ECLI:NL:RBNNE:2022:38

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 januari 2022
Publicatiedatum
13 januari 2022
Zaaknummer
LEE 21/1498 en LEE 21/1499
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.R. van der Winkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Waardedalingsvergoeding voor mijnbouwschade in Groningen met betrekking tot imago-effect en bevingsgeschiedenis

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 12 januari 2022, hebben eisers, beiden eigenaar van een woning in Groningen, beroep ingesteld tegen het besluit van het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) dat hun aanvraag voor een waardedalingsvergoeding afwees. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers sinds 1 oktober 2013 voor 50% eigenaar zijn van de woning en dat zij op 2 november 2020 een aanvraag voor vergoeding van waardedaling hebben ingediend. Het IMG heeft in zijn primaire besluit van 7 december 2021 en het bestreden besluit van 9 april 2021 de aanvraag afgewezen, omdat er volgens hen geen waardedaling had plaatsgevonden in de periode dat eisers eigenaar waren.

Eisers hebben aangevoerd dat zij de reguliere marktwaarde voor hun woning hebben betaald en dat er tijdens de onderhandelingen met de vorige eigenaar nooit over aardbevingen is gesproken. Ze hebben een taxatierapport overgelegd waaruit blijkt dat er geen omgevingsfactoren zijn waargenomen die de waardeontwikkeling zouden kunnen beïnvloeden. De rechtbank heeft de argumenten van eisers overwogen, maar concludeert dat het IMG terecht heeft besloten dat er geen recht op vergoeding bestaat. De rechtbank oordeelt dat de waardedaling al was ingetreden op het moment dat eisers eigenaar werden, en dat het negatieve imago van de aardbevingen al in de koopprijs was verdisconteerd.

De rechtbank heeft echter vastgesteld dat het IMG een motiveringsgebrek heeft gemaakt door niet expliciet in het bestreden besluit in te gaan op de maximaal opgetreden trillingssnelheden ter plaatse. Dit gebrek leidt tot de vernietiging van het bestreden besluit, maar de rechtsgevolgen blijven in stand omdat het IMG terecht heeft geoordeeld dat eisers niet in aanmerking komen voor een waardedalingsvergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat het griffierecht van € 362,- aan eisers moet worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 21/1498
LEE 21/1499

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 januari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] uit [woonplaats] , eiseres

en
[eiser], uit [woonplaats] , eiser,
hierna gezamenlijk te noemen: eisers,
en

Instituut Mijnbouwschade Groningen, verweerder

(gemachtigde: mr. M.J.W. Timmer).

Procesverloop

In het besluit van 7 december 2021 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eisers om een waardedalingsvergoeding afgewezen.
In het besluit van 9 april 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eisers heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft beide beroepen gelijktijdig behandeld op de zitting van
1 december 2021. Eisers zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Feiten

1. Bij de beoordeling van dit beroep neemt de rechtbank de volgende feiten – voor zover hier van belang – als vaststaand aan.
1.1.
Eisers zijn sinds 1 oktober 2013 tot heden elk voor 50% eigenaar van de woning, gelegen aan [adres] in [woonplaats] , met postcode [postcode] .
1.2.
Op 2 november 2020 heeft verweerder de afzonderlijke aanvragen van eisers tot vergoeding van waardedaling ontvangen.
1.3.
In de gelijkluidende primaire besluiten heeft verweerder besloten dat aan eisers geen vergoeding wordt toegekend, omdat de woning geen waardedaling heeft ondervonden in de periode dat zij rechthebbende waren tussen 1 oktober 2013 en 1 januari 2019.
1.4.
Eisers hebben ieder afzonderlijk bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
1.5.
Eisers hebben hun bezwaren toegelicht tijdens de hoorzitting bij verweerder op 1 maart 2021.
1.6.
In de gelijkluidende bestreden besluiten heeft verweerder de bezwaren van eisers ongegrond verklaard. Eisers hebben tegen de bestreden besluiten ieder afzonderlijk beroep ingesteld.

