorde ik iemand roepen: "Ik steek je, ik steek je".
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 april 2022,opgenomen op pagina 59 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Van dit incident waren camerabeelden beschikbaar van woningcorporatie ‘Lefier‘. Ik, verbalisant, zag dat deze camera beeld gaf op de centrale hal en een voorportaal voor de liften/trappenhuizen van de flat, de [adres] te Groningen. Ik zag vervolgens dat:
  • Verdachte op 26 maart 2022 omstreeks 18:54:45 uur in gevecht kwam met aangever, [benadeeldepartij] . Ik zag dat verdachte richting de uitgang liep. Ik zag dat aangever hem probeerde tegen te houden.
  • Ik zag dat de worsteling het gevecht, enige tijd duurde waarbij aangever, [benadeelde partij] ,verdachte een keer naar de grond bracht. Ik zag dat tijdens deze worsteling, het mes enkele malen zichtbaar in beeld kwam.
  • Ik zag dat verdachte en aangever, [benadeelde partij] , beide weer rechtop gingen staan. Ik zag datverdachte dreigde met het mes, of in ieder geval mes- achtige voorwerp, door dit vlak voor het gezicht van aangever, [benadeelde partij] , te houden.
  • Ik zag dat verdachte een glazen/doorzichtig voorwerp met groene inhoud (..) in zijn hand had. - Ik zag dat zowel aangever als verdachte elkaar wegduwden. Zichtbaar was dat verdachte richting de uitgang van het pand wil. Op enig moment zag ik dat het mes wat verdachte nog in zijn hand vast had, goed zichtbaar was.
  • Ik zag om 18:55:15 uur, verdachte en aangever, [benadeelde partij] , in de centrale hal staan. Ik zagdat de worsteling nog steeds plaatsvond. Ik zag dat verdachte, op 26 maart 2022, omstreeks 18:55:15 uur, zijn rechterhand met daarin het mes- achtige voorwerp, naar achteren bracht en dat hij dit vervolgens met een felle, snelle, krachtige beweging van zijn rechterhand en arm, een stekende beweging maakt in de richting van het lichaam van aangever, [benadeelde partij] .
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte heeft tijdens een worsteling met een mes in de arm en rug van aangever gestoken. Door met een mes, ongeacht de specifieke lengte daarvan, in iemands borstkas te steken, had forser letsel veroorzaakt kunnen worden dan nu is ontstaan. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat zich in het gebied waar de aangever gesneden is organen, spieren, bloedvaten en zenuwbanen bevinden die door het steken met een mes zodanig beschadigd kunnen worden, dat dit op zijn minst genomen zwaar lichamelijk letsel kan opleveren. De rechtbank is van oordeel dat er een aanmerkelijke kans aanwezig was dat het handelen van verdachte tot zwaar lichamelijk letsel bij aangever had kunnen leiden. Ook verdachte zal zich bewust zijn geweest van deze aanmerkelijke kans. De rechtbank is van oordeel dat het steken met een mes in de rug naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht is op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel, dat het niet anders kan dan dat verdachte die kans bewust heeft aanvaard.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. subsidiair hij op 26 maart 2022 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet die [benadeelde partij] met een mes en zijn arm en rug heeft gestoken terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 26 maart 2022 te Groningen potten met weed die geheel aan [benadeelde partij] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
  • een mes te tonen aan die [benadeelde partij] en
  • te roepen tegen die [benadeelde partij] : “Ik ga je steken, ik ga je steken,” en- met een mes die [benadeelde partij] te steken in zijn arm en rug.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op:
De eendaadse samenloop van
subsidiair poging tot zware mishandeling;
diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het jeugdstrafrecht wordt toegepast en dat verdachte ten aanzien van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met aftrek en een proeftijd van 2 jaren met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van 7 september 2022. Tot slot heeft zij verzocht de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht het jeugdstrafrecht toe te passen en een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om een voorwaardelijke jeugddetentie van 4 maanden op te leggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering met een proeftijd van 2 jaren. De raadsvrouw heeft zich niet verzet tegen toepassing van de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het rapport van de reclassering van 7 september 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Op 26 maart 2022 heeft verdachte, toen hij op uitnodiging van aangever in diens woning aanwezig was, twee potten weed uit de woning van aangever meegenomen. Aangever betrapte verdachte en is hem achterna gegaan. Op het moment dat verdachte de flat wilde verlaten, is er een worsteling ontstaan waarbij verdachte een mes aan aangever heeft getoond en hij aangever met het mes in de arm en rug heeft gestoken. Door op deze manier te handelen is verdachte voorbij gegaan aan de impact van een dergelijk feit op het slachtoffer en eventuele getuigen. Hoewel het incident relatief gunstig is afgelopen (het steekletsel aan de arm was oppervlakkig en het steekwond aan de rug had een geringe diepte) hadden de gevolgen ook veel ernstiger kunnen zijn. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
Toepassing van het jeugdstrafrecht
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of in het kader van het zogenoemde adolescentenstrafrecht (hierna: ASR) toepassing van het jeugdstrafrecht aan de orde is. Ten tijde van het ten laste gelegde was verdachte 18 jaar oud, zodat in beginsel het commune (volwassenen) strafrecht dient te worden toegepast. Op grond van artikel 77c Sr kan de rechter echter adolescenten van 18 tot 23 jaar berechten op grond van het jeugdstrafrecht, indien hij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechter heeft acht geslagen op het rapport van de reclassering van 7 september 2022 waaruit volgt dat toepassing van het jeugdstrafrecht wordt geadviseerd. Met betrekking tot zijn handelingsvaardigheden functioneert verdachte op licht verstandelijk beperkt niveau en organiseert hij zijn eigen gedrag niet of nauwelijks. Verdachte is redelijk ontvankelijk voor ondersteuning en beïnvloeding door volwassenen en hij is redelijk actief als onderdeel van zijn gezin. Doordat verdachte twee eerdere toezichten bij de jeugdreclassering niet succesvol heeft doorlopen en hij inmiddels 18 jaar is, vindt de reclassering een toezicht bij de volwassenenreclassering met de JoVo-aanpak geïndiceerd. Gelet op voornoemd rapport en al hetgeen overigens uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken omtrent verdachte, zal de rechtbank het jeugdstrafrecht toepassen.
