Uitspraak
Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht Locatie
Leeuwarden
parketnummer 18/132314-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 3 november 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats], thans gedetineerd te [instelling], [straatnaam], [plaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 oktober 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.A. Pots.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S. Broekstra.
Tevens is verschenen als deskundige A. Ahmed, reclasseringswerker van de Jeugdreclassering.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 27 mei 2022 te Drachten, gemeente Smallingerland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen met een mes, althans een scherp voorwerp, in de richting van het bovenlichaam van voornoemde [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 27 mei 2022 te Drachten, gemeente Smallingerland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meermalen met een mes, althans een scherp voorwerp, in de richting van het bovenlichaam van voornoemde [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het primair ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat het primair ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 oktober 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 27 mei 2022, opgenomenop pagina 7 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 022133663 d.d. 29 juni 2022, inhoudende de verklaring van [slachtoffer].
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij, op 27 mei 2022 te Drachten, gemeente Smallingerland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen met een mes in het bovenlichaam van voornoemde [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op:
Primair. Poging tot doodslag
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische onderzoeksrapportage van 20 september 2022, opgemaakt door drs. D. Breuker, forensisch GZpsycholoog.
De conclusie van dit rapport luidt, zakelijk weergegeven, dat verdachte lijdt aan een andere gespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis aanwezig geacht, voortkomende uit onder andere een belastend verleden. Er is in het verlengde sprake van een zich ontwikkelende persoonlijkheidsstoornis met vermijdende en antisociale trekken. Er is tevens sprake van problematisch multi middelengebruik. Ook is sprake van een disharmonisch intelligentieprofiel met een verminderd vermogen tot adequaat en praktisch handelen (laaggemiddeld) naast een gemiddeld vermogen tot het opnemen van theoretische, algemene kennis en schoolse vaardigheden. De cognitieve disharmonie en verslavingsgevoeligheid (o.a. genetisch belast) versterken de gedrags- en verslavingsproblematiek. De psycholoog concludeert dat de stoornissen aanwezig waren ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde en dat deze stoornissen de gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde beïnvloedden. Geadviseerd wordt het ten laste gelegde feit, indien dit bewezen wordt geacht, in een verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank kan zich met deze conclusies verenigen en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezen verklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu geen sprake is van volledige ontoerekeningsvatbaarheid en er ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, met toepassing van het jeugdstrafrecht, ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 500 dagen waarvan 342 dagen voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van twee jaren met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De officier van justitie vordert dat daarbij de bijzondere voorwaarden zoals zijn beschreven in het reclasseringsrapport van 7 oktober 2022 worden opgelegd. Daarbij dient te worden opgenomen dat de elektronisch monitoring zo spoedig mogelijk wordt aangesloten nadat verdachte is aangekomen in [instelling] te [plaats] en het verblijf in [instelling] te [plaats] niet langer dan twee jaar zal duren, gedurende de proeftijd. De officier van justitie heeft daarbij de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en van het toezicht gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor toepassing van het jeugdstrafrecht. De raadsman heeft de rechtbank verzocht om de duur van het door de officier van justitie geëiste voorwaardelijke deel van de jeugddetentie te matigen, omdat verdachte al een lange tijd in voorarrest heeft doorgebracht. Voor het overige heeft de raadsman aangevoerd dat hij zich kan vinden in de eis van de officier van justitie.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, de Pro Justitia rapportage en de rapportages van de reclassering, het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag waarbij hij het slachtoffer met een mes in zijn zij en zijn knie is gestoken. Toen het slachtoffer op de grond lag bleef verdachte stekende bewegingen maken in de richting van het slachtoffer. Het is niet aan het handelen van verdachte te danken dat de gevolgen van het toebrengen van deze steekwonden niet veel ernstiger voor het slachtoffer zijn geweest. Verdachte heeft met zijn handelen de lichamelijke integriteit van het slachtoffer op grove wijze geschonden. Daarnaast kunnen slachtoffers van dergelijk geweld daarvan langere tijd psychisch nadelige gevolgen ondervinden.
Het feit vond plaats in een café waar ten tijde van het gebeuren weliswaar nog weinig bezoekers waren maar waar in ieder geval andere medewerkers getuige van zijn geweest. Door het plaatsvinden van dergelijke feiten op voor het publiek zichtbaar terrein nemen de gevoelens van onveiligheid toe bij diegenen die hiervan kennis nemen.
Het feit rechtvaardigt in beginsel dan ook een vrijheidsstraf van langere duur.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, enkele dagen voor de pleegdatum van het bewezenverklaarde onherroepelijk is veroordeeld voor een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en diefstal in vereniging.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het Pro Justitia rapport van 20 september 2022, opgemaakt door drs. D. Breuker, forensisch GZ-psycholoog. Uit het rapport blijkt dat bij verdachte een andere gespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis kan worden vastgesteld samenhangend met onder andere een belastend verleden. Er is daarnaast sprake van problematisch multi middelengebruik (alcohol, cannabis, cocaïne, lachgas, amfetamine achtige middelen). Er is een disharmonisch intelligentieprofiel met een verminderd vermogen tot adequaat en praktisch handelen (laaggemiddeld) naast een gemiddeld vermogen tot het opnemen van theoretische, algemene kennis en schoolse vaardigheden. De disharmonie en verslavingsgevoeligheid (o.a. genetisch belast) versterken de gedrags- en verslavingsproblematiek. Geadviseerd wordt het ten laste gelegde feit, indien dit bewezen wordt geacht, in een verminderde mate toe te rekenen. Verdachte heeft vanwege zijn sociale en emotionele kwetsbaarheid, gedragsproblemen en escalerende gezinssituaties al verschillende vormen van hulp gekregen (Fier Friesland, gebiedsteam, jeugdbescherming/jeugdreclassering, Cedin, Factor 5).
