ECLI:NL:RBNNE:2022:4279

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 november 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
18/010672-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting door aannemer met valse hoedanigheid en valsheid in geschrift

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 11 november 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting en valsheid in geschrift. De verdachte, die zich voordeed als een bonafide aannemer, heeft in de periode van 20 februari 2021 tot en met 13 januari 2022 meerdere slachtoffers opgelicht door hen te misleiden met valse beloften over bouwwerkzaamheden. Hij heeft in totaal € 138.680,53 aan aanbetalingen ontvangen van twaalf slachtoffers, maar heeft de beloofde werkzaamheden niet uitgevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van een valse naam en hoedanigheid, en dat hij een samenweefsel van verdichtsels heeft gebruikt om het vertrouwen van de slachtoffers te winnen. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift door een machtigingsformulier valselijk op te maken voor een aanvraag voor schadevergoeding. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden en heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte ook verplicht is om schadevergoeding te betalen aan de slachtoffers.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Assen
parketnummer 18/010672-22 en vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 08/243183-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 11 november 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 oktober 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.P.E.M. Pover, advocaat te Ees. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J.P. Senior.

Tenlastelegging

Verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
Hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 februari 2021 tot en 13 januari 2022 te Tynaarlo, Twijzelerheide, Aduard, Burum en/of Groningen, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
  • [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of
  • [benadeelde partij 3] en/of
  • [benadeelde partij 4] en/of
  • [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6] en/of
  • [benadeelde partij 7] - [benadeelde partij 8] heeft bewogen tot de afgifte van enig geldbedrag, te weten een geldbedrag van (in totaal ongeveer
138.680,53 euro), onverdeeld in
  • een geldbedrag van (in totaal) 85.369,- euro, [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of
  • een geldbedrag van 13.011,20 euro, [benadeelde partij 3] en/of
  • een geldbedrag van 10.776,- euro, [benadeelde partij 4] en/of
  • een geldbedrag van 9.219,- euro, [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6] en/of
  • een geldbedrag van 12.513,33 euro, [benadeelde partij 7] en/of- een geldbedrag van 7.792,- euro, [benadeelde partij 8] , door (verdachte en/of zijn mededader(s)) (telkens) met voornoemd oogmerk -zakelijk weergegevenvalselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
  • via de website werkspot.nl in contact is gekomen met [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] ,
[benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 6] , [benadeelde partij 7] en/of [benadeelde partij 8] in verband met verbouwingswerkzaamheden en/of aanbouw van een garage en/of bijkeuken en/of
-zich ten overstaan van die [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] ,
[benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 6] , [benadeelde partij 7] en/of
[benadeelde partij 8] voor te doen als bonafide aannemer/vakman en/of werknemer en/of eigenaar van een bonafide bouw- en/of onderhoudsbedrijf [bedrijf 1] en/of
-(in die hoedanigheid) ten overstaande van die [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] ,
[benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 6] , [benadeelde partij 7] en/of [benadeelde partij 8] gezegd/medegedeeld dat hij de benodigde werkzaamheden wel zou kunnen/willen verrichten en/of
-(vervolgens) die [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 6] , [benadeelde partij 7] en/of [benadeelde partij 8] om een aanbetaling/vooruitbetaling/voorschot heeft gevraagd/geëist (en ontvangen) voor materiaalkosten en/of nog uit te voeren werkzaamheden voor een bedrag van respectievelijk (in totaal) 85.369 euro, 13.011,20 euro, 10.776 euro, 9.219 euro, 12.513,33 euro en/of 7.792,- euro, althans een hoeveelheid geld en/of
-na deze aanbetaling/vooruitbetaling en/of dit ontvangen voorschot de overeengekomen
werkzaamheden en/of levering van goederen en/of diensten niet te verrichten en/of niet af te maken (onder vermelding van (telkens) wisselende en/of leugenachtige redenen) en/of (daarbij) (onder vermelding van (telkens) wisselende en/of leugenachtige redenen) de start van de verbouwing/werkzaamheden meerdere malen uitstellen en/of verschuiven,
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 februari 2021 tot en met 9 september 2021 te Westdorp, Tytsjerk, Hoogezand-Sappemeer, Grijpskerk, Woldendorp, Midwolda, Assen, Veendam, en/of Delfzijl, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
  • [benadeelde partij 9] en/of
  • [benadeelde partij 10] en/of
  • [benadeelde partij 11] en/of
  • [benadeelde partij 12] en/of
  • [benadeelde partij 13] en/of- [benadeelde partij 14] heeft bewogen tot de afgifte van meerdere, althans een, hoeveelhe(i)d(en) geld, te weten een geldbedrag van (in totaal) 98.120,80 euro, onderverdeeld in - een geldbedrag van 11.600,- euro, [benadeelde partij 9] en/of
  • een geldbedrag van 20.889,44 euro, [benadeelde partij 10] en/of
  • een geldbedrag van (in totaal) 11.697,07 euro, [benadeelde partij 11] en/of
  • een geldbedrag van 4.506,04 euro, [benadeelde partij 12] en/of
  • een geldbedrag van (in totaal) 46.155,93 euro, [benadeelde partij 13] en/of
  • een geldbedrag van 3.272,32,- euro, [benadeelde partij 14]
althans een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte (telkens) met voornoemd oogmerk -zakelijk weergegeven- valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
-via de website werkspot.nl in contact is gekomen met die [benadeelde partij 9] en/of [benadeelde partij 10] en/of [benadeelde partij 11] en/of [benadeelde partij 12] en/of [benadeelde partij 13] en/of [benadeelde partij 14]
-zich ten overstaan van die [benadeelde partij 9] en/of [benadeelde partij 10] en/of [benadeelde partij 11] en/of [benadeelde partij 12] en/of [benadeelde partij 13] en/of [benadeelde partij 14] voor te doen als bonafide aannemer/vakman en/of werknemer en/of eigenaar van een bonafide bouwen/of onderhoudsbedrijf genaamd [bedrijf 2] en/of
-(in die hoedanigheid) ten overstaande van die [benadeelde partij 9] en/of [benadeelde partij 10] en/of [benadeelde partij 11] en/of [benadeelde partij 12] en/of [benadeelde partij 13] en/of [benadeelde partij 14] gezegd/medegedeeld dat hij de benodigde werkzaamheden wel zou kunnen/willen verrichten en/of
-(vervolgens) die [benadeelde partij 9] en/of [benadeelde partij 10] en/of [benadeelde partij 11] en/of
[benadeelde partij 12] en/of [benadeelde partij 13] en/of [benadeelde partij 14] om een aanbetaling/vooruitbetaling/voorschot heeft gevraagd/geëist (en ontvangen) voor materiaalkosten en/of nog uit te voeren werkzaamheden voor een bedrag van (respectievelijk) 11600,- euro, 20.889,44 euro, (in totaal) 11.697,07 euro, 4.506,04 euro, 46.155,93 euro en/of 3.272,32 euro, althans een hoeveelheid geld en/of
-na deze aanbetaling/vooruitbetaling en/of dit ontvangen voorschot de overeengekomen
werkzaamheden en/of levering van goederen en/of diensten niet te verrichten en/of niet af te maken (onder vermelding van (telkens) wisselende en/of leugenachtige redenen) en/of (daarbij) (onder vermelding van (telkens) wisselende en/of leugenachtige redenen) de start van de verbouwing/werkzaamheden meerdere malen uitstellen en/of verschuiven,
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 9 februari 2021 tot en met 9 september 2021 te Winschoten, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(een) voorwerp(en), te weten
  • een geldbedrag van 11.600,- euro, althans een geldbedrag, toebehorende aan [benadeelde partij 9] en/of
  • een geldbedrag van 20.889,44 euro, althans een geldbedrag, toebehorende aan [benadeelde partij10] en/of
  • een geldbedrag van (in totaal) 11.697,07 euro, althans een geldbedrag, toebehorende aan[benadeelde partij 11] en/of
  • een geldbedrag van 4.506,04 euro, althans een geldbedrag, toebehorende aan [benadeelde partij12] en/of
  • een geldbedrag van (in totaal) 46.155,93 euro, althans een geldbedrag, toebehorende aan[benadeelde partij 13] en/of
  • een geldbedrag van (in totaal) 3.272,32,- euro, althans een geldbedrag, toebehorende aan
[benadeelde partij 14]
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode vanaf 16 november 2020 tot en met 16 februari 2022 te Winschoten, binnen de gemeente Oldambt, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, een machtigingsformulier(en), zijnde (telkens) (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte (telkens) in strijd met de waarheid:
  • op dat/die machtigingsformulier(en) een aanvraag voor een vergoeding van aardbevingsschadeen/of een aanvraag vergoeding bijkomende kosten gedaan en/of
  • op dat/die machtigingsformulier(en)voorgedaan als eigenaar van het perceel [straatnaam] te
Winschoten en/of het pand [straatnaam] te Delfzijl en/of
- ( (daarbij) zijn, verdachtes, gegevens (bankrekeningnummer [rekeningnummer] ) vermeld en/of- dat/die machtigingsformulier(en) valselijk ondertekend en/of de handtekening van de rechtmatige eigenaar van het perceel [straatnaam] te Winschoten valselijk nagemaakt, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken,
4.