Op te leggen straf
Uit bovengenoemd rapport van de reclassering volgt dat er een aantal risicofactoren naar voren zijn gekomen. Zo heeft verdachte geen huisvesting, dagbesteding of inkomen. Er zijn zorgen over zijn sociaal netwerk en het ontbreken van weerstand tegen negatieve invloeden uit dat sociaal netwerk.
Tot slot is er sprake van psychische problematiek. In 2016 zijn door Accare kenmerken van ASS en
ODD geconstateerd, maar is destijds geen officiële diagnose vastgesteld. In januari 2020 is door Accare een IQ gemeten van 76, waardoor er gesproken kan worden van een licht verstandelijke beperking. Gezien deze risicofactoren wordt het recidiverisico zonder reclasseringsinterventies ingeschat als hoog. Gedurende de laatste periode in de jeugdinrichting lijkt er sprake te zijn van een beginnende verandering in de houding van verdachte. De reclassering adviseert om bij een veroordeling een deels voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen met bijzondere voorwaarden.
Bij de oplegging van de straf heeft de rechtbank naast de aard en ernst van de feiten ook meegewogen dat verdachte ten tijde van het bewezen verklaarde in meerdere proeftijden liep.
Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en zijn psychische problematiek. Alles afwegend acht de rechtbank passend een jeugddetentie voor de duur van 254 dagen waarvan 120 dagen voorwaardelijk , met de bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in eerdergenoemd reclasseringsrapport, met aftrek en een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank acht het van groot belang dat verdachte wordt begeleid door de reclassering ter voorkoming van recidive in de toekomst.
Het recidive risico wordt door reclassering als hoog ingeschat en de factoren die dat hoge recidiverisico veroorzaken zijn nog onbehandeld. Daarom moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank zal daarom bevelen dat de gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Benadeelde partij
[benadeelde partij] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 815,- ter vergoeding van materiële schade en € 2.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering kan worden toegewezen, met uitzondering van de schadepost weed en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de schadeposten ‘T-shirt’, ‘trui’ en ‘eigen risico zorgverzekering’ gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De schadepost ‘weed’ moet worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk worden verklaard. De gevorderde immateriële schade dient te worden gematigd tot € 1.500,-.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat de benadeelde partij door het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank zal de immateriële schade toewijzen tot een bedrag van € 1.500,-, nu de hoogte hiervan niet door verdachte is betwist. Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in het immateriële deel van de vordering.
Ten aanzien van de materiële schade zal de rechtbank de schadeposten ‘T-shirt’, ‘trui’ en ‘eigen risico zorgverzekering’ toewijzen, nu deze door de verdachte niet of onvoldoende zijn betwist. De rechtbank wijst de schadepost ‘weed’ af, nu de rechtbank op grond van de gegeven onderbouwing niet aannemelijk acht dat de benadeelde partij deze schade heeft geleden.
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een totaalbedrag van € 1.915,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 maart 2022.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 55, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 302 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak
De rechtbank
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een jeugddetentie voor de duur van 254 dagen.
Bepaalt dat van deze jeugddetentie
een gedeelte, groot 120 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich meldt op uitnodiging bij Reclassering Nederland. Veroordeelde blijft zichmelden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt en houdt zich aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover niet in andere voorwaarden reeds opgenomen. Binnen het toezicht worden (sub)doelen geformuleerd waar veroordeelde zich voor zal inzetten deze te behalen;
dat de veroordeelde meewerkt aan diagnostiek, en indien geïndiceerd behandeling, door VNN ofeen soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start wanneer er plek is en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
dat de veroordeelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang,te bepalen door de reclassering. Het verblijf start wanneer er plek is en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
dat de veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om hetmiddelengebruik te beheersen en uiteindelijk te stoppen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak, op welke manier en wanneer veroordeelde wordt gecontroleerd. Dit kunnen zowel aangekondigde als onaangekondigde controles zijn.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Ten aanzien van feit 1 primair
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [benadeelde partij] te betalen:
  • het bedrag van € 1.915,- (zegge: negentienhonderd vijftien euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 maart 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de gevorderde immateriële schade voor het overige deel niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wijst de gevorderde materiële schadepost weed af.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [benadeelde partij] aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.915,- (zegge: negentienhonderd vijftien euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 maart 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 415,- aan materiële schade en € 1.500,- aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat vervangende jeugddetentie voor de duur van 29 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Zwarts, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. J.H.S. Kroeze, rechters, bijgestaan door A.C. Fennema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 oktober 2022.
Mr. Kroeze is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.