Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1. meer subsidiair, 2. en 3. in de zaak met parketnummer 18/085884-22 en de feiten 2. en 3. in de zaak met parketnummer 18/248450-22 zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege (hierna: de TBS-maatregel) zal worden opgelegd. Tot slot heeft de officier van justitie oplegging gevorderd van een maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) voor de duur van vijf jaren, inhoudende een contactverbod met aangeefster [benadeelde partij] , met uitzondering van contact over de minderjarige dochter, en gevorderd deze maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Per overtreding van dit verbod vindt de officier van justitie een week hechtenis op zijn plaats, met een maximum van in totaal zes maanden. Bij de formulering van de strafeis heeft de officier van justitie er rekening mee gehouden dat de feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Ten aanzien van feit 1. in de zaak met parketnummer 18/248450-22 heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 500,00.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor het matigen van de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf gelet op de door hem bepleite vrijspraak. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de feiten waarbij de verdediging zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, de gevorderde straf niet rechtvaardigen. Daarnaast heeft de raadsman bepleit om de TBS-maatregel niet op te leggen. Daartoe heeft hij aangevoerd dat verdachte zich ter terechtzitting bereid heeft verklaard mee te willen werken aan te stellen bijzondere voorwaarden en dat verdachte zijn leven ook op orde kan krijgen in een ambulante setting. Eventueel zou daarbij een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel zoals bedoeld in artikel 38v Sr kunnen worden opgelegd. Tot slot heeft de raadsman verzocht om geen contact- en locatieverbod op te leggen, dan wel een contactverbod op te leggen met uitzondering van contact over de minderjarige dochter.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van de bewezen en strafbaar verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
Ernst van de feiten
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 5 april 2022 schuldig gemaakt aan een zestal strafbare feiten.
In de eerste plaats heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van zijn inmiddels ex-partner. Verdachte heeft het slachtoffer tweemaal bij de keel gegrepen en in haar keel geknepen waardoor zij een benauwd gevoel kreeg en pijn had. Door zo te handelen heeft verdachte de lichamelijke integriteit van het slachtoffer in ernstige mate geschonden en haar pijn gedaan in een omgeving waar zij zich bij uitstek veilig zou moeten voelen, namelijk haar eigen woning. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij door zijn frustraties vanwege relationele problemen het heeft laten komen tot deze poging tot zware mishandeling. In een brief gericht aan de officier van justitie en de rechtbank heeft het slachtoffer aangegeven nog steeds bang te zijn voor verdachte. Zij heeft aangegeven op geen enkele wijze contact meer te willen hebben met verdachte. De rechtbank rekent het verdachte daarnaast aan dat de geweldshandelingen plaatsvonden terwijl de minderjarige dochters van het slachtoffer in de woning aanwezig waren. De oudste dochter van het slachtoffer is in een toestand van paniek naar de buurvrouw gegaan om de buurvrouw te vragen om de politie te bellen.
In de tweede plaats heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een drietal verkeersfeiten. Ongeveer drie kwartier na de poging tot zware mishandeling is verdachte aangehouden op de A6 nadat hij de ter plaatse toegestane maximumsnelheid overschreed met ongeveer 55 kilometer per uur. Tijdens de controle van verdachte bleek dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Eenmaal aangekomen op het politiebureau in Leeuwarden heeft verdachte geweigerd om mee te werken aan een ademonderzoek terwijl er tegen hem een verdenking bestond dat hij onder invloed van alcohol verkeerde. Met zijn handelen heeft verdachte de verkeersveiligheid in gevaar gebracht en verhinderd dat objectief kon worden vastgesteld of verdachte onder invloed van alcohol had gereden.
In de derde plaats heeft verdachte zich onderweg naar het politiebureau in Leeuwarden schuldig gemaakt aan bedreiging van een politieambtenaar. Daarmee heeft verdachte het openbare gezag ondermijnd en de politieambtenaar angst aangejaagd. Tot slot heeft verdachte zich op het politiebureau schuldig gemaakt aan een vernieling door in de fouilleerkamer te urineren. Daarmee heeft verdachte laten zien geen respect te hebben voor overheidseigendommen.