Vennootschap Onder Firma [naam vof] op of omstreeks 11 april 2021, respectievelijk 4 juli 2021 en 29 september 2021 te Winschoten en/of Apeldoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk één of meerdere bij de belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten één of meerdere (digitale) aangiften voor de omzetbelasting ten name van Vennootschap Onder Firma [naam vof] over:
  • het eerste kwartaal 2021
  • het tweede kwartaal 2021
  • het derde kwartaal 2021 (zie DOC-003, DOC-005, DOC-007, DOC-008, DOC-012);
(telkens) onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan en/of heeft/hebben doen/laten doen, door op/in die ingeleverde aangiften voor de omzetbelasting (telkens) een onjuist bedrag aan voorbelasting, omzet en/of te betalen belasting aan te geven en/of vermelden, terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven, tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feiten verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven, en/of aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte feitelijke leiding heeft gegeven, subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 april 2021, respectievelijk 4 juli 2021 en 29 september 2021 te Winschoten en/of Apeldoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk één of meerdere bij de belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten één of meerdere (digitale) aangiften voor de omzetbelasting ten name van Vennootschap Onder Firma [naam vof] over:
  • het eerste kwartaal 2021
  • het tweede kwartaal 2021
  • het derde kwartaal 2021 (zie DOC-003, DOC-005, DOC-007. DOC-008, DOC-012);
(telkens) onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan en/of heeft/hebben doen/laten doen, door op/in die ingeleverde aangiften voor de omzetbelasting (telkens) een onjuist bedrag aan voorbelasting, omzet en/of te betalen belasting aan te geven en/of vermelden, terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 4 primair ten laste gelegde feit. Daarnaast heeft de officier van justitie veroordeling gevorderd van de onder 1, 2 primair, 3 en 4 subsidiair ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1, 2 primair en subsidiair en onder 4 primair ten laste gelegde feiten.
Hij heeft ten aanzien van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde aangevoerd dat niet overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het oogmerk had zichzelf of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door gebruik te maken van één of meerdere van de vier oplichtingsmiddelen. Van listige kunstgrepen of een samenstel van verdichtsels om elke nieuwe klant van meet af aan na het verkrijgen van een opdracht van die klant op het verkeerde been te zetten is geen sprake. Bovendien heeft verdachte geen valse naam of valse hoedanigheid aangenomen. Als gevolg van aanzienlijke prijsstijgingen in de groothandel voor bouwmaterialen is de onderneming van verdachte in liquiditeitsproblemen gekomen waardoor het ene financiële gat met het andere moest worden gevuld. Verdachte heeft zich enkel als slecht ondernemer gedragen. Voorts heeft de raadsman betoogd dat verdachte de werkzaamheden telkens uitstelde vanwege de omstandigheid dat hij door liquiditeitsproblemen de benodigde materialen voor een opdracht niet kon inkopen. Verdachte heeft geen aanbetalingen op aanneemsommen aangenomen terwijl op dat moment al vaststond dat hij niet van plan was het aangenomen werk daadwerkelijk uit te voeren. Dit blijkt onder andere doordat verdachte er alles aan heeft gedaan om in contact te blijven met partijen [benadeelde partij 1] ,
[benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 5] [benadeelde partij 9] ,
[benadeelde partij 10] , [benadeelde partij 11] , [benadeelde partij 12] en [benadeelde partij 13] . Bovendien kan niet in alle gevallen worden gesteld dat verdachte niets heeft gepresteerd, terwijl hij wel een aanbetaling van de aanneemsom heeft ontvangen. Hooguit kan worden vastgesteld dat er sprake was van wanprestatie door niet geheel te voldoen aan zijn verplichtingen. Dit is echter een civielrechtelijke kwestie.
De raadsman heeft bepleit dat, nu de criminele intentie ontbrak bij het verwerven van de aanbetalingen, ook witwassen van die aanbetalingen niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte dient daarom eveneens te worden vrijgesproken van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 4 primair ten laste gelegde feit heeft de raadsman aangevoerd dat niet aan het opzetvereiste van feitelijk leidinggeven is voldaan, zodat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het bewijs voor de onder 3 en 4 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten betreffen het delict oplichting.
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van oplichting meer is vereist dan het enkel niet nakomen van een overeenkomst. Daarvoor is vereist dat de verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling in het leven heeft willen roepen teneinde daarvan misbruik te maken.
Daartoe moet de verdachte een of meer van de in artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) bedoelde oplichtingsmiddelen hebben gebruikt, door welk gebruik die ander is bewogen tot de afgifte van een goed, het verlenen van een dienst, het beschikbaar stellen van gegevens, het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld.
Het antwoord op de vraag of in een concreet geval het slachtoffer door een oplichtingsmiddel dat door de verdachte is gebruikt, is bewogen tot een van voornoemde handelingen, is in sterke mate afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
Bij de oplichtingsmiddelen die bestaan uit het aannemen van een valse naam of een valse hoedanigheid, gaat het er in de kern om dat het handelen van de verdachte ertoe kan leiden dat bij de ander een onjuiste voorstelling van zaken in het leven wordt geroepen met betrekking tot de 'persoon' van de verdachte, hetzij wat betreft diens naam, hetzij wat betreft diens hoedanigheid.
Bij het gebruik van een samenweefsel van verdichtsels gaat het in de kern om gesproken en/of geschreven uitingen die bij die ander een op meer dan een enkele leugenachtige mededeling gebaseerde onjuiste voorstelling van zaken in het leven kunnen roepen. Van een 'meer dan een enkele leugenachtige mededeling' kan niet slechts sprake zijn indien meerdere duidelijk van elkaar te scheiden leugens kunnen worden aangewezen, maar ook indien sprake is van een leugenachtige mededeling van voldoende gewicht, in combinatie met andere aan de verdachte toe te rekenen omstandigheden die tot misleiding van het beoogde slachtoffer kunnen leiden, zoals het misbruik van een tussen de verdachte en het beoogde slachtoffer bestaande vertrouwensrelatie.
De rechtbank zal deze algemene uitgangspunten hieronder nader bespreken en per ten laste gelegde feit de vraag behandelen of verdachte oplichtingsmiddelen heeft gebruikt. Daarna zal de rechtbank over beide feiten tezamen bespreken of verdachte het oogmerk had om zich wederrechtelijk te bevoordelen.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank stelt ten aanzien van het ten laste gelegde, op grond van de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen
1, het volgende vast.
Op 23 november 2021 hebben [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] aangifte gedaan van oplichting.
2Zij hebben verklaard dat zij via www.werkspot.nl (Werkspot.nl) een aannemer zochten om een aanbouw bij hun woning te kunnen realiseren. Verdachte zou in oktober 2021 met zijn bedrijf [bedrijf 1] starten met het vervangen van het dak. Aangevers hebben, na ontvangst van de offerte, op 21 juli 2021 een aanbetaling van € 38.155,00 gedaan naar het rekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. [verdachte] .
3
Verdachte heeft aangevers medegedeeld dat er vertraging was ontstaan in het aanvragen van het materiaal dat hij nodig had voor de bouw. Om die reden werden de werkzaamheden uitgesteld en verdachte heeft toegezegd dat hij in de tussenliggende periode andere werkzaamheden voor aangevers kon uitvoeren, namelijk de aanbouw van de huiskamer en het verbouwen van het gastenverblijf. Ter bate hiervan hebben aangevers op 23 september 2021 een tweede aanbetaling gedaan van € 47.214,00 aan verdachte.
4Verdachte deelt via Whatsapp mede dat hij zodra de aanbetaling binnen is hij gaat bestellen en hij dit bij aangever laat bezorgen.
5Vanaf 5 oktober 2021 vraagt aangever steeds wanneer de bouwwerkzaamheden zullen starten. Verdachte reageert vervolgens dat hij 11 oktober 2021 niet gaat redden, zegt toe dat hij 18 oktober 2021 zal langskomen. Vervolgens gaf verdachte steeds aan dat hij druk was met andere klussen die eerst afgerond moesten worden waardoor hij niet kon beginnen met de werkzaamheden zoals overeengekomen. Verdachte zegt toe dat hij op 22 november 2021 met de werkzaamheden kan starten. Na 2 november 2021 reageerde verdachte niet meer op de berichten van aangevers.
6
Op 23 november 2021 heeft [benadeelde partij 3] aangifte gedaan van oplichting.
7Zij verklaarde dat zij in maart 2021 via Werkspot.nl in contact is gekomen met [verdachte] van [bedrijf 1] . Er werd overeengekomen dat verdachte in september 2021 zou starten met het bouwen van een garage en een aanbouw.
8Hiervoor heeft aangeefster een bouwdepot afgesloten via hun hypotheek bij Achmea Hypotrust.
9Op 7 mei 2021 is er een aanbetaling van € 13.000,00 gedaan vanuit dit bouwdepot op de bankrekening van verdachte.
10Verdachte gaf aan dat hij op 25 oktober 2021 zou starten met de werkzaamheden. Verdachte deelde op 28 oktober 2021 mee dat hij met een andere opdrachtgever in overleg ging om die opdracht uit te stellen om vervolgens bij aangeefster met de werkzaamheden te kunnen starten. Verdachte zou op 22 november 2021 langskomen. Die afspraak kwam verdachte wederom niet na.
11
Op 4 januari 2022 heeft [benadeelde partij 4] aangifte gedaan van oplichting.
12Hij verklaarde dat hij via Werkspot.nl met verdachte, handelend onder de naam [bedrijf 1] , in contact is gekomen en dat hij met verdachte was overeengekomen dat verdachte een garage bij hem thuis zou bouwen. Verdachte is de werkzaamheden begonnen, echter zijn de werkzaamheden volgens aangever niet naar behoren verricht. Aangever heeft verklaard dat het door verdachte verrichte werk gesloopt dient te worden. Ten bate van de bouwkosten heeft hij tweemaal een aanbetaling gedaan van € 5.388,00, te weten op 5 mei 2021
13en 19 juli 2021.
14Verdachte is drie dagen bezig geweest met de opdracht en is daarna niet meer komen opdagen. Aangever heeft verklaard dat hij de opdracht wilde annuleren toen hij op internet informatie over verdachte aantrof waaruit bleek dat hij een oplichter zou zijn. Verdachte heeft aangever vervolgens uit naam van zijn vader per e-mail op de algemene voorwaarden gewezen, waaruit zou blijken dat de opdracht niet meer geannuleerd kon worden.
