ECLI:NL:RBNNE:2022:4310

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 november 2022
Publicatiedatum
20 november 2022
Zaaknummer
9664574 \ CV EXPL 22-453
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E.A.Th. van Wijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betwisting van de handtekening in opdrachtovereenkomst en beroep op vernietiging wegens geestelijke stoornis

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 1 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Erfrechtplanning, een burgerlijke maatschap, en een gedaagde partij. De eisende partij, Erfrechtplanning, vorderde betaling van een bedrag van € 688,18, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, op basis van een opdrachtovereenkomst die zou zijn gesloten met de gedaagde. De gedaagde betwistte de handtekening op de overeenkomst en voerde aan dat deze vernietigbaar was vanwege een geestelijke stoornis op het moment van ondertekening.

De procedure begon met een dagvaarding en volgde via verschillende conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De feiten wezen uit dat de gedaagde op 5 oktober 2020 contact had gezocht met Erfrechtplanning en een adviesgesprek had gehad. Erfrechtplanning had een document gepresenteerd waarin de diensten en kosten waren vastgelegd, en de gedaagde had dit document ondertekend. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde niet voldoende had onderbouwd dat de handtekening niet van haar was en dat er geen geestelijke stoornis was die haar in staat had belet om haar wil te bepalen bij het ondertekenen van de overeenkomst.

De kantonrechter concludeerde dat de overeenkomst tot stand was gekomen en dat de gedaagde € 595,- verschuldigd was aan Erfrechtplanning voor de geleverde diensten. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Groningen
Zaaknummer: 9664574 \ CV EXPL 22-453
Vonnis van 1 november 2022
in de zaak van
de burgerlijke maatschap
ERFRECHTPLANNING,
gevestigd te Koudekerk,
eisende partij,
hierna te noemen: Erfrechtplanning,
gemachtigde: mr. O.J. Boeder,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. J. Holmer.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Erfrechtplanning verleent diensten op het gebied van het erfrecht.
2.2.
Op 5 oktober 2020 heeft [gedaagde] telefonisch contact gezocht met Erfrechtplanning, waarna een afspraak is gemaakt voor een adviesgesprek bij [gedaagde] thuis op 23 oktober 2020. Bij dit gesprek was tevens de zoon van [gedaagde] aanwezig.
2.3.
Door Erfrechtplanning is een document in het geding gebracht, genaamd “Opdracht tot dienstverlening”. Op dit formulier is met pen een aantal diensten aangevinkt, waaronder ‘testament relatie’, ‘levenstestament relatie’ en ‘adviesrapport’. Met pen is ingevuld dat de afgesproken vergoeding voor dit traject € 1.500,- bedraagt. Op het formulier is tevens beschreven dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn, welke direct ter beschikking zijn gesteld. Onderaan het document is bij ‘datum’ 23 oktober 2020 geschreven. Bij ‘plaats’ is [woonplaats] geschreven. Onder ‘Opdrachtgever(s)’ is met pen ingevuld ‘ [gedaagde] ’ en is een handtekening geplaatst.
2.4.
Artikel 11 lid 4 van de algemene voorwaarden luidt:
“Indien de ontbinding aan de opdrachtgever toerekenbaar is, is de opdrachtnemer gerechtigd tot vergoeding van schade, daaronder begrepen de kosten, daardoor direct en indirect ontstaan. (…) Als er uitsluitend een Adviesrapport afgenomen wordt met betrekking tot meer dan 1 akte bedragen de kosten € 595,00 inclusief btw.”
2.5.
Op 31 oktober 2021 heeft Erfrechtplanning een adviesrapport aan [gedaagde] toegezonden.
2.6.
In februari 2021 heeft de gemachtigde van [gedaagde] aan Erfrechtplanning per e-mail vragen gesteld omtrent het adviesrapport, welke door Erfrechtplanning zijn beantwoord.
2.7.
Op 12 mei 2021 heeft Erfrechtplanning per e-mail aan de gemachtigde van [gedaagde] geschreven een aantal malen contact te hebben gezocht over de verdere afwikkeling van de opdracht.
2.8.
Bij e-mail van 4 juni 2021 heeft Erfrechtplanning aan [gedaagde] bericht:
“Op basis van de afspraken die we op 23-10-2020 gemaakt hebben en het adviesrapport van 31-10-2020, zou ik graag een vervolg willen geven aan de ingeslagen weg.
In de tussentijd is er vanuit uw kant een advocaat geweest die naar onze afspraken heeft gekeken. Diverse pogingen van mijn kant om hem te spreken over het vervolg, hebben niet tot contact geleid. Daarom neem ik rechtstreeks contact met u op.
Als het gaat om het vervolgen van de ingeslagen weg, zijn er twee routes mogelijk. U kiest ervoor om het afgesproken traject:
-
Niet af te ronden. U krijgt dan geen testament en geen levenstestament. De kosten zijn dan € 595.
-
Wel af te ronden. U krijgt dan beide testamenten en mijn begeleiding tot het tekenen. De kosten zijn dan € 1.500.
Waar kiest u voor?
Graag bespreek ik het bovenstaande telefonisch met u. Helaas kan ik u niet bereiken op het aan ons doorgegeven telefoonnummer (…).
Indien ik geen reactie van u heb ontvangen voor 21 juni, dan zal ik u het adviesrapport in rekening brengen. Persoonlijk rond ik het liefst de gemaakte afspraken af voor u. (…)”.
2.9.
Op 12 juli 2021 heeft Erfrechtplanning een factuur voor € 595,- gestuurd naar [gedaagde] .
2.10.
Bij brief van 11 oktober 2021 heeft Erfrechtplanning [gedaagde] in gebreke gesteld. De vordering is onbetaald gebleven.

