In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 1 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Erfrechtplanning, een burgerlijke maatschap, en een gedaagde partij. De eisende partij, Erfrechtplanning, vorderde betaling van een bedrag van € 688,18, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, op basis van een opdrachtovereenkomst die zou zijn gesloten met de gedaagde. De gedaagde betwistte de handtekening op de overeenkomst en voerde aan dat deze vernietigbaar was vanwege een geestelijke stoornis op het moment van ondertekening.
De procedure begon met een dagvaarding en volgde via verschillende conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De feiten wezen uit dat de gedaagde op 5 oktober 2020 contact had gezocht met Erfrechtplanning en een adviesgesprek had gehad. Erfrechtplanning had een document gepresenteerd waarin de diensten en kosten waren vastgelegd, en de gedaagde had dit document ondertekend. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde niet voldoende had onderbouwd dat de handtekening niet van haar was en dat er geen geestelijke stoornis was die haar in staat had belet om haar wil te bepalen bij het ondertekenen van de overeenkomst.
De kantonrechter concludeerde dat de overeenkomst tot stand was gekomen en dat de gedaagde € 595,- verschuldigd was aan Erfrechtplanning voor de geleverde diensten. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.