Overwegingen

2. Partijen verschillen van mening over het toekennen van de waardedalingsvergoeding over de periode 1 oktober 2013 – 1 januari 2019.
3. In beroep voeren eisers aan dat zij destijds de reguliere marktwaarde voor de woning hebben betaald. Tijdens onderhandelingen met de vorige bewoner is volgens eisers nooit gesproken over aardbevingen die van invloed zouden kunnen zijn op de verkoopprijs. Zij verwijzen hierbij naar een bijgevoegd taxatierapport van Driehoek Taxateurs van
1 augustus 2013. Omdat door de taxateur geen omgevingsfactoren zijn waargenomen die de (toekomstige) waardeontwikkeling zouden kunnen beïnvloeden, betogen eisers dat zij hierom in aanmerking komen voor waardedalingsvergoeding in de vorm van het imago-effect. Daarnaast betogen eisers dat zij in aanmerking komen voor vergoeding wegens de bevingsgeschiedenis in hun postcodegebied. Volgens eisers is in Groningen de bevingsproblematiek pas later dan 16 augustus 2012 van toepassing geworden, nu zich met name vanaf september 2014 veel aardbevingen en schades hebben voorgedaan.
3.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat terecht is besloten dat eisers niet voor waardedalingsvergoeding in aanmerking komen. Verweerder onderzoekt of woningen tussen de datum van de aardbeving in Huizinge op 16 augustus 2012 en peildatum van 1 januari 2019 waardedaling hebben ondervonden. Zowel op basis van het algemene imago-effect als op basis van de bevingsgeschiedenis ter plaatse kan een waardedalingsvergoeding worden toegekend.
3.2.
Ten aanzien van de bevingsgeschiedenis ter plaatse stelt verweerder dat hij tot uitgangspunt neemt dat elke beving op de zesposititepostcode (dus: 1234 AB) van de aanvrager die volgens de formule van Bommer et al. uit 2019 een berekende trillingssnelheid van 2,9 mm/s (overschrijdingskans 50%) een vast percentage aan waardedaling tot gevolg heeft. In het geval van eisers hebben zich in de periode waarin zij eigenaar waren van de woning tot 1 januari 2019 geen bevingen voorgedaan die een snelheid van 2,9 mm/s hebben gehaald.
3.3.
Ten aanzien van het imago-effect stelt verweerder dat de datum van de beving in Huizinge als uitgangspunt wordt genomen. Er is in de lokale en landelijke media brede aandacht voor deze beving geweest. Van kopers die na deze datum een woning kopen in het risicogebied mag verwacht worden dat zij rekening houden met het negatieve stigma dat op het risicogebied rust en dat in mindering brengen op de koopprijs. Op de datum dat eisers eigenaar zijn geworden van de woning was het imago-effect al ingetreden. Verweerder stelt dat de waardedaling op dat moment al (on)bewust in de koopprijs was verdisconteerd.
De in beroep overgelegde taxatie van Driehoek Taxateurs maakt de conclusie volgens verweerder niet anders. Het imago-effect is volgens verweerder impliciet betrokken bij de taxatie, doordat de gebruikte referentieobjecten reeds zijn beïnvloed door een negatief imago als gevolg van de aardbevingen en het risico op aardbevingen. Voor zover de taxateur niet expliciet rekening heeft gehouden met het aardbevingsrisico, is dat volgens verweerder niet aan hem tegen te werpen. Omdat eisers op 16 augustus 2012 nog geen eigenaar van de woning waren, komen zij niet in aanmerking voor vergoeding in de vorm van het imago-effect.
3.4.
De rechtbank overweegt dat de Procedure en Werkwijze van het IMG, dat gebaseerd is op de Tijdelijke wet Groningen, voorziet in een schaderegeling voor waardedaling van woningen in het aardbevingsgebied (hoofdstuk 3). Deze regeling, die voorziet in schadevaststelling op abstracte wijze volgens de methode van Atlas voor gemeenten (Atlas), wordt gekwalificeerd als beleid in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Waardedaling wordt berekend per zespositiepostcodegebied (1234AB), enerzijds voor een ‘algemeen’ imago-effect en anderzijds voor bevingen zwaarder dan 2,9 mm/s, die zich hebben voorgedaan in het betreffende postcodegebied tussen 16 augustus 2012 en 1 januari 2019. De keuzes die ten grondslag liggen aan de methode van Atlas worden door de rechtbank, onder verwijzing naar de uitspraak van 1 november 2021 (ECLI:NL:RBNNE:2021:4668), voldoende ruimhartig, redelijk en aanvaardbaar geacht.