3.Het geschil

3.1.
Erfrechtplanning vordert - samengevat - [gedaagde] te veroordelen, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, om aan haar te betalen een bedrag van € 688,18, vermeerderd met de wettelijke rente en haar te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Erfrechtplanning stelt daartoe dat sprake is van een overeenkomst van opdracht met [gedaagde] , op grond waarvan het adviesrapport is uitgebracht. Omdat zij van de zijde van [gedaagde] en haar advocaat lange tijd geen reactie ontving, heeft zij de opdrachtovereenkomst ontbonden. Op grond van de algemene voorwaarden, die van toepassing zijn op de overeenkomst, is het gevorderde bedrag verschuldigd.
3.3.
[gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vordering omdat er geen overeenkomst is, de grondslag niet is geduid en omdat de algemene voorwaarden niet van toepassing zijn.
Zij voert daarnaast het verweer dat de overeenkomst vernietigbaar is omdat deze is gesloten onder invloed van een geestelijke stoornis. [gedaagde] was ten tijde van het tekenen van de overeenkomst van opdracht psychisch instabiel en niet in staat haar wil te bepalen. De rechtshandeling was bovendien nadelig voor haar, zodat deze wordt geacht onder invloed van een geestelijke stoornis te zijn gedaan.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Totstandkoming van de overeenkomst
4.1.
Ten eerste is aan de orde of tussen partijen een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen.
4.2.
Een overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding. Erfrechtplanning beroept zich op een ingevulde en door [gedaagde] ondertekende overeenkomst. [gedaagde] heeft niet betwist dat de handtekening op het document van haar afkomstig is, al kan zij zich niet herinneren deze te hebben gezet. De kantonrechter gaat er dan ook van uit dat de handtekening die erop is geplaatst, van haar is.
4.3.
Bij een onderhandse akte die door beide partijen is ondertekend, hebben de afspraken die daarin zijn opgenomen, dwingende bewijskracht (artikel 157 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Het staat [gedaagde] vrij hiertegen tegenbewijs te leveren.
4.4.
[gedaagde] heeft weliswaar betoogd dat het ondertekende document later door Erfrechtplanning met pen kan zijn ingevuld, maar dit heeft zij verder niet onderbouwd. Zo heeft zij niet verklaard dat en waarom zij -in het bijzijn van haar zoon- een verder leeg document zou hebben ondertekend. Nu ook niet is gesteld wat [gedaagde] dan wel met de ondertekening zou hebben bedoeld te verklaren, is er onvoldoende gesteld om haar tot tegenbewijs toe te laten.
Geestelijke stoornis
4.5.
[gedaagde] heeft een beroep gedaan op de vernietiging van de overeenkomst, omdat [gedaagde] zou hebben gehandeld onder invloed van een geestelijke stoornis en deze stoornis een redelijke waardering van haar belangen heeft belet. Erfrechtplanning heeft daar tegen in gebracht dat zij geen reden had om aan de wilsbekwaamheid van [gedaagde] te twijfelen. De kantonrechter oordeelt als volgt.
4.6.
Artikel 3:33 BW vereist een op rechtsgevolg gerichte wil, die zich door een verklaring heeft geopenbaard, wil er sprake zijn van een rechtshandeling. Met het ondertekenen van de overeenkomst heeft [gedaagde] verklaard akkoord te gaan met de inhoud daarvan. Zij beroept zich nu op het ontbreken van een met de verklaring overeenstemmende wil op het moment van de overeenkomst, zoals bedoeld in artikel 3:34 BW. Het is aan [gedaagde] om dit voldoende onderbouwd te stellen. [gedaagde] heeft het standpunt omtrent de geestelijke stoornis voor het eerst in haar conclusie van antwoord naar voren gebracht, terwijl Erfrechtplanning hier begin 2022 in haar mail aan de advocaat van [gedaagde] expliciet naar heeft gevraagd. [gedaagde] heeft zich (slechts) beroepen op een verklaring van haar arts, gedateerd op 20 juli 2021, met de strekking dat zij ten gevolge van lichamelijke ziekten psychisch instabiel is en besluiten niet goed kan overzien. Uit deze verklaring kan naar het oordeel van de kantonrechter niet worden afgeleid dat op 23 oktober 2020 sprake was van een geestelijke stoornis waardoor [gedaagde] onvoldoende in staat was haar wil te bepalen. Daarvoor is die verklaring te summier. [gedaagde] heeft verder nagelaten te stellen wat er precies met haar aan de hand was en hoe in verband met die stoornis haar wil tot het verrichten van de rechtshandeling heeft ontbroken.
4.7.