1516Aangever heeft verdachte vervolgens laten dagvaarden in een civiele procedure.
17
Op 1 november 2021 heeft [benadeelde partij 7] aangifte gedaan van oplichting.
18Zij verklaarde dat zij in maart 2021 een oproep op Werkspot.nl had geplaatst waarop een aannemer van [bedrijf 1] op 31 maart 2021 reageerde. Op 4 juli 2021 deden zij vanuit hun bouwdepot bij Stichting Particuliere Hypothekenfonds een aanbetaling van € 12.513,33.
19Dit bedrag werd op het rekeningnummer van verdachte gestort. Afgesproken was dat de aannemer op 27 juli 2021 zou beginnen met de opdracht zodat de aanbouw in september kon beginnen. Verdachte deelt op 12 oktober 2021 mede dat er vertraging is ontstaan en dat hij druk bezig is met de planning. Uiteindelijk reageert verdachte geheel niet meer op berichten van aangeefster en worden haar telefoonnummers na eenmaal bellen geblokkeerd.
20
Op 6 januari 2022 heeft [benadeelde partij 5] namens haar en haar partner, [benadeelde partij 6] , aangifte gedaan van oplichting.
21Zij verklaarde dat zij in maart 2021 een advertentie op Werkspot.nl hebben gezet om zo een aannemer te vinden voor een verbouwing aan hun woning. [verdachte] van [bedrijf 1] reageerde op de advertentie en hij zou de opdracht uitvoeren. Ter bate hiervan werd op 12 april 2021 een aanbetaling, groot
€ 9.219,00, overgemaakt op de bankrekening van verdachte ( [rekeningnummer] ).
22Verdachte is nimmer met de werkzaamheden gestart en vanaf 9 december 2021 reageerde hij niet meer op berichten.
23
Op 25 januari 2022 heeft [benadeelde partij 8] gedaan van oplichting.
24Hij verklaarde dat hij een klus had aangemeld via Werkspot.nl op 20 maart 2021. [bedrijf 1] reageerde op de advertentie. Verdachte begon in april 2021 met grondwerkzaamheden en fundering. Hiertoe heeft aangever op 23 maart 2021 een aanbetaling gedaan van € 7.792,00 ten behoeve van aanschaf van materialen.
25Aangever verklaarde dat verdachte in de maanden april en mei nauwelijks aanwezig was in verband met privéomstandigheden. De werkzaamheden die verdachte heeft uitgevoerd zijn volgens aangever niet naar behoren gedaan, zodat aangever dit zelf heeft moeten herstellen.
26Verdachte heeft hierover ter terechtzitting verklaard dat hij in deze opdracht meer geld gestoken heeft dan hij heeft ontvangen en dat hij hiervoor geld vanuit andere opdrachten heeft gebruikt.
Uit het dossier blijkt dat verdachte aanbetalingen heeft ontvangen van aangevers, zoals hiervoor is aangegeven. Tevens blijkt dat verdachte in de periode maart 2021 tot en met juli 2021 regelmatig geld uit geeft bij Tommy Hilfiger, Calvin Klein, Junior Shop, Armani en Van der Valk en neemt hij grote contante bedragen op.
27Uit de gegevens van de bankrekening van verdachte blijkt dat hij na ontvangst van aanbetaling van aangever [benadeelde partij 1] ditzelfde bedrag overmaakte naar de spaarrekeningen van zijn kinderen [naam 1] en [naam 2] . In de dagen hierna stort verdachte kleinere porties geld terug naar zijn betaalrekening.
28Bovendien stort verdachte in de periode van 11 september 2021 tot en met 5 oktober 2021 een totaalbedrag van € 31.560 euro naar zijn Belgische bankrekening ( [rekeningnummer] ).
29
In de auto van verdachte zijn documenten aangetroffen betreffende een boekingsbevestiging van een hotelkamer van € 1.163,10 daterend van 26 juli 2021 en kwitantiebonnen van aankopen in Frankrijk
(Disneyland Parijs) daterend van 5 november 2021 en 6 november 2021.
30
Oordeel rechtbank (feit 1)
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte een valse hoedanigheid heeft aangenomen, te weten die van een bonafide en vakbekwame aannemer ( [bedrijf 1] ) die de door de aangevers gevraagde bouwwerkzaamheden kon verrichten en wilde uitvoeren. Verdachte heeft hiermee, door zich op die manier te presenteren op Werkspot.nl en zijn toezeggingen om de bouwwerkzaamheden uit te voeren, het vertrouwen van aangevers gewonnen om de werkzaamheden door verdachte te laten uitvoeren en aanbetalingen van hen ontvangen. Dat vertrouwen heeft verdachte laten voortduren door afspraken te maken over het moment waarop hij met de uit te voeren bouwwerkzaamheden kon starten. Door bij aangever [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 8] wel enige werkzaamheden uit te voeren, heeft verdachte de verwachting bij hen gewekt dat het reeds aanbetaalde geld goed werd besteed. Daarmee heeft verdachte de valse hoedanigheid van betrouwbare aannemer aangenomen. Verdachte heeft in de zaak van [benadeelde partij 4] bovendien gebruikmakend van een valse naam (de naam van zijn vader) aangever op de algemene voorwaarden gewezen toen [benadeelde partij 4] de overeenkomst wilde ontbinden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte in zoverre tevens gebruik gemaakt van een valse naam.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte in de zaken met betrekking tot aangevers
[benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 7] , en [benadeelde partij 8] het vertrouwen gewekt dat hij de werkzaamheden zou kunnen en willen uitvoeren. Dit vertrouwen heeft verdachte laten voortduren door de start van de opdrachten een- of meermaals uit te stellen en daarbij als reden de omstandigheid van het wereldwijde tekort aan bouwmaterialen te gebruiken. Ook heeft verdachte het argument gebruikt dat hij met andere opdrachten bezig was die uitliepen. De juistheid van deze argumenten is niet gebleken en voorts, is het gelet op het patroon dat verdachte heeft laten zien en door uiteindelijk niet meer te reageren op berichten van aangevers, niet aannemelijk geworden dat genoemde redenen de werkelijke redenen waren om de werkzaamheden niet uit te voeren.
De stelling van de verdediging dat verdachte de werkzaamheden steeds uitstelde vanwege liquiditeitsproblemen acht de rechtbank niet geloofwaardig. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte zich op het standpunt heeft gesteld dat hij schulden had in de periode dat hij de aanbetalingen heeft ontvangen. De rechtbank constateert echter dat verdachte in diezelfde periode grote privé aankopen heeft gedaan, dure hotelovernachtingen heeft gereserveerd en met zijn gezin naar Disneyland Parijs is gegaan. Dergelijke uitgaven passen naar het oordeel van de rechtbank niet bij de stelling van verdachte dat hij schulden had en daardoor niet met de aangenomen opdrachten kon starten. Die mededeling van verdachte acht de rechtbank dan ook leugenachtig.
De verdediging heeft voorts gesteld dat verdachte de ontvangen aanbetalingen heeft gebruikt voor de aanschaf van bouwmaterialen. Die stelling is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Hoewel verdachte enkele aankopen heeft gedaan bij verschillende bouwmarkten, corresponderen die uitgaven niet met de redelijkerwijs te verwachten uitgaven bij het aantal opdrachten dat verdachte heeft aangenomen. De uitgaven bij bouwmarkten die wel zijn aangetoond, zijn niet dusdanig groot dat deze de omvang van de aanbetalingen omvatten. Uit het procesdossier blijkt dat verdachte de inkomsten die hij vanuit de aanbetalingen heeft ontvangen niet heeft gebruikt voor de doeleinden waarvoor zij waren bestemd. De mededeling van verdachte die hij doet naar aangevers dat hij de aanbetaling zou gebruiken voor de aanschaf van bouwmaterialen, is daarmee eveneens leugenachtig.
De rechtbank is gelet op voorgaande van oordeel dat er sprake is van een samenweefsel van verdichtsels nu verdachte meerdere (geheel of gedeeltelijk) leugenachtige mededelingen heeft gedaan om zo de overeenkomst met aangevers tot stand te laten komen dan wel in stand te houden en aanbetalingen te ontvangen.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat de verdachte ten aanzien van de hiervoor genoemde aangevers door een samenweefsel van verdichtsels en het aannemen van een valse hoedanigheid bij aangevers bewust een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft geroepen met als doel en gevolg dat deze is bewogen tot de afgifte van (meerdere) geldbedragen. Ten aanzien van aangever [benadeelde partij 4] heeft verdachte daarnaast gebruik gemaakt van een valse naam.
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde
De rechtbank stelt ten aanzien van het ten laste gelegde, op grond van de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen, het volgende vast.
Op 11 januari 2022 heeft [benadeelde partij 9] aangifte gegaan van oplichting.
31Zij verklaarde dat zij via Werkspot.nl in contact is gekomen met [bedrijf 2] en dat ‘ [bedrijf 2] ’ als een betrouwbare aannemer overkwam mede gelet op het gebrek aan negatieve referenties. Verdachte heeft verklaard dat hij alleen naar de opdracht toe ging en 2 of 3 keer bij aangeefster thuis is geweest.
32Aangeefster heeft op 27 april 2021 een aanbetaling gedaan van € 11.600,00.
33Aangeefster verklaarde dat verdachte niet reageerde op haar telefoontjes en e-mails.
34
Op 4 april 2022 heeft [benadeelde partij 10] aangifte gedaan van oplichting.
35Hij verklaarde dat hij in contact is gekomen met [bedrijf 2] via Werkspot.nl. Beide partijen kwamen overeen dat verdachte het dak zou isoleren en twee dakkapellen zou plaatsen. Hiertoe heeft aangever op 25 augustus 2021 een aanbetaling gedaan van
€ 20.889,44 naar het bankrekeningnummer van verdachte.
