ECLI:NL:RBNNE:2022:4444

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 november 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
18-730004-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de tenlastelegging en bewijs in een strafzaak met betrekking tot hennepolie en vuurwerkbezit

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland, is de verdachte beschuldigd van het opzettelijk produceren, verstrekken en aanwezig hebben van hennepolie, alsook van het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk. De zaak is gestart met een onderzoek op 20 november 2018, waarbij de verdachte werd aangetroffen met 166 flesjes hennepolie en 13 spuiten met hennepolie, waarvan het THC-gehalte varieerde. De verdediging betoogde dat de dagvaarding onduidelijk was en dat de tenlastelegging niet voldoende onderscheid maakte tussen verschillende soorten hennepolie, zoals CBD-olie en THC-olie. De officieren van justitie stelden dat de tenlastelegging helder was en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de productie en het verstrekken van hennepolie, zoals gedefinieerd in de Opiumwet. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging voldoende duidelijk was en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de feiten zoals ten laste gelegd. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een taakstraf van 180 uren, met verbeurdverklaring van de in beslag genomen goederen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730004-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 10 november 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 oktober 2022. De strafzaak tegen de verdachte is eerder aangevangen op de zitting van 8 december 2020. Het onderzoek is gesloten ter terechtzitting van 27 oktober 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.T.E. Vis, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Houwink en mr. S.M. von Bartheld.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Zaaksdossier 5 hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 november 2016 tot en met 20 november 2018 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk, buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht een of meer flesjes hennep/wietolie, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende wietolie/hennepolie, zijnde een concentraat van planten van het geslacht Cannabis (hennep) verkregen door extractie van hennep of hasjiesj, al dan niet vermengd met olie, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
door eenmaal, althans meermalen hennepolie/wietolie naar Noorwegen en/of Duitsland te verzenden/sturen;
en/of
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 november 2016 tot en met 20 november 2018 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk, heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende wietolie/hennepolie, zijnde een concentraat van planten van het geslacht Cannabis (hennep) verkregen door extractie van hennep of hasjiesj, al dan niet vermengd met olie, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
en/of
hij op of omstreeks de periode van 20 november 2018 te [plaats] , althans in Nederland, opzettelijk, aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van (in totaal) (ongeveer)
  • 166 flesjes hennepolie/wietolie, althans een grote hoeveelheid, althans een of meerdere flesjeshennepolie/wietolie, en/of
  • 13 spuiten, althans een of meerdere spuiten, met (netto) 139,44 gram hennepolie/wietolie, in elkgeval een hoeveelheid van een materiaal bevattende wietolie/hennepolie, zijnde een concentraat van planten van het geslacht Cannabis (hennep)
verkregen door extractie van hennep of hasjiesj, al dan niet vermengd met olie, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
Zaaksdossier 6 hij op of omstreeks 20 november 2018, te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik voorhanden heeft gehad, immers heeft hij,
18, althans aan aantal, stuks knalvuurwerk (artikel Super Cobra 6, categorie F4) (zie volgnummer 01 van het Verkort proces-verbaal onderzoek vuurwerk Centraal Onderzoeksteam Vuurwerk), voorhanden gehad; art 1.2.2 lid 1 Vuurwerkbesluit art 9.2.2.1 Wet milieubeheer art 1a onder 1 Wet op de economische delicten.

Geldigheid van de dagvaarding

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de dagvaarding ten aanzien van feit 1 onbegrijpelijk en daarom nietig is. Het is voor de verdediging onduidelijk waarvan verdachte exact beschuldigd wordt. De officieren van justitie hebben ter zitting onderscheid gemaakt tussen de productie van henneppasta geproduceerd uit poeder/pellets voor de stichting [naam stichting] en de productie van hennepolie, geproduceerd uit delen van hennepplanten. Alleen dat laatste zou verdachte worden verweten, omdat pasta, aldus de officieren van justitie, geen olie bevat en daarom niet onder de definitie van hennepolie valt. De wet maakt dat onderscheid niet; immers hennepolie staat omschreven op de bij de Opiumwet behorende lijst I en daaronder vallen beide producten. In de tenlastelegging wordt verdachte het aanwezig hebben van 166 flesjes hennepolie verweten. Daaronder bevinden zich ook flesjes CBD-olie, maar kennelijk – zo begrijpt de raadsman de officieren van justitie nu – wordt het bezit daarvan verdachte niet verweten.