Er worden bij verdachte meerdere indicaties gevonden vóór toepassing van het jeugdstrafrecht zoals de aanwezigheid van een kwetsbare, nog sociaal en emotioneel onvoldoende uitgerijpte persoonlijkheid. Hij is in zijn houding en voorkomen nog niet volwassen en weerbaar. Hij heeft ook nog baat bij een pedagogische huiselijke leefomgeving in plaats van een eigen woning. Verdachte ervaart ook een zekere mate van comfort en bescherming bij de groepsbergeleiders in de JJI. Hij hoort ook nog niet thuis in een volwassen PI. Er is tot slot geen sprake van een prominente antisociale persoonlijkheidsdynamiek. De psycholoog adviseert dat behandeling en begeleiding als het beschermd wonen het beste in het kader van een gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) opgelegd kunnen te worden. Binnen dit kader staat de zorg en het verder opvoeden van de jongere centraal. Met de GBM kan een correctie interventie worden toegepast met een zogenaamde time out; de maximaal aaneensloten periode bij opneming is 4 weken. Gezien het feit dat verdachte zijn afspraken bij Factor 5 vaker onvoldoende wist te waarborgen door op het laatste moment niet te gaan, is ‘een stevige stok achter de deur’ aangewezen. Verdachte is angstig voor detentie en de time-out kan daardoor als extra prikkel dienen om goed te blijven meewerken. Geadviseerd wordt de GBM op te leggen voor de duur van een jaar met de mogelijkheid op een eenmalige verlenging van een jaar. Indien oplegging van een GBM niet mogelijk is dan is een (deels)voorwaardelijk strafkader aangewezen met in de bijzondere voorwaarde dezelfde interventies opgenomen.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het rapport van Reclassering Nederland van 7 oktober
2022. Uit het rapport blijkt dat de reclassering, in overleg met Raad voor de Kinderbescherming, toepassing van het jeugdstrafrecht adviseert.
De jeugdreclassering is van mening dat de GBM, zoals deze door het NIFP wordt geadviseerd, een te beperkend karakter omvat in de leerruimte van verdachte. Zoals reeds uit het NIFP onderzoek naar voren is gekomen, is verdachte gebaat bij duidelijke kaders, maar ook voldoende leerruimte om te werken aan zijn kwetsbaarheden. De jeugdreclassering is van mening dat verdachte mogelijk overvraagd wordt indien een GBM wordt toegewezen. Daarbij betreft de GBM een ‘alles of niks’ karakter. Het eventuele scenario zou kunnen zijn dat verdachte zich actief inzet bij de behandeling, maar zich niet houdt aan de dagbesteding. Het gevolg zou kunnen zijn dat het GBM hierop stuk loopt en de inzette hulpverleningslijn dreigt te stagneren, ondanks zijn inzet bij de behandeling. Gezien het voorgaande acht de jeugdreclassering de maatregel Toezicht en Begeleid meer passend. Dit in combinatie met elektronische monitoring om toezicht te kunnen houden op de handel en wandel van verdachte. Bij een veroordeling adviseert de jeugdreclassering een (deels) voorwaardelijk straf met een klinische plaatsing in een drie - milieusvoorziening conform het advies van het NIFP te weten het [instelling] ([instelling]) te [plaats], waarbij de volgende bijzondere voorwaarden van toepassing zijn. Een meldplicht bij de jeugdreclassering (na afspraak), opname in een zorginstelling, een drugs- en alcoholverbod, een locatiegebod met elektronische monitoring en dagbesteding.
De jeugdreclassering adviseert dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden en het toezicht. De kans op een misdrijf met schade voor personen is groot.
De rechtbank heeft daarnaast rekening gehouden met hetgeen door de deskundige ter terechtzitting is aangevoerd. De deskundige A. Ahmed heeft het rapport van Reclassering Nederland ter terechtzitting bevestigd en gesteld dat verdachte binnen twee weken na 20 oktober 2022, op 3 november 2022, kan worden geplaatst bij het [instelling] te [plaats]. De deskundige heeft daarnaast aangevoerd dat het wenselijk is dat aan het locatiegebod een periode van zes maanden wordt gekoppeld in combinatie met de elektronische monitoring.
Gelet op het feit dat verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde achttien jaren oud was en gelet op de voornoemde rapportages en hetgeen verder uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting omtrent verdachte is gebleken, zal de rechtbank het jeugdstrafrecht toe passen.