36Aangever verklaarde dat verdachte zich voorstelde als [naam 3] en dat hij nooit werkzaamheden heeft uitgevoerd.
37
Op 12 januari 2022 deed [benadeelde partij 11] aangifte van oplichting.
38Hij verklaarde dat hij een opdracht op Werkspot.nl had geplaatst voor een renovatie van zijn dak om zo een lekkage te verhelpen. Aangeversbedrijf [bedrijf 2] reageerde op de klus kort na 28 februari 2021. Aangever deed een aanbetaling van € 4.694,80 op 23 maart 2021.
39Er werden dakpannen geleverd, en tussen 22 juni 2021 en 5 juli 2022 vonden werkzaamheden plaats. Aangever heeft verklaard dat hij ervan uitging dat verdachte [naam 3] heette aangezien hij steeds contact had met iemand die de naam [naam 3] gebruikte. Pas later kwam aangever erachter dat zijn daadwerkelijk naam [verdachte] is. Verdachte heeft bekend dat hij in het e-mailverkeer gebruikmaakte van de naam [naam 3] . Na een klacht heeft verdachte nogmaals werkzaamheden verricht en daarna heeft aangever het restant bedrag voldaan, groot € 7.042,20.
40Gebleken is dat er kort na de werkzaamheden op drie nieuwe plaatsen in het dak lekkage was ontstaan. Op de klacht die hierop volgde heeft verdachte nooit gereageerd.
41
Op 12 januari 2022 deed [benadeelde partij 12] aangifte van oplichting.
42Zij verklaarde dat zij in februari 2021 een klus op Werkspot.nl zette, namelijk de renovatie van het dak van haar schuur. Op deze klus reageerde [bedrijf 2] , van [bedrijf 2] . De factuur van € 4.506,04 voldeed aangeefster op het rekeningnummer [rekeningnummer] .
43Op 20 maart 2021 reageerde [bedrijf 2] op een bericht van aangeefster dat een van de boeiplanken van het dak was gevallen, dat hij niet kon komen vanwege het feit dat zijn vrouw moest bevallen. Hij sprak af dat hij op 10 en 11 mei 2021 zou langskomen. Na 9 april 2021 kreeg aangeefster geen contact meer met [bedrijf 2] . Aangeefster kwam er later achter dat ze te maken had met verdachte [verdachte] in plaats van met [bedrijf 2] .
44
Op 27 oktober 2021 heeft [benadeelde partij 13] aangifte gedaan van oplichting.
45Zij verklaarde dat zij op 15 februari 2021 een advertentie heeft geplaatst op Werkspot.nl om zo een aannemer te vinden voor het verbouwen van haar woning. [bedrijf 2] zou de opdracht uitvoeren. Aangeefster verklaarde dat zij de aannemer steeds [naam 3] noemde en dat hij haar hierop niet heeft gecorrigeerd. Op 25 juni 2021 deed aangeefster een eerste aanbetaling van € 27.037,93.
46Op 24 juli 2021 deed aangeefster een tweede aanbetaling van € 19.118,00.
47Aangeefster verklaarde dat de omgevingsdienst op 12 augustus 2021 langskwam bij haar woning. De gemeente Veendam heeft de werkzaamheden stilgelegd aangezien de asbestwerkzaamheden die aannemer [naam 3] deed, niet op de juiste manier werden gedaan. Aangeefster verklaarde dat zij op 1 september 2021 een rapport kreeg van het asbestinventarisatiebedrijf waarin de naam van [bedrijf 1] stond vermeld en kwam zij er op die manier achter dat de naam van de aannemer [verdachte] was.
48
Op 25 januari 2022 deed [benadeelde partij 14] aangifte van oplichting.
49Hij verklaarde dat hij in februari 2021 een advertentie op Werkspot.nl plaatste om zo verschillende klussen aan zijn woning te laten uitvoeren. [bedrijf 2] reageerde op deze advertentie, waarna er een offerte werd opgemaakt en werd overeengekomen dat het bedrijf een eerste opdracht zou uitvoeren. Aangever deed op een aanbetaling van € 3.272,00 naar het rekeningnummer van [bedrijf 2] , dat bleek het bankrekeningnummer van [verdachte] te zijn.
50Na 9 april 2021 werd er niet meer gereageerd op berichten.
51
De rechtbank acht bovendien redengevend voor het bewijs van het onder 2 ten laste gelegde feit hetgeen hiervoor door de rechtbank is vastgesteld over de uitgaven van verdachte.
Oordeel van de rechtbank (feit 2)
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte een valse hoedanigheid heeft aangenomen, te weten die van een bonafide en vakbekwame aannemer ( [bedrijf 2] ) die de door de aangevers gevraagde bouwwerkzaamheden kon en wilde uitvoeren. Verdachte heeft hiermee door zich op die manier te presenteren op Werkspot.nl en zijn toezeggingen om de bouwwerkzaamheden uit te voeren, het vertrouwen van aangevers gewonnen om de werkzaamheden door verdachte te laten uitvoeren en aanbetalingen van hen te ontvangen. Dat vertrouwen heeft verdachte laten bestaan door afspraken te maken over het moment van starten van de uit te voeren bouwwerkzaamheden. Door bij aangevers [benadeelde partij 9] , [benadeelde partij 11] , [benadeelde partij 12] en [benadeelde partij 13] enige werkzaamheden uit te voeren, heeft verdachte de verwachting bij hen gewekt dat verdachte een bonafide en vakbekwame aannemer was. Daarmee heeft verdachte de valse hoedanigheid van betrouwbare aannemer aangenomen.
Door ten overstaande van [benadeelde partij 9] , [benadeelde partij 10] , [benadeelde partij 11] , [benadeelde partij 12] en
[benadeelde partij 13] zich voor te stellen als zijnde [naam 3] dan wel die aanname van aangevers niet te corrigeren, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank tevens een valse naam aangenomen, waardoor aangevers een onjuiste voorstelling van zaken hebben gekregen.
Verdachte heeft door middel van zijn mededelingen in het bijzonder bij aangevers [benadeelde partij 10] , [benadeelde partij 12] het vertrouwen gewekt dat hij de te verrichten bouwwerkzaamheden zou uitvoeren. De rechtbank neemt daarvoor haar overwegingen over ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit, nu dit hetzelfde patroon in het gedrag van verdachte betreft. Verdachte stelt de werkzaamheden steeds uit en heeft hiervoor verschillende redenen aangevoerd, zoals onder meer dat zijn vrouw moest bevallen, de bouwvakantie gaande is en dat hij met andere opdrachten bezig was die uitliepen. Gelet op de voornoemde bewijsmiddelen is niet aannemelijk geworden dat de door verdachte opgegeven redenen de daadwerkelijke redenen waren om de werkzaamheden niet uit te voeren.
De rechtbank is gelet op voorgaande van oordeel dat er sprake is van een samenweefsel van verdichtsels nu verdachte meerdere (geheel of gedeeltelijk) leugenachtige mededelingen heeft gedaan om zo de overeenkomst met aangevers tot stand te laten komen dan wel in stand te houden en aanbetalingen te ontvangen.
Op grond het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte door een samenweefsel van verdichtsels, het gebruikmaken van een valse naam en het aannemen van een valse hoedanigheid bij aangevers bewust een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft geroepen met als doel en gevolg dat deze zijn bewogen tot de afgifte van (meerdere) geldbedragen.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling (feit 1 en 2)
Verdachte heeft, bij de politie en ter terechtzitting, bekend dat hij alle bovengenoemde opdrachten heeft aangenomen en dat hij de aanbetalingen heeft ontvangen ten behoeve van de aanschaf van materialen. Verdachte heeft verklaard dat hij de aanbetalingen heeft gebruikt om financiële gaten te vullen van andere opdrachten. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zijn vader ziek was, dat hij zijn telefoon was kwijtgeraakt en niet in zijn e-mail kon waardoor hij niet op berichten van aangevers kon reageren. Bovendien heeft verdachte ter terechtzitting erkend dat hij de aanbetalingen naar de spaarrekeningen van zijn twee dochters overmaakte om deze aan het zicht te onttrekken van schuldeisers en deurwaarders. Verdachte heeft ontkend dat hij de aanbetalingen heeft aangewend voor privégebruik. Hij heeft verklaard dat hij een inschattingsfout heeft gemaakt door alle opdrachten aan te nemen, maar dat hij nooit de intentie heeft gehad om aangevers op te lichten.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of hier sprake is van slecht ondernemerschap of van oplichting. De rechtbank overweegt hieromtrent dat de handelingen van verdachte, zoals hier voornoemd, getuigen van een patroon waarbij door verdachte telkens de volgende modus operandi wordt gehanteerd.
De aangiftes van oplichting die zijn gedaan door aangevers starten allen kort gezegd met het feit dat zij een of meerdere bouwklussen via Werkspot.nl werden aangeboden om zo een aannemer te vinden om de klussen uit te voeren. Verdachte heeft zich op die website als vakkundig en bonafide aannemer met de nodige relevante werkervaring gepresenteerd. Ten aanzien van aangevers [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 7] en
[benadeelde partij 8] heeft verdachte zich voorgesteld als [bedrijf 1] . Ten aanzien van aangevers [benadeelde partij 9] , [benadeelde partij 10] , [benadeelde partij 11] , [benadeelde partij 12] , [benadeelde partij 13] en [benadeelde partij 14] heeft verdachte zich voorgesteld als [naam 3] . Verdachte heeft de opdrachten aangenomen en een offerte gestuurd, waarna aangevers een aanbetaling hebben gedaan voor de aanschaf van (bouw)materialen. In enkele gevallen is op verzoek van verdachte een tweede aanbetaling gedaan. Echter, (deugdelijke) werkzaamheden zijn uitgebleven en verdachte heeft de start/voortgang steeds om wisselende redenen uitgesteld en heeft op den duur niet meer op de berichten van aangevers gereageerd.