De kantonrechter is dan ook van oordeel dat er onvoldoende is gesteld om een geestelijke stoornis op het moment van het tot stand komen van de overeenkomst, in verband waarmee de wil van [gedaagde] tot het verrichten van de rechtshandeling heeft ontbroken, te kunnen vaststellen. Dit betekent dat de overeenkomst tussen partijen op grond van het gestelde niet kan worden vernietigd.
Inhoud van de overeenkomst
4.8.
Erfrechtplanning heeft zich beroepen op haar algemene voorwaarden. [gedaagde] heeft ontkend dat deze algemene voorwaarden ter hand zijn gesteld, waarmee zij kennelijk bedoelt dat deze zouden moeten worden vernietigd en Erfrechtplanning hier geen beroep op kan doen. Ook betwist [gedaagde] dat de op dat moment toepasselijke voorwaarden de overgelegde versie van de algemene voorwaarden zou hebben betroffen, nu deze omstreeks deze periode ook gewijzigd zijn door Erfrechtplanning.
4.9.
Aangezien in de tekst van de overeenkomst op heldere wijze is verwezen naar voorwaarden en daarbij ook is opgenomen dat die voorwaarden ter plekke overhandigd zijn en bij de overeenkomst zijn gevoegd, moet ervan worden uitgegaan dat de voorwaarden ter hand zijn gesteld. Als dit niet het geval zou zijn geweest, had het op de weg van [gedaagde] of haar zoon, die bij het gesprek aanwezig was, gelegen om hierop te wijzen. Reden om (één van) de algemene voorwaarden te vernietigen -nog los van het feit dat hier geen beroep op is gedaan- is er dus niet. Nu niet is aangevoerd welke oudere versie eventueel van toepassing zou zijn en op welke punten deze versie afwijkt, gaat de kantonrechter uit van de voorwaarden zoals die bij de dagvaarding zijn overgelegd.
4.10.
De overeenkomst van opdracht houdt in dat Erfrechtplanning onder meer een adviesrapport zou opstellen. Op 31 oktober 2020 heeft Erfrechtplanning aan [gedaagde] een adviesrapport toegezonden.
4.11.
De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] niet meer heeft gereageerd op verzoeken van Erfrechtplanning aan te geven op welke wijze zij de opdracht wenst te vervolgen. Erfrechtplanning heeft - mede gelet op haar e-mail van 4 juni 2021, waarin zij [gedaagde] de keuze geeft de opdracht niet af te ronden - uit het uitblijven van een reactie naar het oordeel van de kantonrechter mogen concluderen dat [gedaagde] niet wilde dat de opdracht werd afgerond en dus de overeenkomst van opdracht heeft opgezegd.
4.12.
In de opdrachtovereenkomst is alleen loon voor de gehele opdracht overeengekomen, namelijk € 1.500,- inclusief btw. Uit artikel 7:411 BW volgt dat indien de opdracht is geëindigd voordat deze is volbracht, de opdrachtnemer recht heeft op een naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon.
4.13.
Erfrechtplanning heeft alleen een adviesrapport uitgebracht. Het door Erfrechtplanning gevorderde bedrag van € 595,-, dat in artikel 11 van de algemene voorwaarden - weliswaar voor het geval de overeenkomst wordt ontbonden - is genoemd als verschuldigd bedrag indien alleen een adviesrapport is uitgebracht, komt de kantonrechter als redelijk voor. De kantonrechter oordeelt dan ook dat [gedaagde] € 595,- verschuldigd is aan Erfrechtplanning.
Conclusie
4.14.
De vordering van Erfrechtplanning zal worden toegewezen.
Rente
4.15.
[gedaagde] is tevens wettelijke rente verschuldigd over de hoofdsom met ingang van 26 oktober 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.16.
Erfrechtplanning vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Erfrechtplanning heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt € 89,25 toegewezen. Dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 26 oktober 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Proceskosten
4.17.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Erfrechtplanning als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
107,22
- griffierecht
322,00
- salaris gemachtigde
248,00
(2,00 punten × € 124,00)
Totaal
677,22
4.18.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Erfrechtplanning te betalen een bedrag van € 595,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 26 oktober 2021 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de buitengerechtelijke incassokosten van € 89,25, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 26 oktober 2021 tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Erfrechtplanning tot dit vonnis vastgesteld op € 677,22;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 62,00 aan salaris gemachtigde;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A.Th. van Wijk en in het openbaar uitgesproken op 1 november 2022.