Ook om andere redenen is het nu gemaakte onderscheid van belang. CBD-olie is vrij verkrijgbaar en het openbaar ministerie committeert zich in de praktijk aan het niet ingrijpen door de inspectie wanneer het THC-gehalte in die olie lager is dan 0,05%. Bovendien is door het Hof van Justitie van de Europese Unie uitgemaakt dat CBD-olie niet valt onder lijst I van het enkelvoudig verdrag. De raadsman verwijst naar ECLI:EU:C:202:938. De onduidelijkheid van de tenlastelegging wordt niet gesauveerd door deze te beschouwen in samenhang met het dossier en het requisitoir. Integendeel, daardoor neemt de vaagheid alleen maar toe. Het is de verdediging onduidelijk waartegen zich te verweren, aldus de raadsman.
Standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat de tenlastelegging van feit 1 voldoende helder en duidelijk is. Tenlastegelegd is de productie en het verstrekken van hennepolie, opgenomen op Lijst I bij de Opiumwet. Volgens de definitie van de Opiumwet moet hennepolie altijd olie bevatten, zodat het hier alleen gaat om de flesjes hennepolie. Ook de door verdachte geproduceerde CBD-olie valt hieronder omdat de wetgever geen ondergrens heeft gesteld aan het THC-gehalte in hennepolie. Ongeacht het gehalte THC in de olie, is het bezit daarvan strafbaar. Overigens heeft het NFI vastgesteld dat de hennepolie van verdachte een THC-gehalte had dat hoger is dan 0,05%. Eventuele henneppasta kan buiten beschouwing blijven, nu deze niet is getest en zodoende niet is vastgesteld of deze olie bevat.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is de tenlastelegging, gelezen tegen de achtergrond van het dossier en de daarin opgenomen verklaringen van de verdachte, volstrekt helder. De tenlastelegging ziet op hetgeen bij verdachte is aangetroffen, te weten flesjes en spuiten gevuld met hennepolie, waarvan verdachte heeft verklaard dat het is gemaakt van hennepplanten. Ter terechtzitting heeft verdachte voor het eerst verklaard dat hij ook CBD-olie en -pasta maakte uit poeder/pellets, onder meer ten behoeve van de stichting [naam stichting] . Voor zover het pasta betreft, zou dat volgens de officieren van justitie buiten beschouwing moeten worden gelaten, nu dat volgens hen niet valt onder de definitie van ‘hennepolie’ als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I. Hoewel de beperkte opvatting van het begrip ‘hennepolie’ die de officieren van justitie hanteren naar het oordeel van de rechtbank niet juist is (‘hennepolie’ is immers in de Opiumwet gedefinieerd als ‘een concentraat van planten van het geslacht Cannabis (hennep), verkregen door extractie van hennep en hasjiesj,
al dan nietvermengd met olie’,
cursivering door de rechtbank), hebben de officieren van justitie kennelijk beoogd de tenlastelegging te beperken tot hennepolie in de vorm van olie en niet daaronder te begrijpen hennepolie in de vorm van een pasta, onder meer gemaakt op basis van poeder dan wel pellets. Dat maakt echter niet dat de tenlastelegging onduidelijk is geworden. Dat het ook voor de verdediging voldoende duidelijk is waartegen zij zich heeft te verweren, leidt de rechtbank af uit de wijze waarop verweer is gevoerd tegen de tenlastegelegde feiten. De raadsman heeft zijn pleitnotities digitaal verstrekt en overeenkomstig die pleitnotities gepleit. Dat de officieren van justitie ter zitting kennelijk hebben beoogd de tenlastelegging (de rechtbank begrijpt onder feit 1 tweede cumulatief tenlastegelegde gedraging) te beperken, in die zin dat daarin niet aan verdachte wordt verweten dat hij henneppasta maakte uit poeder/pellets, maakt dat de rechtbank de tenlastelegging dan ook zo uitlegt dat deze alleen ziet op door verdachte geproduceerde hennepolie (zowel CBD als THC-olie). Dat is in het voordeel van verdachte, aangezien een deel van door verdachte geproduceerde hennepolie (in de vorm van pasta) buiten beschouwing wordt gelaten.