Het voorgaande in onderling samenhang bezien maakt dat de rechtbank van oordeel is dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte het oogmerk heeft gehad zichzelf wederrechtelijk te bevoordelen en dat hij daarmee ook de intentie heeft gehad de aangevers op te lichten. Verdachte heeft in een relatief kort tijdsbestek veel en vrij omvangrijke opdrachten aangenomen, zonder te beschikken over de specifieke vakbekwaamheid en ervaring die nodig is om dergelijke opdrachten uit te voeren. In een aantal maanden tijd heeft verdachte immers twaalf opdrachten aangenomen, die hij gelet op het tijdsbestek en de omvang van de opdrachten, nooit binnen de gestelde termijnen zou hebben kunnen uitvoeren. De rechtbank overweegt bovendien dat verdachte kort nadat hij aanbetalingen op zijn bankrekening heeft ontvangen, hij de bedragen heeft overgemaakt naar de spaarrekeningen van zijn twee dochters om vervolgens de bedragen in kleinere etappes terug te boeken naar zijn betaalrekening. Verdachte heeft hier zelf over verklaard dat hij dit geld uit het zicht wilde houden van deurwaarders. Ook hieruit leidt de rechtbank de intentie van verdachte om zich wederrechtelijk te bevoordelen af.
De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor beschreven gang van zaken zich niet laat verklaren door slecht ondernemerschap. De rechtbank stelt een patroon vast waarbij verdachte gedurende een lange periode bij een groot aantal aangevers keer op keer dezelfde werkwijze heeft gehanteerd. Deze werkwijze liet de aangevers telkens tekortgedaan achter. Dit effect kan verdachte niet alleen niet zijn ontgaan, maar werd naar het oordeel van de rechtbank door verdachte welbewust nagestreefd. In alle bewezenverklaarde gevallen heeft verdachte de aangever geld afhandig gemaakt door zich in strijd met de waarheid voor te doen als een ondernemer die voornemens was na betaling van (een deel van) de aanneemsom de overeengekomen werkzaamheden te verrichten. Verdachte heeft met zijn handelwijze bedrieglijk gebruik gemaakt van het reguliere verwachtingspatroon bij het aangaan van een overeenkomst, op basis waarvan de betrokken gedupeerden (een deel van) de aanneemsom hebben voldaan in de verwachting dat verdachte de overeengekomen tegenprestatie zou verrichten.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat in de hiervoor genoemde gevallen slechts sprake is van een civielrechtelijke wanprestatie en niet van strafrechtelijke oplichting. Hoewel in civiele
zin sprake is van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming (wanprestatie) jegens de aangevers, laat dit onverlet dat het handelen van verdachte in de bewezenverklaarde gevallen eveneens een strafbaar feit oplevert.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde zoals hieronder opgenomen wettig en overtuigend bewezen.
Medeplegen
Het dossier bevat onvoldoende aanwijzingen voor de omstandigheid dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde in vereniging met een ander zou hebben gepleegd. De rechtbank zal daarom de verdachte partieel vrijspreken van dat onderdeel van de tenlastelegging.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank acht het onder 3 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Op 16 november 2020 heeft verdachte een aanvraag vergoeding schade door mijnbouw ingediend bij Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) om zo de aardbevingsschade aan het perceel [straatnaam] te Winschoten vergoed te krijgen.
52IMG heeft op 16 februari 2022 hiervan aangifte gedaan.
53In deze aanvraag heeft verdachte zijn eigen personalia en bankgegevens ( [rekeningnummer] ) vermeld. Op 1 januari 2021 heeft verdachte een machtigingsformulier ingevuld met zijn gegevens en de gegevens van de eigenaar van het perceel te [straatnaam] te Winschoten en dit machtigingsformulier aan het IMG verzonden. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het voorgaande met toestemming van de verhuurder Verstal heeft gedaan om zo de kosten die hij had gemaakt voor de renovatie van het pand te verrekenen. Uit het interview tussen IMG en [naam 5] volgt dat de eigenaar geen weet had van de aanvraag vergoeding schade door mijnbouw voor het perceel en verdachte nooit heeft gemachtigd om een dergelijke aanvraag in te dienen.
54Ook heeft [naam 5] verklaard dat de handtekening op de machtiging is vervalst. Verstal heeft verklaard dat hij geen toestemming heeft gegeven om de aanvraag in te dienen.
55
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de verklaring van verdachte dat hij de aanvraag met toestemming van de verhuurder Verstal heeft ingevuld en dat de eigenaar van het perceel het machtigingsformulier heeft ingevuld en ondertekend ongeloofwaardig is. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de onder 3 ten laste gelegde valsheid in geschrift wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
De rechtbank acht het onder feit 4 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 4 subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan. Aangezien verdachte dit feit heeft bekend en de raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank ten aanzien van dit feit met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 mei 2022, opgenomen op pagina 7 van het dossier van FIOD met zaaknummer 2021-336847 d.d. 24 mei
2022, inhoudend als verklaring van verbalisant [verbalisant 4];
2. de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 28 oktober 2022.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1, 2 primair, 3 en 4 subsidiair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
verdachte in de periode van 20 februari 2021 tot en met 13 januari 2022 in Nederland, meermalen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels,
  • [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en
  • [benadeelde partij 3] en
  • [benadeelde partij 4] en
  • [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 6] en
  • [benadeelde partij 7] en - [benadeelde partij 8]
heeft bewogen tot de afgifte van een enig geldbedrag, te weten een geldbedrag van (in totaal € 138.680,53), onderverdeeld in
  • een geldbedrag van in totaal € 85.369,00, [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en
  • een geldbedrag van € 13.011,20, [benadeelde partij 3] en
  • een geldbedrag van € 10.776,00, [benadeelde partij 4] en
  • een geldbedrag van € 9.219,00, [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 6] en
  • een geldbedrag van € 12.513,33, [benadeelde partij 7] en - een geldbedrag van € 7.792,00, [benadeelde partij 8] ,
door telkens met voornoemd oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- via de website werkspot.nl in contact is gekomen met [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] ,
[benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 6] , [benadeelde partij 7] en [benadeelde partij 8] in verband met verbouwingswerkzaamheden en/of aanbouw van een garage en/of bijkeuken en/of
- zich ten overstaan van die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] ,
[benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6] , [benadeelde partij 7] en [benadeelde partij 8] voor te doen als bonafide aannemer en/of werknemer en/of eigenaar van een bonafide bouw- en/of onderhoudsbedrijf [bedrijf 1] en
- in die hoedanigheid ten overstaande van die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] ,
[benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6] , [benadeelde partij 7] en [benadeelde partij 8] gezegd/medegedeeld dat hij de benodigde werkzaamheden wel zou kunnen/willen verrichten en
  • die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6] , [benadeelde partij 7] en [benadeelde partij 8] om een aanbetaling/vooruitbetaling/voorschot heeft gevraagd/geëist en ontvangen voor materiaalkosten en nog uit te voeren werkzaamheden voor een bedrag van respectievelijk, € 85.369,00, € 13.011,20, € 10.776,00, € 9.219,00, € 12.513,33 en € 7.792,00 en
  • na deze aanbetaling/vooruitbetaling/ ontvangen voorschot die overeengekomen werkzaamheden en/of levering van goederen en/of diensten niet te verrichten en/of niet afmaken onder vermelding van telkens wisselende en/of leugenachtige redenen en/of (daarbij) (onder vermelding van (telkens) wisselende en/of leugenachtige redenen) de start van de verbouwing/werkzaamheden meerdere malen uit te stellen en/of te verschuiven;
2.
verdachte in de periode van 9 februari 2021 tot en met 9 september 2021 in Nederland, meermalen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels,
  • [benadeelde partij 9] en
  • [benadeelde partij 10] en
  • [benadeelde partij 11] en
  • [benadeelde partij 12] en
  • [benadeelde partij 13] en - [benadeelde partij 14]
heeft bewogen tot de afgifte van een enig geldbedrag, te weten een geldbedrag van (in totaal €
98.120,80), onderverdeeld in
  • een geldbedrag van in totaal € 11.600,00, [benadeelde partij 9] en
  • een geldbedrag van € 20.889,44, [benadeelde partij 10] en
  • een geldbedrag van € 11.697,07, [benadeelde partij 11] en
  • een geldbedrag van € 4.506,04, [benadeelde partij 12] en
  • een geldbedrag van € 46.155,93, [benadeelde partij 13] en - een geldbedrag van € 3.272,32, [benadeelde partij 14] ,
hebbende verdachte telkens met voornoemd oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
  • via de website werkspot.nl in contact is gekomen met die [benadeelde partij 9] en [benadeelde partij 10] en [benadeelde partij 11] en [benadeelde partij 12] en [benadeelde partij 13] en [benadeelde partij 14]
  • zich ten overstaan van die [benadeelde partij 9] en [benadeelde partij 10] en [benadeelde partij 11] en [benadeelde partij 12] en [benadeelde partij 13] en [benadeelde partij 14] voor te doen als bonafide aannemer en/of werknemer en/of eigenaar van een bonafide bouw- en/of onderhoudsbedrijf genaamd [bedrijf 2] en
  • in die hoedanigheid ten overstaande van die [benadeelde partij 9] en [benadeelde partij 10] en [benadeelde partij 11] en [benadeelde partij 12] en [benadeelde partij 13] en [benadeelde partij 14] gezegd/medegedeeld dat hij de benodigde werkzaamheden wel zou kunnen/willen verrichten en - die [benadeelde partij 9] en [benadeelde partij 10] en [benadeelde partij 11] en [benadeelde partij 12] en [benadeelde partij 13] en [benadeelde partij 14] om een aanbetaling/vooruitbetaling/voorschot heeft gevraagd/geëist en ontvangen voor materiaalkosten en nog uit te voeren werkzaamheden voor een bedrag van respectievelijk, € 11.600,00, € 20.889,44, € 11.697,07, € 4.506,04, € 46.155,93 en € 3.272,32 en
  • na deze aanbetaling/vooruitbetaling/ dit ontvangen voorschot die overeengekomen werkzaamheden en/of levering van goederen en/of diensten niet te verrichten en/of niet afmaken onder vermelding van telkens wisselende en/of leugenachtige redenen en/of (daarbij) (onder vermelding van (telkens) wisselende en/of leugenachtige redenen) de start van de verbouwing/werkzaamheden meerdere malen uitstellen en/of verschuiven;
3.
