In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 18 november 2022 een verzoek van de vrouw en haar stiefvader afgewezen om gezamenlijk gezag te verkrijgen over de minderjarige. De vrouw, die sinds de geboorte van de minderjarige alleen met het gezag is belast, en de stiefvader, die een belangrijke rol speelt in de verzorging en opvoeding van het kind, hebben het verzoek ingediend met de wens om de juridische situatie in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie. De man, de biologische vader van de minderjarige, heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en heeft zijn verzoek om omgang met de minderjarige ingetrokken. De rechtbank heeft vastgesteld dat aan de wettelijke voorwaarden voor gezamenlijk gezag is voldaan, maar heeft ook overwogen dat het toewijzen van het verzoek de belangen van de man zou verwaarlozen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de man, hoewel hij op afstand is gezet, nog steeds een rol kan vervullen in het leven van de minderjarige. De wens van de vrouw en de stiefvader om gezamenlijk gezag uit te oefenen is begrijpelijk, maar de rechtbank oordeelt dat het gezag van de moeder noodzakelijk is om beslissingen in het belang van de minderjarige te waarborgen. De rechtbank heeft daarom het verzoek afgewezen, met de mogelijkheid voor de vrouw om testamentaire voogdij te regelen voor het geval haar iets overkomt.