De stelling dat de dagvaarding nietig is omdat de tenlastelegging niet differentieert tussen CBD en THC-olie volgt de rechtbank niet. Het gaat erom of het voldoende duidelijk is waarvoor verdachte wordt vervolgd, en waar de tenlastelegging op ziet. De Opiumwet (lijst I; hennepolie) maakt geen onderscheid tussen CBD en THC-olie. Ook de officieren van justitie hebben dat onderscheid niet gemaakt in de tenlastelegging, het requisitoir, noch op enig ander moment tijdens de behandeling ter terechtzitting. De rechtbank is van oordeel dat feit 1 van de tenlastelegging aan de vereisten van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering voldoet en verwerpt daarom het verweer van de verdediging strekkende tot nietigheid van de dagvaarding.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben veroordeling gevorderd voor de feiten 1 en 2 op grond van hetgeen bij verdachte thuis is aangetroffen, zijn bekennende verklaringen en de verklaring van medeverdachte [getuige] . Voor het tenlastegelegde medeplegen is onvoldoende bewijs voorhanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot het vervaardigen en verstrekken van hennepolie (feit 1) gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het exporteren van hennepolie naar Noorwegen heeft de raadsman aangevoerd dat dit enkel gebaseerd is op de verklaring van verdachte. Daarnaast blijkt nergens uit dat het flesje daadwerkelijk is aangekomen in Noorwegen en daarmee buiten de landsgrenzen is gebracht. Ook het exporteren van flesjes hennepolie naar Duitsland is enkel gebaseerd op de verklaring van verdachte.
Daarnaast blijkt niet uit de bewijsmiddelen dat de inhoud van de door verdachte verzonden flesjes een ontoelaatbaar percentage THC bevatte. De export van CBD-olie, geproduceerd van hennepvezel, is wel toegestaan. Verdachte dient van het exporten van hennepolie te worden vrijgesproken.
De raadsman heeft zich voor wat betreft feit 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met uitzondering van het medeplegen waarvoor geen bewijs is.
Oordeel van de rechtbank
Feit 2.
De rechtbank acht feit 2 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 13 oktober 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d.21 november 2018, opgenomen op pagina 2903 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018041952 d.d. 27 december 2019, inhoudend het relaas van verbalisant;
een schriftelijk bescheid, opgenomen op pagina 2905 van voornoemd dossier, inhoudend een lijstvan inbeslaggenomen goederen;
en naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk,opgenomen op pagina 2913 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant.
Feit 1.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van feit 1 redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 13 oktober 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb mensen voorzien van wietolie. Ik maakte voor mezelf THC-olie. Deze olie deed ik in flesjes. Als ik een klant kreeg maakte ik wat flesjes en dat gaf ik weg. Ik maakte THC-olie van hennepplanten. Op 20 november 2018 hingen op zolder 62 takken hennep.
Het merendeel van de 166 flesjes die bij mij zijn aangetroffen betrof CBD-olie.
Er lagen op 20 november 2018 13 spuiten op de opvangbak van de grasmaaier. De inhoud hiervan betrof pure THC.
Wat ik voor mezelf produceerde deed ik in flesjes. Ik gaf het in flesjes aan mensen.
Het grootste deel betrof CBD-olie. CBD-olie heeft een lage THC-gehalte. Voor CBD-olie gebruikte ik een andere grondstof dan gedroogde hennepplanten.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 4 december2018, opgenomen op pagina 2834 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verdachte, onder meer:
V: Hou jij je bezig met de productie van hennepolie?
A:Ja
V: Hoeveel THC zit erin?
A: rond de 21%, de pure zit rond de 70 a 80% THC in.
V: Verkoop jij de hennepolie?
A: Nee. Soms CBD olie. Maar dit is niet de insteek. Ik vraag dan 35 euro per flesje.
V: Minke verklaart dat je sowieso al twee jaar hennepolie produceert.