verdachte in de periode vanaf 16 november 2020 tot en met 1 februari 2022 te Winschoten een machtigingsformulier, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen – valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte in strijd met de waarheid: - op een aanvraag voor een vergoeding van aardbevingsschade en een aanvraag vergoeding bijkomende kosten gedaan en
- daarbij zijn, verdachtes, gegevens (bankrekeningnummer [rekeningnummer] ) vermeld en - het machtigingsformulier valselijk ondertekend en de handtekening van de rechtmatige eigenaar van het perceel [straatnaam] te Winschoten valselijk nagemaakt, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken;
4. verdachte op 11 april 2021, respectievelijk 4 juli 2021 en 29 september 2021 te Winschoten telkens opzettelijk meerdere bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten meerdere aangiften voor de omzetbelasting ten name van Vennootschap Onder Firma [naam vof] over:
  • het eerste kwartaal 2021
  • het tweede kwartaal 2021 - het derde kwartaal 2021,
telkens onjuist en onvolledig heeft gedaan door in die ingeleverde aangiften voor de omzetbelasting telkens een onjuist bedrag aan voorbelasting, omzet en te betalen belasting aan te geven en/of te vermelden terwijl dat feit telkens ertoe strekte dat te weinig belasting werd gegeven.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

oplichting, meermalen gepleegd;
oplichting, meermalen gepleegd;
valsheid in geschrift;
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1, 2 primair, 3 en 4 subsidiair ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden. Verdachte is eerder veroordeeld voor vermogensdelicten en voor het doen van onjuiste aangifte bij de belastingdienst. Voorts heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte in een proeftijd liep ten tijde van het plegen van onderhavige feiten en de reclassering het recidiverisico hoog acht. Naast een gevangenisstraf heeft de officier van justitie gevorderd dat het onherroepelijke vonnis openbaar zal worden gemaakt.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van verdachte in het bijzonder het volgende aanmerking te nemen. In het reclasseringsrapport d.d. 30 maart 2022 is niet meegewogen dat het recidiverisico in de detentieperiode is ingedamd. Wel blijkt uit dit reclasseringsrapport dat verdachte uitdrukkelijk heeft aangegeven hulp nodig te hebben teneinde zijn leven na detentie weer op de rails te krijgen. Daarnaast blijkt dat verdachte beïnvloedbaar is voor misbruik door anderen en een IQ van 70 heeft, waardoor hij niet zelf de benodigde hulp om zich heen kan organiseren. Om die reden acht de raadsman een voorwaardelijk strafdeel waarin verdachte een vorm van begeleiding kan krijgen op zijn plaats. Voorts heeft de raadsman bepleit dat verdachte zich niet meer met het ondernemerschap wil bezighouden en dat hij na zijn detentie wil zorgen voor zijn gezin en kinderen.
Daarnaast heeft de raadsman verzocht om opheffing van de voorlopige hechtenis aangezien er sprake is van artikel 67a lid 3 Sv nu verdachte langer in voorarrest verblijft dan dat hij redelijkerwijs zou moeten uitzitten bij een op te leggen gevangenisstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsrapportages d.d. 30 maart 2022 en 19 januari 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 25 mei 2022, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan oplichting van zes slachtoffers in de periode 20 februari 2021 tot en met 13 januari 2022 en aan oplichting van nog eens zes slachtoffers in de periode 9 februari 2021 tot en met 9 september 2021. Verdachte is met deze twaalf slachtoffers via Werkspot.nl in contact gekomen en is vervolgens met hen een overeenkomst aangegaan om bouwwerkzaamheden uit te voeren. Verdachte heeft bij de slachtoffers het vertrouwen gewekt dat hij de te verrichten bouwwerkzaamheden zou kunnen en willen uitvoeren. In dit vertrouwen hebben de slachtoffers aanbetalingen gedaan van vaak duizenden, soms tienduizenden, euro’s in de veronderstelling dat zij een goede investering deden. Een mens moet erop kunnen vertrouwen dat iemand die zich aanbiedt als aannemer daarvoor ook gekwalificeerd en kundig is. Dat vertrouwen heeft verdachte in ernstige mate beschaamd. Dit is eveneens gebleken uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaringen van de slachtoffers [benadeelde partij 10] en [benadeelde partij 13] . Deze slachtoffers hebben ter terechtzitting aangegeven dat zij zich in allerlei bochten moesten wringen om de financiële moeilijkheden die door het gedragingen van verdachte waren ontstaan te kunnen dragen en mensen niet zo snel meer vertrouwen.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij alleen zijn eigen persoonlijke financiële gewin voor ogen heeft gehad en de (financiële) belangen van aangevers op grove wijze heeft veronachtzaamd.
Verdachte heeft weliswaar spijt betuigd en toegezegd de aanbetalingen te willen terugbetalen met het geld dat hij uit een erfenis zou verkrijgen, terwijl ter terechtzitting is gebleken dat verdachte afstand zou hebben gedaan van zijn erfdeel. De rechtbank twijfelt dan ook ten zeerste aan de oprechtheid van de spijtbetuiging en zijn intentie om de aangevers in hun schade te compenseren.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift door met behulp van een valselijk opgemaakt machtigingsformulier namens de eigenaar van de woning aan de [straatnaam] te Winschoten een aanvraag te doen voor vergoeding van ontstane aardbevingsschade.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk doen van onjuiste/onvolledige aangiften van omzetbelasting waardoor te weinig belasting werd geheven. Verdachte heeft telkens ieder kwartaal opnieuw ervoor gekozen geen of een te laag bedrag aan verschuldigde omzetbelasting op te geven, terwijl een goede werking van het systeem voor de heffing van omzetbelasting afhankelijk is van de betrouwbaarheid, juistheid en volledigheid van de aangiften. Indien aangiften worden gedaan waarop een onjuist bedrag aan te betalen omzetbelasting staat vermeld, wordt het systeem van de heffing van omzetbelasting ondergraven. Bij de heffing van belastingen dient de rijksbelastingdienst erop te kunnen vertrouwen dat de aangifte duidelijk, volledig en zonder voorbehoud geschiedt. Verdachte heeft het in hem gestelde vertrouwen op grove wijze misbruikt en van dit stelsel geprofiteerd. De rechtbank rekent verdachte dit alles in grote mate aan.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst en de hoeveelheid van de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur aangewezen is.
Bij de bepaling van de hoogte van de straf zoekt de rechtbank in beginsel aansluiting bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS. Een enkele fraudezaak met een bevoordelingsbedrag tussen de € 250.000 en € 500.000 euro wordt in de LOVS-oriëntatiepunten bestraft met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van tussen de 12 en 18 maanden. De rechtbank ziet aanleiding om in onderhavig geval van deze oriëntatiepunten en de strafeis van de officier van justitie af te wijken en heeft daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De rechtbank stelt voorop dat het, in afwijking van de LOVS-oriëntatiepunten, in onderhavige zaak gaat om meerdere feiten. Verdachte heeft zich in wezen schuldig gemaakt aan 12-voudige oplichting, met twaalf slachtoffers. Daarbovenop komt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift en aan het opzettelijk doen van een onjuiste/onvolledige aangifte van omzetbelasting.
Daarbij schat de reclassering het recidiverisico in als hoog. De reclassering merkt over de persoon van verdachte in haar rapportage d.d. 30 maart 2022 op dat sprake is van een delictspatroon, dat de manier van handelen een gewoonte is geworden en dat verdachte voornamelijk zijn eigen slachtofferschap ziet. De rechtbank ziet in de houding van verdachte ter terechtzitting bevestiging van de bevindingen van de reclassering. Verdachte heeft weliswaar spijt betuigd, maar anderzijds lijkt hij overal een excuus voor te hebben en geeft hij verklaringen die niet geverifieerd kunnen worden.
De rechtbank heeft in het nadeel van verdachte verder in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Bovendien liep verdachte in een proeftijd van een door de politierechter van de Rechtbank Overijssel op 21 januari 2020 voorwaardelijk opgelegde straf op het moment dat hij de bewezenverklaarde strafbare feiten pleegde. Die voorwaardelijk opgelegde straf heeft verdachte kennelijk niet doen stoppen strafbare feiten te plegen. De reclassering heeft het risico op recidive als hoog ingeschat en ziet geen mogelijkheden om dit recidiverisico met het stellen van bijzondere voorwaarden en reclasseringstoezicht te beperken. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende aanleiding is om een deel van de op te leggen straf voorwaardelijk op te leggen. De rechtbank is van oordeel dat met het opleggen van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf van hierna te noemen duur recht wordt gedaan aan de hoeveelheid en de ernst van de feiten en dat daarmee tevens de samenleving voor langere tijd wordt beschermd tegen strafbaar handelen van verdachte.