Persoon van verdachte
Naast de ernst van de feiten houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft acht geslagen op de justitiële documentatie van verdachte van 5 oktober 2022. Uit die documentatie blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld wegens geweldsmisdrijven en Wegenverkeerswetfeiten.
Verdachte is onder meer in februari 2018 veroordeeld wegens partnermishandeling en in april 2017 wegens rijden onder invloed. Daarnaast blijkt uit de documentatie dat verdachte in oktober 2019 is veroordeeld wegens brandstichting en belediging van een ambtenaar, waarvan hij ten tijde van de bewezen verklaarde feiten nog in een proeftijd liep.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het psychologisch en psychiatrisch Pro Justitiarapport van 14 september 2022, opgemaakt door B.Y. van Toorn, GZ-psycholoog en A.J.W.M. Trompenaars, psychiater.
De psycholoog en de psychiater hebben in het rapport geconcludeerd dat verdachte zwakbegaafd is en dat er sprake is van een stoornis in het alcoholgebruik. Daarnaast kampt verdachte met een persoonlijkheidsstoornis met voornamelijk antisociale- en narcistische kenmerken. In de aanloop naar de poging tot zware mishandeling was er sprake van relatieproblemen met aangeefster. De psycholoog en psychiater hebben op theoretische basis overwogen dat er aanwijzingen zijn dat verdachte in de aanloop naar dit feit alcohol had genuttigd. De gedragsdeskundigen achten het zeer aannemelijk dat door het alcoholgebruik de emoties van verdachte waren ontremd waardoor hij nog krenkbaarder en wraaklustiger was dan normaal gesproken. Daarnaast achten de
gedragsdeskundigen het aannemelijk dat verdachte door zijn verstandelijke beperking de risico’s van zijn gedrag niet goed heeft kunnen inschatten. De narcistische- en antisociale persoonlijkheidskenmerken en de ontremmende werking van alcohol hebben de gedragskeuzes en de gedragingen van verdachte beïnvloed ten tijde van het ten laste gelegde. De psycholoog en de psychiater hebben geadviseerd dit feit in verminderde mate toe te rekenen aan verdachte. De rechtbank neemt, mede gelet op de toedracht van het feit en de indruk die verdachte ter terechtzitting op de rechtbank heeft gemaakt, voormelde conclusie over. De rechtbank concludeert dat dit feit in verminderde mate aan verdachte is toe te rekenen en zal hiermee rekening houden bij de bepaling van de straf.
De psycholoog en de psychiater hebben voorts geconcludeerd dat de kans op recidive hoog is. Het recidiverisico kan worden verminderd indien verdachte klinisch verblijft in een forensische omgeving met structuur, regelmaat en begrenzing. Daarbij dient verdachte een behandeling te volgen die onder meer gericht is op het motiveren om abstinent te blijven van alcohol, het komen tot
gedragsverandering, het verkrijgen van inzicht in de relatie tussen alcohol en geweld, het maken van pro sociale keuzes en op het rekening houden met- en het begrip hebben voor anderen. De gedragsdeskundigen hebben geadviseerd om voornoemde behandeling op te leggen binnen het juridische kader van TBS met dwangverpleging. Zij achten een voorwaardelijk kader onvoldoende om behandeltrouw te kunnen realiseren gelet op de weerstand van verdachte, het verloop van het adviesgesprek en de wijze waarop verdachte zich in het verleden heeft onttrokken aan toezicht en begeleiding. Indien de rechtbank besluit om wel een voorwaardelijk juridisch kader op te leggen, adviseren de gedragsdeskundigen om voornoemde klinische behandeling te combineren met een substantieel voorwaardelijk strafdeel met daaraan verbonden als voorwaarden een contactverbod met het slachtoffer en een alcoholverbod en met oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr.