A: Ja, dit kan kloppen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d.21 november 2018, opgenomen op pagina 2703 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant, onder meer:
Op dinsdag, 20 november 2018, omstreeks 06:30 uur, werd door mij, verbalisant, voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in de woning, [adres]
. In de woning/schuur werd in beslag genomen: 2, telefoons, 2 harde schijven, tablet, flesjes met hennepolie, 62 gedroogde hennepplanten, zwarte ton met hennepgruis, pers, vuurwerk en verder goederen welke gebruikt kunnen worden voor de productie van hennepolie (zoals potten, pannen, zeven, kookplaat, 2 jerrycans met vloeistof, olijfolie, spuiten met vermoedelijk hennepolie).
4. Een schriftelijk bescheid, te weten lijst van inbeslaggenomen goederen behoren bij object [adres] ,opgenomen op pagina 2705 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
IBN Code omschrijving goederen
  • PAND E.01.02.001 Flesje met hennepolie
  • PAND E.01.04.001 Flesje met hennepolie
  • PAND E.02.01.001 Flesje met hennepolie
  • PAND E.03.01.001 Flesje met hennepolie
  • PAND E.06.01.001 8 Flesjes met opschrift 10% CBD olie -100% biologisch - PAND E.07.01.001 Plastic box met 64 flesjes met opschrift 10% CBD olie -100% biologisch
  • PAND E.08.03.002 62 gedroogde hennepplanten, hingen op zolder te drogen
  • PANDE.08.04.014 Plastic zak met injectiespuiten met vloeistof aangetroffen in opvangbak grasmaaier
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 november2018, opgenomen op pagina 2763 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] , onder meer:
[verdachte] maakt olie. Hij maakt wietolie. Ik heb toen voor mijn nicht ook olie geregeld via [verdachte] .
Ik heb hem toen ook wel horen zeggen dat hij het ook weg weggeeft aan mensen met bijvoorbeeld kanker.
V: Hoe lang maakt [verdachte] al hennepolie?
A: Sowieso twee jaar al.
Ik bedenk mijzelf nu wel toen ik die flesjes voor mijn nicht haalde bij [verdachte] dat ik daar toen wel wat voor betaald heb. Haar zoon heeft dat toen betaald en ik geloof dat er toen 60 euro voor 2 flesjes is betaald.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van relaas van onderzoek d.d. 7 augustus2019, opgenomen op pagina 1065 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant, onder meer:
Op 20 november 2018 werden doorzoekingen verricht, onder meer op de locatie [adres] .
Er werden verschillende op drugs gelijkende substanties aangetroffen en veiliggesteld, waarbij monsters werden genomen van de verschillende stoffen. Deze werden getest.
[adres]
- Monsters AAL00301NL uit plastic spuiten (AALX1004NL): Hennepolie
Monsters hennepolie: THC gehaltebepaling: nog geen uitslag bekend.
Onderzoeken aan hennepolie:
Monsters hennepolie:
  • THC gehaltebepaling monster AALX1011NL, zoeking [plaats] : nog geen uitslag ontvangen.
  • THC gehaltebepaling monster AALX1014NL, zoeking [plaats] : nog geen uitslag ontvangen.
  • THC gehaltebepaling monster AALX1016NL, zoeking [plaats] : Nog geen uitslag ontvangen.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 11 december 2018,
p. 1068 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant, onder meer:
De volgende sporen/stukken van overtuiging werden in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld:
Monster sporen
Spoornummer : PL0100-2018041952-48013
SIN : AALX1011NL
Referentie : AALX1011NL
Spooromschrijving : Vloeistof, hennepolie
Bijzonderheden : Zoeking [plaats]
Spoornummer : PL0100-2018041952-48015
SIN : AALX1014NL
Referentie : AALX1014NL
Spooromschrijving : Vloeistof, hennepolie
Bijzonderheden : Zoeking [plaats]
Spoornummer : PL0100-2018041952-48016
SIN : AALX1016NL
Referentie : AALX1016NL
Spooromschrijving : Vloeistof, hennepolie
Bijzonderheden : Zoeking [plaats]
8. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2018.12.14.100, van 10 januari 2020 opgemaakt door ing. P.H.