De rechtbank acht alles afwegende een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden passend en geboden. De rechtbank zal bepalen dat de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht daarop in mindering wordt gebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[benadeelde partij 4], tot een bedrag van € 11.651,00 ter zake van materiële schade en € 153,58 ter vergoeding van proceskosten, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[benadeelde partij 7], tot een bedrag van € 12.513,33 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[benadeelde partij 13], tot een bedrag van € 46.155,93 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[benadeelde partij 6], tot een bedrag van € 9.219,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[benadeelde partij 5] ,tot een bedrag van € 9.219,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
Instituut Mijnbouwschade Groningen, tot een bedrag van € 17.298,06 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[benadeelde partij 1], tot een bedrag van € 85.369,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[benadeelde partij 2], tot een bedrag van € 85.369,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[benadeelde partij 14], tot een bedrag van € 85.000,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[benadeelde partij 10], tot een bedrag van € 23.369,15 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[benadeelde partij 11], tot een bedrag van € 11.737,00 ter vergoeding van materiële schade en van
€ 3.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
12. [
[benadeelde partij 3], tot een bedrag van € 13.011,20 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
12. [
[benadeelde partij 9], tot een bedrag van € 14.800,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
12. [
[benadeelde partij 8], tot een nader te bepalen bedrag ter vergoeding van materiële schade;
12. [
[benadeelde partij 12], tot een bedrag van € 5.021,04 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier heeft zich met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 7] , [benadeelde partij 13] , [benadeelde partij 6] , Instituut Mijnbouwschade Groningen, [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 10] en [benadeelde partij 3] op het standpunt gesteld dat deze vorderingen voldoende zijn onderbouwd en voor toewijzing vatbaar zijn. Met betrekking tot de vorderingen [benadeelde partij 14] , [benadeelde partij 11] , [benadeelde partij 9] en [benadeelde partij 12] heeft de officier van justitie aangevoerd dat deze gedeeltelijk kunnen worden toegewezen tot een bedrag van respectievelijk € 3.272,32, € 11.737,00, € 11.600,00 en € 4.506,00. Voor het overige dienen deze vorderingen niet-ontvankelijk te worden verklaard. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 8] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank gebruik kan maken van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 Burgerlijk Wetboek. De vorderingen van [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 2] dienen volgens de officier van justitie te worden afgewezen, nu deze vorderingen ook door hun partners zijn ingediend en die vorderingen niet twee keer kunnen worden toegewezen. Ten aanzien van de vordering van [benadeelde partij 4] stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat die vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De kantonrechter heeft reeds de aannemingsovereenkomst ontbonden wegens tekortkoming in de nakoming en verdachte veroordeeld tot betaling.
De officier van justitie heeft verzocht de wettelijke rente toe te passen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen bij de toe te wijzen vorderingen benadeelde partij.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de op de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten betrekking hebbende vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak voor deze feiten. Daarnaast dient niet-ontvankelijkheid van de vorderingen te volgen op grond van artikel 361 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Er is telkens sprake geweest van een civielrechtelijke overeenkomst tot aanneming van werk ten gevolge waarvan verdachte werkzaamheden heeft uitgevoerd. Verdachte dient in de gelegenheid te worden gesteld deze overeenkomsten alsnog na te komen en hij is niet in de gelegenheid gesteld om dit verweer naar voren te brengen en hierover met zijn opdrachtgevers te spreken. Voorts heeft de raadsman betoogd dat verdachte gerechtigd is om zich te beroepen op verrekening, aangezien hij materialen heeft geleverd en manuren in de opdrachten heeft gestoken.
Ten aanzien van de vordering benadeelde partij van [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte ten behoeve van de aanbouw en de dakrenovatie materialen zijn ingekocht die ook uitgeleverd hadden kunnen worden. Hiertoe is verdachte niet in de gelegenheid gesteld. Verdachte zou zich daarom op zijn verrekeningsrecht kunnen beroepen. Gelet op artikel 361 lid 3 Sv dient de vordering daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Wanneer de rechtbank tot toewijzing komt van de vordering van [benadeelde partij 3] heeft de raadsman zich ten aanzien van de hoogte van deze vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De vordering benadeelde partij van [benadeelde partij 4] dient niet-ontvankelijk verklaard te worden, aangezien er sprake is van een civielrechtelijke titel die kan worden uitgewonnen.
Met betrekking tot de vordering benadeelde partij van [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6] en de vordering van [benadeelde partij 7] heeft de raadsman gesteld dat de aanbetalingen niet inzichtelijk zijn gemaakt met betalingsbewijzen, zodat om die reden de vorderingen niet-ontvankelijk verklaard dienen te worden.
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde partij 8] heeft de raadsman aangevoerd dat deze onvoldoende is onderbouwd en om die reden niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.
Ook de vordering van [benadeelde partij 9] is volgens de raadsman onvoldoende onderbouwd met bewijsstukken, zodat deze vordering moet worden afgewezen.
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde partij 10] heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot de vorderingen van [benadeelde partij 11] en [benadeelde partij 12] heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte de overeengekomen werkzaamheden heeft verricht. Hij bestrijdt de gestelde tekortkomingen in de nakoming van de overeenkomsten, zodat verdachte niet aansprakelijk is voor de gestelde schade. De vorderingen dienen om die reden te worden afgewezen. Verdachte beroept zich op zijn verrekeningsrecht.
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde partij 13] heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft voorts aangevoerd dat de vordering van [benadeelde partij 14] dient te worden afgewezen, omdat er sprake is van een civielrechtelijk conflict waarbij vele zaken onduidelijk zijn en adequate onderbouwing van de gestelde schade ontbreekt.
Met betrekking tot de vordering van het Instituut Mijnbouwschade Groningen heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
[benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 7]
Ten aanzien van de benadeelde partijen
[benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 7]is de rechtbank van oordeel dat op basis van de vordering en de inhoud van het procesdossier voldoende aannemelijk is dat deze benadeelde partijen de door hen gestelde schade hebben geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. De vorderingen zullen daarom allen volledig worden toegewezen (betreffende respectievelijk € 85.369,00, € 13.011,20, € 9.219,00 en € 12.513,33), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 januari 2022.
Ten aanzien van de benadeelde partij
[benadeelde partij 8]is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat deze benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. Aangezien de benadeelde partij geen bedrag heeft gevorderd, schat de rechtbank gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek de hoogte van de schade op € 7.792,00, bestaande uit het bedrag dat door de benadeelde partij is overgemaakt aan verdachte De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 januari 2022.
Nu vast staat dat verdachte tot de hiervoor genoemde toe te wijzen bedragen aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank telkens de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
[benadeelde partij 4]
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren nu is gebleken dat verdachte reeds bij vonnis van de civiele rechter wegens tekortkoming in de nakoming van hun verbintenis is veroordeeld tot betaling van deze vordering.
[benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 5]
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partijen
[benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 5]afwijzen nu dezelfde vorderingen ook door hun partners
[benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 6]zijn ingediend en die vorderingen door de rechtbank worden toegewezen.
Ten aanzien van feit 2
Ten aanzien van de benadeelde partijen
[benadeelde partij 10] en [benadeelde partij 13]is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat deze benadeelde partijen de door hen gestelde schade hebben geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde. De vorderingen zullen daarom allen volledig worden toegewezen (betreffende respectievelijk € 20.889,44 en € 3.272,32), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 september 2021.
[benadeelde partij 9]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde. De rechtbank is echter van oordeel dat de gevorderde onkosten, inkomstenderving en de afsluitkosten voor de hypotheek onvoldoende zijn onderbouwd. De vordering zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van € 11.600,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 september 2021. Op basis van de vordering en de inhoud van de het procesdossier kan naar het oordeel van rechtbank worden vastgesteld dat de benadeelde partij een aanbetaling heeft gedaan ter hoogte van dit bedrag. Voor het overige zal de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
[benadeelde partij 11]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde. Op basis van de vordering en de inhoud van de het procesdossier kan naar het oordeel van rechtbank worden vastgesteld dat de benadeelde partij een aanbetaling heeft gedaan ter hoogte van dit bedrag.
De benadeelde partij heeft (daarnaast) vergoeding van immateriële schade gevorderd. Indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. Gevoelens van onzekerheid of machteloosheid vormen nog geen aantasting van de persoon als bedoeld in artikel 6:106 BW. Ernstige psychische schade, als hiervoor bedoeld, is door de benadeelde partij niet aangevoerd.
De vordering zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van € 11.737,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 september 2021. Voor het overige zal de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
[benadeelde partij 12]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde. De rechtbank is echter van oordeel dat de gevorderde onkosten, inkomstenderving en de afsluitkosten voor de hypotheek onvoldoende zijn onderbouwd. De vordering zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van € 4.506,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 september 2021. Op basis van de vordering en de inhoud van de het procesdossier kan naar het oordeel van rechtbank worden vastgesteld dat de benadeelde partij aan verdachte een betaling heeft gedaan ter hoogte van dit bedrag. Voor het overige zal de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
[benadeelde partij 14]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde. De rechtbank is echter van oordeel dat de gevorderde loonderving, huurinkomstenderving en de stijging van materiaalkosten onvoldoende zijn onderbouwd en om die reden niet toewijsbaar zijn.
De benadeelde partij heeft (daarnaast) vergoeding van immateriële schade gevorderd. Indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. Gevoelens van onzekerheid of machteloosheid vormen nog geen aantasting van de persoon als bedoeld in artikel 6:106 BW. Ernstige psychische schade, als hiervoor bedoeld, is door de benadeelde partij niet aangevoerd.