3.5.
De rechtbank komt in dit geval tot de conclusie dat verweerder in de stellingen van eisers in redelijkheid geen aanleiding heeft hoeven zien om een waardedalingsvergoeding aan hen toe te kennen. Vanaf het moment dat eisers eigenaar van de woning werden
(1 oktober 2013) tot aan de peildatum van 1 januari 2019 is in hun postcodegebied een maximale trillingssnelheid opgetreden van 1,35 mm/s. Daarnaast waren eisers nog geen eigenaar van de woning op de startdatum van de waardedaling, de beving in Huizinge op
16 augustus 2012, waardoor zij niet in aanmerking komen voor vergoeding wegens het imago-effect.
3.6.
Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat als regel kort na de beving bij Huizinge op 16 augustus 2012 waardedaling van de woning van eisers is ontstaan, zodat deze waardedaling al was ingetreden op de datum dat eisers eigenaar zijn geworden van de woning. Dat de woning op 1 augustus 2013 is getaxeerd door Driehoek Taxateurs, maakt dat oordeel niet anders. Volgens het model van Atlas dat verweerder hanteert bij het vaststellen van de waardedaling is de startdatum bepaald op de datum van de beving in Huizinge, op 16 augustus 2012. De taxatie van de woning van eisers heeft ongeveer een jaar na deze datum plaatsgevonden. Omdat de waardedaling toen al was ingetreden, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank terecht geconcludeerd dat het negatieve imago als gevolg van de aardbevingen en het risico op aardbevingen de gebruikte referentieobjecten heeft beïnvloed. Dit heeft ertoe geleid dat het imago-effect bewust of onbewust is betrokken bij de koopprijs. Het betoog van eisers dat zij een reguliere marktwaarde voor hun woning betaald hebben, noch dat de bevingsproblematiek in Groningen pas vanaf september 2014 van toepassing is geworden, leidt niet tot een ander oordeel.
3.7.
Eisers hebben ter zitting aangegeven dat zij tijdens de besluitvormende fase om informatie over maximaal opgetreden trillingssnelheden hebben verzocht, maar dat verweerder op geen enkel moment op dit verzoek is ingegaan. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting toegelicht dat de maximaal gemeten trillingssnelheid ter plaatse 1,35 mm/s (overschrijdingskans 50%) heeft bedragen. Eisers hebben aangegeven dat deze informatie voor hen nieuw was. De rechtbank ziet niet in waarom verweerder het bestreden besluit niet expliciet heeft gemotiveerd met een overzicht van maximaal gemeten trillingssnelheden ter plaatse, nu dit overzicht kennelijk mede ten grondslag ligt aan dat besluit. Het verweer dat eiseres zelf met behulp van online tools de maximale trillingssnelheden hadden kunnen berekenen en in verband met privacy geen overzicht kon worden verstrekt, wordt verworpen. Naar het oordeel van de rechtbank vormt deze omissie een motiveringsgebrek in de besluitvorming van verweerder.
3.8.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat het beroep van eisers op dit punt gegrond is. In zoverre zullen de bestreden besluiten worden vernietigd. De rechtsgevolgen van de besluiten zullen echter, nu verweerder met juistheid heeft besloten dat eisers niet in aanmerking komen voor een waardedalingsvergoeding, in stand worden gelaten.
4. Omdat het beroep gegrond is, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder op te dragen om het door eisers gezamenlijk betaalde griffierecht aan hen te vergoeden tot een bedrag van € 362,-.
5. Er zijn geen proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten van 9 april 2021, voor zover daarin niet is ingegaan op de ter plaatse maximaal opgetreden trillingssnelheden;
- bepaalt met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a van de Awb dat de rechtsgevolgen van de vernietigde besluiten in stand zullen blijven;
- draagt verweerder op om het door eisers betaalde griffierecht van € 362, - aan hen te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.R. van der Winkel, rechter, in aanwezigheid van mr. R.E.J. Jansen, griffier, op 12 januari 2022. De beslissing wordt op de eerstvolgende maandag na deze datum in het openbaar uitgesproken.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.