Walinga, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:
Tabel 1 Overzicht te onderzoeken materiaal
Kenmerk Omschrijving FO
AALX1011NL Vloeistof, hennepolie
AALX1014NL Vloeistof, hennepolie
AALX1016NL Vloeistof, hennepolie
Tabel 2 onderzoeksmateriaal, resultaat identificatieonderzoek en gehalte THC
kenmerk
omschrijving NFI
resultaat
gehalte totaal
THC
AALX1011NL
monster donkerbruine olieachtige vloeistof in een bruin, glazen pipetflesje met handgeschreven etiket 10% CBD olie 100% biologisch
zie conclusie
circa
0,06%
AALX1014NL
monster donkerbruine dikke, olie achtige vloeistof in een bruin, glazen pipetflesje met handgeschreven etiket 10% CBD olie, 100% biologisch
zie conclusie
circa
0,06 %
AALX1016NL
monster donkerbruine, olie achtige vloeistof in een bruin, glazen pipetflesje
hennepolie
circa
8%
Conclusie
Het onderzoeksmateriaal AALX1016NL is hennepolie.
De onderzoeksmaterialen AALX1011NL en AALX1014NL zouden formeel juridisch als hennepolie beschouwd kunnen worden. Ze hebben echter een laag THC-gehalte. Tevens is het gehalte CBD in deze onderzoeksmaterialen ongeveer 14 keer hoger dan het gehalte THC.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal biologisch vooronderzoek d.d. 22 november 2018, opgenomen op pagina 1094 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant, onder meer:
Sporendragers
Goednummer : PL0100-2018041952-1075696
SIN : AALX1004NL
Relatie met SIN : AAME0048NL
Object : Verdovende mid (Hennep)
Aantal/eenheid : 1 stuks
Verpakking : koker
Bijzonderheden : plastic zak met injectiespuiten gevuld met hennepolie
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen d.d. 4 december2018, opgenomen op pagina 1100 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten, onder meer:
Op 27 november 2018 werden door mij, verbalisant [verbalisant] de vermoedelijk verdovende middelen getest.
Goednummer : PL0100-2018041952-1075696
SIN : AALX1004NL
Omschrijving : een "zipp zak" met een blauwe rand met daarin 13 kleurloze, plastic spuiten (10 mi) met een groene, rubber "duwdeel" en afgesloten met een oranje dop; alle spuiten waren tot
ongeveer de 10 mi markering gevuld met een zwarte, taaie pasta Bruto gewicht : 229,25 gram
Netto gewicht : 139.44 gram
Monster : SINAALO0301NL
Het bovenstaande monster testte positief op de Duquenois test. Tevens herkende ik, verbalisant [verbalisant] , de substantie aan zijn kleur, geur en uiterlijk als zijnde een hennepproduct.
11. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2018.12.14.100, van 18 februari 2019 opgemaakt door ing. P.H. Walinga, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:
Tabel 1 Overzicht te onderzoeken materiaal
Kenmerk Omschrijving aanvrager
AALO0301NL Overige, spuiten/pasta
Tabel 2 Onderzoeksmateriaal en resultaat
Kenmerk Omschrijving Resultaat Gehalte THC (%) AALO0301NL monster, bruine is hennepolie 57 ± 5¹ substantie in een plastic spuit
Overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vrijspraak export Noorwegen en Duitsland
De rechtbank overweegt met betrekking tot het verzenden van hennepolie naar Duitsland en Noorwegen het volgende. Verdachte heeft tijdens zijn verhoren bij de politie verklaard wel eens hennepolie naar
brothersin Noorwegen en Duitsland te hebben verstuurd omdat zij gezondheidsproblemen hadden en de hennepolie hun klachten zou kunnen verzachten. De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte hiervoor niet kan worden veroordeeld op basis van alleen zijn eigen verklaring, nu steunbewijs ontbreekt. De rechtbank constateert dat getuige [getuige] weliswaar heeft verklaard dat verdachte hennepolie verstrekte aan mensen met gezondheidsklachten, welke verklaring enige steun geeft aan de verklaring van verdachte, maar deze verklaring geeft naar het oordeel van de rechtbank niet zodanig veel steun aan de verklaring van verdachte, dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte hennepolie buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht. Van dat onderdeel van de tenlastelegging wordt verdachte dan ook vrijgesproken,
Verkoop hennepolie
Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend zijn zelf geproduceerde hennepolie te hebben verkocht. Hij produceerde de hennepolie enkel uit naastenliefde en gaf deze weg. De rechtbank volgt verdachte niet in deze verklaring en overweegt hiertoe dat verdachte zelf bij de politie heeft verklaard wel sporadisch hennepolie (in de vorm van CBD-olie) te verkopen. Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige] , die inhoudt dat verdachte hennepolie heeft verkocht aan haar nicht, te weten twee flesjes voor € 60,-. Hiermee acht de rechtbank ook het verkopen – naast het verstrekken wat verdachte wel heeft erkend – van hennepolie wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht het tweede en derde onderdeel van het onder feit 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 20 november 2016 tot en met 20 november 2018 te [plaats] , opzettelijk, heeft bereid en bewerkt en verwerkt en verkocht en afgeleverd en verstrekt, telkens een hoeveelheid van een materiaal bevattende hennepolie, zijnde een concentraat van planten van het geslacht Cannabis (hennep) verkregen door extractie van hennep of hasjiesj, al dan niet vermengd met olie, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
en
hij op 20 november 2018 te [plaats] , opzettelijk, aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van
  • 166 flesjes hennepolie, en
  • 13 spuiten, met netto 139,44 gram hennepolie, zijnde een concentraat van planten van het geslachtCannabis (hennep) verkregen door extractie van hennep of hasjiesj, al dan niet vermengd met olie, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 20 november 2018, te [plaats] , opzettelijk, professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik voorhanden heeft gehad, immers heeft hij,
18 stuks knalvuurwerk (artikel Super Cobra 6, categorie F4), voorhanden gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

1. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod,meermalen gepleegd,
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
2. overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer,opzettelijk begaan.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officieren van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 en 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden. De officieren van justitie hebben in hun eis rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat toepassing van artikel 9a Sr., schuldigverklaring zonder oplegging van straf, opportuun is gelet op de aard van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en het tijdsverloop.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport van 20 mei 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 september 2022, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk voorhanden hebben van 18 Super Cobra’s. Het ongecontroleerd bezit van dergelijk zwaar vuurwerk vormt een gevaar voor zowel goederen als personen en het is gevaarlijk om dit vuurwerk in een woonwijk te bewaren. De gevolgen van een ontploffing kunnen groot zijn.
Verdachte heeft daarnaast gedurende een periode van twee jaren hennepolie geproduceerd, en dat vervolgens verstrekt en deels ook verkocht. De rechtbank houdt ten voordele van verdachte rekening met de ideële motieven van verdachte waarmee hij naar zijn zeggen de hennepolie produceerde en aan anderen deed toekomen. Ook houdt de rechtbank rekening met het verschil in de soorten olie die verdachte produceerde en verstrekte dan wel verkocht. Daarbij hecht de rechtbank als het gaat om de strafwaardigheid van het handelen van verdachte meer waarde aan de hennepolie met een hoog THC-gehalte, dan aan de olie die een relatief kleine hoeveelheid THC en een relatief grote hoeveelheid CBD (de zogenaamde CBD-olie). De rechtbank verwijst hierbij naar de opmerking in het rapport van het NFI van 10 januari 2020 over het onderzoek naar de flesjes hennepolie, waarbij over twee van de drie onder verdachte inbeslaggenomen flesjes die zijn onderzocht wordt opgemerkt dat de inhoud van de flesjes formeel juridisch als hennepolie beschouwd kan worden, maar dat dit een laag THC-gehalte heeft en het gehalte CBD ongeveer 14 keer hoger ligt dan het gehalte THC. Ook is van belang te constateren wat de reden is geweest dat hennepolie op lijst I bij de Opiumwet is geplaatst en als harddrug is aangemerkt. In de MvT bij de wijziging van de Opiumwet van 1976 merkt de minister het volgende op:
“In het wetsontwerp wordt een onderscheid gemaakt tussen hennep en hennepprodukten, vermeld op lijst II behorende bij de wet enerzijds, en de middelen, vermeld op lijst I behorende bij de wet of aangewezen bij of krachtens artikel 2 van de wet anderzijds. De handel in, het aanwezig hebben en de fabricage van beide categorieën van middelen blijft verboden. Voorgesteld wordt echter een differentiatie aan te brengen in de strafbaarstellingen, die verband houdt met het verschil in risico dat het gebruik van middelen uit deze beide categorieën oplevert. De middelen vermeld op lijst I worden door de ondergetekenden in navolging van het rapport van de Werkgroep verdovende middelen beschouwd als drugs waarvan het gebruik een onaanvaardbaar risico oplevert.