De vordering zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van € 3.272,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 september 2021. Op basis van de vordering en de inhoud van de het procesdossier kan naar het oordeel van rechtbank worden vastgesteld dat de benadeelde partij aan verdachte een aanbetaling heeft gedaan ter hoogte van dit bedrag. Voor het overige zal de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu vast staat dat verdachte tot de hiervoor genoemde toe te wijzen bedragen aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank telkens de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
Kosten
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Ten aanzien van feit 3
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij Instituut Mijnbouwschade Groningen de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 3 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom volledig (betreffende € 17.298,06) worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 16 februari 2022.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 21 januari 2020 van de politierechter in de rechtbank Overijssel te Zwolle, is verdachte veroordeeld tot - onder meer - een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van drie jaren. De proeftijd is ingegaan op 4 februari 2020. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 17 maart 2022 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten 1, 2 primair, 3 en 4 subsidiair heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 60a, 63, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 68 en 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 4 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 primair, 3 en 4 subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

Met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen:

Ten aanzien van feit 1
[benadeelde partij 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 85.369,00(zegge:
vijfentachtigduizenddriehonderdnegenenzestig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 januari 2022.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 1] te betalen een bedrag van € 85.369,00 (zegge:
vijfentachtigduizenddriehonderdnegenenzestig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 januari 2022, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van 87 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
[benadeelde partij 2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij af. Bepaalt dat [benadeelde partij 2] haar eigen proceskosten draagt.
[benadeelde partij 3]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 13.011,20(zegge: dertienduizend en elf euro en twintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 januari 2022.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 3] te betalen een bedrag van € 13.011,20 (zegge: dertienduizend en elf euro en twintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 januari 2022, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van 24 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 3] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
[benadeelde partij 4]
Verklaart de vordering van niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. Bepaalt dat [benadeelde partij 4] haar eigen proceskosten draagt.
[benadeelde partij 6]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 9.219,00(zegge: negenduizend tweehonderdnegentien euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 januari 2022.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 6] te betalen een bedrag van € 9.219,00 (zegge: negenduizend tweehonderdnegentien euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 januari 2022, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van 19 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 6] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
[benadeelde partij 5]
Wijst de vordering van de benadeelde partijaf. Bepaalt dat [benadeelde partij 5] haar eigen proceskosten draagt.
[benadeelde partij 7]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 12.513,33(zegge: twaalfduizend vijfhonderddertien euro en drieëndertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 januari 2022.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 7] te betalen een bedrag van € 12.513,33 (zegge: twaalfduizend vijfhonderddertien euro en drieëndertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 januari 2022, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van 23 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 7] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
[benadeelde partij 8]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 7.792,00(zegge: zevenduizend zevenhonderdtweeënnegentig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 januari 2022.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 8] te betalen een bedrag van € 7.792,00 (zegge: zevenduizend zevenhonderdtweeënnegentig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 januari 2022, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van 17 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 8] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
[benadeelde partij 9]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 11.600,00(zegge: elfduizend zeshonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 september 2021.
Verklaart de vordering van [benadeelde partij 9] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 9] te betalen een bedrag van € 11.600,00 (zegge: elfduizend zeshonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 september 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 22 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 9] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
[benadeelde partij 10]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 10]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 23.369,15(zegge: drieëntwintigduizend driehonderdnegenenzestig euro en vijftien eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 september 2021.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 10] te betalen een bedrag van € 23.369,15 (zegge: drieëntwintigduizend driehonderdnegenenzestig euro en vijftien eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 september 2021, Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 36 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 10] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
[benadeelde partij 11]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 11]toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 11.737,00(zegge: elfduizend zevenhonderdzevenendertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 september 2021.
Verklaart de vordering van [benadeelde partij 11] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 11] te betalen een bedrag van € 11.737,00 (zegge: elfduizend zevenhonderdzevenendertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 september 2021, Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 22 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 11] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
[benadeelde partij 12]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 4.506,00(zegge: vierduizend vijfhonderdzes euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 september 2021.
Verklaart de vordering van [benadeelde partij 12] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 12] te betalen een bedrag van € 4.506,00 (zegge: vierduizend vijfhonderdzes euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 september 2021, Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 13 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 12] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
[benadeelde partij 13]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 46.155,93(zegge: zesenveertigduizend honderdvijfenvijftig euro en drieënnegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 september 2021.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 13] te betalen een bedrag van € 46.155,93 (zegge: zesenveertigduizend honderdvijfenvijftig euro en drieënnegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 september 2021, Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 63 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 13] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
[benadeelde partij 14]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 3.272,32(zegge:
drieduizend tweehonderdtweeënzeventig euro en tweeëndertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 september 2021.
Verklaart de vordering van [benadeelde partij 14] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 14] te betalen een bedrag van € 3.272,32 (zegge: drieduizend tweehonderdtweeënzeventig euro en tweeëndertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 september 2021, Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 10 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 14] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van feit 3
Instituut Mijnbouwschade Groningen
Wijst de vordering van de benadeelde partij
Instituut Mijnbouwschade Groningentoe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 17.298,06(zegge: zeventienduizend tweehonderdachtennegentig euro en zes eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 februari 2022.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer Instituut Mijnbouwschade Groningen te betalen een bedrag van € 17.298,06 (zegge: zeventienduizend tweehonderdachtennegentig euro en zes eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 februari 2022. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 29 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer Instituut Mijnbouwschade Groningen daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

8.243183-18:

Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Overijssel, locatie Zwolle van 21 januari 2020 te weten: een gevangenisstraf voor de duur van één maand.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schuth, voorzitter, mr. M.A.A. van Capelle en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. E.C. Kasper-Kerkdijk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 november 2022.
Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummer aangeduide processen-verbaal en andere stukken betreft dit op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van Politie Noord-Nederland, onderzoek met het kenmerk 2021336847, met als sluitingsdatum 24 maart 2022.
Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] d.d. 23 november 2021, p. 506 e.v.
Overschrijvingsbewijs [benadeelde partij 1] d.d. 21 juli 2021, p. 524.
Overschrijvingsbewijs [benadeelde partij 1] d.d. 23 september 2021, p. 525.
Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 1] , whatsappgesprekken tussen aangever en verdachte, d.d. 10 december 2021, p. 538 e.v.
Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 1] , whatsappgesprekken tussen aangever en verdachte, d.d. 10 december 2021, p. 538 e.v.
Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 3] d.d. 23 november 2021, p. 567 e.v.
Factuur [bedrijf 1] d.d. 7 mei 2021, p 575.
Brief Hypotrust hypotheken d.d. 1 december 2021, p 574.
Proces-verbaal van bevindingen verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] d.d. 29 januari 2022, p. 612.
Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 3] d.d. 23 november 2021, p. 568.
Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 4] d.d. 4 januari 2022, p. 618 e.v.
Overschrijvingsbewijs d.d. 5 mei 2021, p. 630.
Overschrijvingsbewijs d.d. 19 juli 2021, p. 631.
Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 4] met bijlagen d.d. 4 januari 2022, p. 622 e.v.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 15 januari 2022, p. 78 e.v.
Dagvaarding civiele procedure, d.d. 22 november 2021, p. 665 e.v.
Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 7] d.d. 1 november 2021, aanvullend proces-verbaal ‘aanvulling zaak 14’, p. 2.
Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 3] d.d. 4 april 2022, aanvullend procesverbaal ‘aanvulling zaak 14’, p. 1.
Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 7] d.d. 1 november 2021 aanvullend proces-verbaal ‘aanvulling zaak 14’, p. 2.
Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 5] namens [benadeelde partij 6] d.d. 6 januari 2022, p. 704 e.v.
Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 3] d.d. 23 februari 2022, p. 402 e.v.
Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 5] namens [benadeelde partij 6] , whatsappgesprekken tussen aangever en verdachte d.d. 6 januari 2022, p. 710.
Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 8] d.d. 25 januari 2022, p. 821 e.v.
Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 3] d.d. 23 februari 2022, p. 403.
Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 8] d.d. 25 januari 2022, p. 821 e.v.
Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 3] d.d. 23 februari 2022, p. 402 e.v.
Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 3] d.d. 17 februari 2022, p.328 e.v.
Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 3] d.d. 16 januari 2022, p. 250.
Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 3] d.d. 14 januari 2022, p. 236 e.v.
Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 9] d.d. 11 januari 2022, p. 726 e.v.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 15 januari 2022, p. 81 e.v.
Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 3] d.d. 11 januari 2022, p. 233.
Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 9] d.d. 11 januari 2022, p. 726 e.v.
Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 10] d.d. 4 april 2021, p.738 e.v.
Overschrijvingsbewijs [benadeelde partij 10] d.d. 25 augustus 2021, p.741.
Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 10] d.d. 4 april 2021, p.739 e.v.
Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 11] d.d. 12 januari 2022, p.755 e.v.
Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 3] d.d. 23 februari 2022, p. 402 e.v.
Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 3] d.d. 23 februari 2022, p. 402 e.v.
Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 11] d.d. 12 januari 2022, p.756.
Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 12] d.d. 12 januari 2022, p. 779 e.v.
Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 3] d.d. 11 januari 2022, p. 233.
Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 12] d.d. 12 januari 2022, p. 779 e.v.
Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 13] d.d. 27 oktober 2021, p. 789 e.v.
Overschrijvingsbewijs [benadeelde partij 13] d.d. 25 juni 2021, p.800.
Overschrijvingsbewijs [benadeelde partij 13] d.d. 24 juli 2021, p. 801.
Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 13] d.d. 27 oktober 2021, p. 790.
Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 14] d.d. 25 januari 2022, p. 838 e.v.
Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 3] d.d. 23 februari 2022, p. 402 e.v.
Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 14] d.d. 25 januari 2022, p. 839 e.v.
Rapport van onderzoek Instituut Mijnbouwschade Groningen en bijbehorende bijlagen d.d. 15 februari 2022, p. 864 e.v.
Proces-verbaal van aangifte [naam 4] namens Instituut Mijnbouwschade Groningen d.d. 16 februari 2022, p. 860 e.v.
Interviewrapportage Instituut Mijnbouwschade Groningen met [naam 5] d.d. 6 juli 2021, p. 932 e.v.
Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 3] d.d. 9 maart 2022, p. 412.