De rechtbank concludeert dat het bewezen verklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend en volgt de reclassering in haar strafadvies en zal aan verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie opleggen en zal daaraan de voornoemde geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden, zoals in het dictum nader uitgewerkt.
De rechtbank zal de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren omdat er, gelet op het door de jeugdreclassering vastgestelde recidiverisico van verdachte ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam.
Benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 24.844,92 ter vergoeding van materiële schade en € 900,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de gevorderde schade slechts gedeeltelijk dient te worden toegewezen, te weten tot een bedrag van € 4.262,00. De gevorderde materiële schade die ziet op de kosten van de beschadigde kleding, het coaching traject en de reiskosten dient te worden toegewezen. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de officier van justitie aangevoerd dat het bedrag van € 900,00 voor smartengeld dient te worden toegewezen. Het overige
deel van de vordering dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat niet blijkt dat deze gevorderde schade een direct gevolg is van het ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de gevorderde materiële schade tot het bedrag € 219,00 voor toewijzing gereed is. Het gevorderde smartengeld, € 900,00, is eveneens reëel en komt voor toewijzing in aanmerking. Ten aanzien van de gevorderde schade in verband met het coaching traject en de gevorderde gemiste inkomsten ontstaan problemen met de causaliteit. Dit deel van de vordering dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij een gedeelte van de gevorderde materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte tot een bedrag van een bedrag van € 219,00 niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 mei 2022.
De benadeelde partij heeft daarnaast een bedrag van € 2.800,00 ter vergoeding van een coaching traject, een bedrag van € 243,00 ter vergoeding van reiskosten en een bedrag van € 21.582,92 ter vergoeding van gemiste inkomsten gevorderd. De rechtbank beschikt ten aanzien van deze gevorderde schade over onvoldoende informatie om de hoogte van de geleden schade te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom voor dit gedeelte niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft daarnaast vergoeding van immateriële schade gevorderd, bestaande uit een bedrag van € 900,00 aan smartengeld. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij deze schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte op dit punt niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 mei 2022.
Nu vaststaat dat verdachte tot het bedrag van € 1.119,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 77c, 77g, 77i,77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak
De rechtbank
Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een jeugddetentie voor de duur van 500 dagen.
Bepaalt dat van deze jeugddetentie
een gedeelte, groot 341 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
een gedeelte, groot 341 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1.Meldplicht bij jeugdreclassering
Dat de veroordeelde zich meldt op afspraken met de jeugdreclassering, zo vaak en zolang de jeugdreclassering dat nodig vindt. De jeugdreclassering zal contact met veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak;
2.Opname in een zorginstelling
Dat de veroordeelde zich gedurende ten hoogste twee jaren van de proeftijd, laat opnemen in [instelling] te [plaats] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de (justitiële) instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start op 3 november 2022. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Als de jeugdreclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling, plaatsing en verblijf.
3.Drugs en alcoholverbod
Dat de veroordeelde geen drugs/alcohol gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De jeugdreclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De jeugdreclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd. Deze controle kan ook uitgevoerd onder auspiciën van de jeugdreclassering binnen de zorginstelling.
4.Locatiegebod en elektronische monitoring
Dat de veroordeelde op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig is op het verblijfadres, zolang het Openbaar Ministerie dat nodig vindt. De jeugdreclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met veroordeelde en afhankelijk van de dagbesteding. Veroordeelde werkt, gedurende ten hoogste zes maanden, mee aan elektronische monitoring van dit locatiegebod. De elektronisch monitoring wordt zo spoedig mogelijk aangesloten nadat veroordeelde is aangekomen in [instelling] te [plaats]. Veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering. Het toekomstige verblijfadres is [instelling] te [plaats], adres [straatnaam] te [plaats]. Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de jeugdreclassering daarvoor toestemming geeft.
5.Dagbesteding
Dat de veroordeelde zich inzet voor het vinden en behouden van een dagbesteding van minimaal 26 uren per week. Hij houdt zich aan de regels op de arbeidsvloer en laat een positieve werkhouding zien. Dit, voor zolang de jeugdreclassering dat nodig acht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Geeft aan Regiecentrum Bescherming en Veiligheid afdeling Jeugdreclassering, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert / de reclassering, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meervingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot enmet het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 1.119,00(zegge: duizend honderdnegentien euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2022.
[slachtoffer]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 1.119,00(zegge: duizend honderdnegentien euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2022.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige in zijn vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] te betalen een bedrag van
€ 1.119,00(zegge: duizend honderdnegentien euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2022. Dit bedrag bestaat uit € 220,00 aan materiële schade en € 900,00 aan immateriële schade.
€ 1.119,00(zegge: duizend honderdnegentien euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2022. Dit bedrag bestaat uit € 220,00 aan materiële schade en € 900,00 aan immateriële schade.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte niet volledig betaalt, dat gijzeling voor de duur van 0 dagen kan worden toegepast.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.C. Koelman, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. A.H.M. Dölle en mr. A. Dantuma-Hieronymus, rechters, bijgestaan door mr. E.M. Lenting, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 november 2022.
mr. A. Dantuma-Hieronymus en mr. E.M. Lenting zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.