(…)
De op lijst II geplaatste produkten van hennep zijn zodanig omschreven dat zij beperkt worden tot die hennepprodukten welke, zolang hier te lande een opiumwetgeving heeft gegolden, als zodanig bekend zijn. (…) De nog slechts sinds enkele jaren voorkomende 'hash-olie' (liquid hashish en liquid cannabis) wordt niet onder het regime van de overige hennepprodukten gebracht, omdat dit produkt zeer hoge concentraties van werkzame bestanddelen, waaronder tetrahydrocannabinol, kan bevatten. De daardoor aan het gebruik klevende risico's moeten als onaanvaardbaar worden beoordeeld.”
1
In de jaren na 1976 is het THC-gehalte in traditionele hennepproducten (geplaatst op lijst II bij de Opiumwet) toegenomen. Uit algemeen toegankelijke bronnen blijkt dat de meeste wiet die tegenwoordig wordt verkocht in Nederlandse coffeeshops tussen de 15 en 20% THC bevat.
2Het hoogst gemeten THC-gehalte in de bij verdachte inbeslaggenomen hennepolie bedraagt evenwel circa
8%. Volgens zijn eigen verklaring produceerde verdachte ook hennepolie met een THC-gehalte van 21% en daarnaast pure THC met een gehalte van 70-80%. Het is niet duidelijk geworden hoe de verhouding tussen de door verdachte geproduceerde (en verstrekte/verkochte) producten (zogenaamde CBD-olie, hennepolie en pure THC) was, en evenmin hoeveel van de bij hem aangetroffen flesjes hennepolie met een hoog THC-gehalte bevatten. Daarover heeft verdachte niet verklaard. Ook het onderzoek door het NFI heeft, gelet op de beperkte hoeveelheid onderzochte flesjes, daarover geen uitsluitsel gegeven. Wel is daaruit gebleken dat de hennepolie die is onderzocht uit één van de 13 bij verdachte aangetroffen spuiten een THC-gehalte had van circa 57%. Verdachte heeft over de hennepolie in de spuiten verklaard dat dit ‘pure THC’ betreft. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat het THC-gehalte in de overige 12 spuiten vergelijkbaar is.
Hoewel de hennepolie die verdachte produceerde, verstrekte en soms ook verkocht ongeacht het THC-gehalte kan worden aangemerkt als hennepolie als bedoeld op lijst I van de Opiumwet, zoekt de rechtbank voor wat betreft de strafwaardigheid van het handelen van verdachte vooral aansluiting bij de straffen die doorgaans worden opgelegd voor dergelijk handelen met betrekking tot lijst II producten, waarbij de zogenaamde CBD-olie minder gewicht in de schaal legt dan hennepolie met een hoger THC-gehalte. Dat is alleen anders voor de ‘pure THC’, die verdachte ook produceerde en zoals aangetroffen in de onder verdachte in beslag genomen spuiten. Daarvan kan zonder meer worden gezegd dat deze een onaanvaardbaar risico voor de volksgezondheid oplevert, zodat de productie en het verstrekken dan wel verhandelen daarvan door de rechtbank als zeer strafwaardig wordt aangemerkt.
De rechtbank heeft geconstateerd dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), nu de behandeling van de zaak niet met een vonnis is afgerond binnen twee jaar nadat een inval is gedaan in de woning van verdachte op 20 november 2018.