De rechtbank heeft eveneens acht geslagen op het advies van Reclassering Nederland van 23 september 2022. Het risico op recidive wordt door de reclassering ook ingeschat als hoog. Volgens de reclassering is er sprake van een zorgwekkende combinatie van complexe en ernstige problematiek. De reclassering onderschrijft de conclusie van de gedragsdeskundigen dat het recidiverisico alleen kan worden ingeperkt indien sprake is van een langdurige klinische behandeling met een hoog beveiligingsniveau. De reclassering ziet gelet op de houding van verdachte en zijn verminderde ontvankelijkheid voor een forensische ambulante behandeling, geen mogelijkheden voor een regulier toezicht en forensische behandeling.
Op te leggen straf
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigen de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten, in het bijzonder feit 1. meer subsidiair in de zaak met parketnummer 18/085884-22, het opleggen van een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt.
In strafverzwarende zin houdt de rechtbank rekening met de omstandigheden dat verdachte de bewezen verklaarde feiten heeft begaan terwijl hij in een proeftijd liep en eerder is veroordeeld wegens soortgelijke misdrijven. Daarnaast neemt de rechtbank in acht dat de bedreiging gericht was tegen een politieagent gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening. In strafverminderde zin houdt de rechtbank rekening met het gegeven dat het onder 1. meer subsidiair bewezen verklaarde in de zaak met parketnummer 18/085884-22 niet een voltooid delict, maar een poging betreft en dat dit feit in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is. De rechtbank legt hiermee een lagere straf opleg dan is geëist door de officier van justitie. Naar het oordeel van de rechtbank is het van belang dat zo snel mogelijk kan worden gestart met behandeling van de bij verdachte aanwezige problematiek.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Voor de begane snelheidsovertreding acht de rechtbank een geldboete van € 500,00 passend en geboden.
Op te legen maatregelen TBS-maatregel
Met betrekking tot een op te leggen maatregel overweegt de rechtbank als volgt.
Aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van de TBS-maatregel is voldaan. Blijkens de hiervoor genoemde Pro Justitia rapportage, bestond bij verdachte ten tijde van het begaan van het bewezen verklaarde feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestesvermogens. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling, een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Zware mishandeling betreft bovendien een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Verder eist de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de oplegging van die maatregel.
De rechtbank is van oordeel dat oplegging van een TBS-maatregel noodzakelijk is vanwege de ernst van het onder 1. meer subsidiair bewezen verklaarde feit in de zaak met parketnummer 18/08588422, de inhoud van het Pro Justitiarapport waarin verdachte zijn problematiek is beschreven en het hoge recidiverisico. Gelet op de inhoud van de adviezen van de gedragsdeskundigen en de reclassering, de weigerachtige houding van verdachte, de justitiële documentatie van verdachte en het ontbreken van enig ziekte- en zelfinzicht bij verdachte, is de rechtbank van oordeel dat de TBSmaatregel met verpleging van overheidswege de enige aangewezen maatregel is. Met de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijk juridisch kader onvoldoende is om behandeltrouw bij verdachte te kunnen realiseren. Het is naar het oordeel van de rechtbank vanuit veiligheidsoogpunt onverantwoord om verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. De rechtbank zal daarom aan verdachte de TBS-maatregel met verpleging van overheidswege opleggen.
Ongemaximeerde TBS
De rechtbank overweegt dat de TBS-maatregel met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de
onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaren te boven gaan.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten een maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr moet worden opgelegd. De maatregel houdt in dat verdachte voor de duur van 5 jaren op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met slachtoffer [benadeelde partij] , behalve als dit contact geschiedt in het kader van de omgang met betrekking tot hun minderjarige dochter, [naam] , en dit contact plaatsvindt onder toezicht en/of op voorwaarden van een hulpverlenende instantie, zoals Veilig Thuis of een soortgelijke instantie. Voor iedere keer dat verdachte niet aan de maatregel voldoet, zal vervangende hechtenis worden toegepast voor de duur van 1 week, met een maximum van in totaal 6 maanden.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is of tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal het contactverbod op grond van artikel 38v lid vier Sr dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.