Daarmee houdt de rechtbank in matigende zin rekening bij de bepaling van de op te leggen straf.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte, waaruit blijkt dat hij weliswaar eerder is veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet, maar die veroordelingen liggen in een verder verleden. Voorts houdt de rechtbank rekening met het advies van de reclassering. Dat houdt in dat zich in het leven van verdachte geen noemenswaardige problemen voordoen, maar dat verdachte wel een pro-criminele houding heeft. De kans op herhaling wordt, gelet op die houding en het risicovolle sociale netwerk waarin verdachte zich begeeft, ingeschat als gemiddeld. Als beschermende factoren worden genoemd dat verdachte meer (dan in het verleden) moeite lijkt te hebben met eventuele strafrechtelijke gevolgen van zijn handelen. Daarnaast heeft verdachte een stabiele relatie, die delictgedrag afkeurt.
De rechtbank is, alles afwegend, van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf in principe passend zou zijn. De rechtbank ziet echter, gelet op de aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn voor berechting, namelijk twee jaar, aanleiding geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De straf valt bovendien lager uit dan gevorderd door de officieren van justitie omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt en vanwege wat hiervoor is overwogen over de strafwaardigheid van verdachtes handelen. De rechtbank is van oordeel dat uit het oogpunt van normhandhaving een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden passend is, mede gelet op het risico verhogende sociaal netwerk van verdachte. Daarnaast acht de rechtbank oplegging van een taakstraf voor de duur van 180 uren passend en geboden.

Inbeslaggenomen goederen

Vordering van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd de inbeslaggenomen hennep en hennepolie te onttrekken aan het verkeer. Ten aanzien van de productiemiddelen ten behoeve van de hennepolie en het vuurwerk hebben zij verbeurdverklaring gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot het inbeslaggenomen vuurwerk gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
  • slaolie (nr 7);
  • 2 stuks zeef (nr. 8);
  • 2 stuks pannen (nr. 9);
  • perser (nr.10);
  • filters (nr. 11);
  • 4 stuks rijstkoker (nr. 12);
  • olijfolie (nr. 13);
  • 3 stuks kannen (nr. 14);
  • emmer (nr. 15);
  • emmer (nr. 16);
  • jerrycan (nr. 17);
  • emmer (nr. 18);
  • stickervellen (nr. 19);
  • bak met dienblad, plastic zak en kookplaat (nr. 24);
  • jerrycan met alcohol nr. 25),vatbaar voor verbeurdverklaring omdat feit 1 hiermee is begaan en deze toebehoren aan verdachte dan wel aan een ander die bekend was met het gebruik van de voorwerpen teneinde hiermee een strafbaar feit te begaan.
De rechtbank acht de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten 18 cobra’s (nr. 26 lijst inbeslaggenomen voorwerpen) vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu het bewezenverklaarde feit 2 hiermee is begaan en zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank acht eveneens de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten de hennepolie en hennep (nrs. 1, 2, 3, 6, 20, 22, 23 lijst inbeslaggenomen voorwerpen) vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu het bewezenverklaarde feit 1 hiermee is begaan en zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 11 van de Opiumwet, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en artikel 1.2.2 van het
Vuurwerkbesluit. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

een taakstraf voor de duur van 180 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast.

Verklaart verbeurd de in beslag genomen:

  • slaolie (nr 7);
  • 2 stuks zeef (nr. 8);
  • 2 stuks pannen (nr. 9);
  • perser (nr.10);
  • filters (nr. 11);
  • 4 stuks rijstkoker (nr. 12);
  • olijfolie (nr. 13);
  • 3 stuks kannen (nr. 14);
  • emmer (nr. 15);
  • emmer (nr. 16);
  • jerrycan (nr. 17);
  • emmer (nr. 18);
  • stickervellen (nr. 19);
  • bak met dienblad, plastic zak en kookplaat (nr. 24);- jerrycan met alcohol nr. 25).

Verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen:

  • 18 cobra’s (nr. 26);
  • hennepolie en hennep (nrs. 1, 2, 3, 6, 20, 22 en 23).
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Vlietstra, voorzitter, mr. K. Bunk en mr. R.B. Maring, rechters, bijgestaan door W. van Goor, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 november 2022.
TK 1974/75, 13407, nr. 3, p. 15 en 16.
https://www.trimbos.nl/kennis/feiten-cijfers-drugs-alcohol-roken/thc-
monitor/#:~:text=Het%20gemiddelde%20THC%2Dpercentage%20in%20de%20als%20sterkst%20verk