ECLI:NL:RBNNE:2022:4446

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 november 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
18-085884-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling, vernieling en overtreding van de Wegenverkeerswet met TBS-maatregel

De rechtbank Noord-Nederland heeft op 18 november 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling, vernieling en overtreding van de Wegenverkeerswet. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 270 dagen, met aftrek van het voorarrest, en kreeg daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging opgelegd. De zaak kwam voort uit een incident op 5 april 2022, waarbij de verdachte zijn ex-partner bij de keel greep en dreigende woorden uitsprak, wat leidde tot een poging tot zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor voorbedachte rade, maar dat de verdachte wel de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel had aanvaard. Daarnaast werd de verdachte schuldig bevonden aan vernieling van een fouilleerkamer en bedreiging van een politieambtenaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een verstandelijke beperking en alcoholproblematiek, en oordeelde dat de TBS-maatregel noodzakelijk was voor de veiligheid van anderen. De verdachte werd ook veroordeeld tot een geldboete van € 500 voor de snelheidsovertreding.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/085884-22 ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/248450-22
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 10/145027-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van 18 november 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende te [woonadres] , thans gedetineerd in [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 november 2022.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.G. Roethof, advocaat te Arnhem. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E.R. van Slooten.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd,
na nadere omschrijving van de tenlastelegging, in de zaak met parketnummer 18/085884-22 dat:
1.
hij op of omstreeks 5 april 2022, te [plaats] , althans in de gemeente Sûdwest-Fryslân, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf, om opzettelijk en met voorbedachten rade [benadeelde partij] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal, zijn/een hand(en) om de keel van die [benadeelde partij] heeft gelegd/gedaan en/of (vervolgens) (gedurende enige tijd) met kracht in de keel heeft geknepen, althans de keel heeft dichtgeknepen, waardoor die [benadeelde partij] (enige tijd) de adem werd ontnomen en/of daarbij die [benadeelde partij] de woorden toegevoegd:” ik kan je zo vermoorden en ik ruk je strot eruit”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 5 april 2022, te [plaats] , althans in de gemeente Sûdwest-Fryslân, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf, om opzettelijk, [benadeelde partij] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, zijn/een hand(en) om de keel van die
[benadeelde partij] heeft gelegd/gedaan en/of (vervolgens) (gedurende enige tijd) (met kracht) in de keel heeft geknepen, althans de keel heeft dichtgeknepen, waardoor die [benadeelde partij] (enige tijd) de adem werd ontnomen en/of daarbij die [benadeelde partij] de woorden toegevoegd: :” ik kan je zo vermoorden en ik ruk je strot eruit”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 april 2022 te [plaats] , althans in de gemeente Sûdwest-Fryslân, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij] opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, meermalen, althans eenmaal, zijn/een hand(en) om de keel van die [benadeelde partij] heeft gelegd/gedaan en/of (vervolgens) (gedurende enige tijd) met kracht in de keel heeft geknepen, althans de keel heeft dichtgeknepen, waardoor die [benadeelde partij] (enige tijd) de adem werd ontnomen en/of daarbij die [benadeelde partij] de woorden toegevoegd: :” ik kan je zo vermoorden en ik ruk je strot eruit”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 2.
hij op of omstreeks 5 april 2022 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk en wederrechtelijk een fouilleerkamer van het cellencomplex, gelegen aan of bij de Holstmeerweg, aldaar, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Nationale Politie, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt; 3.
hij op of omstreeks 5 april 2022 te Leeuwarden, althans in de gemeente Leeuwarden, [verbalisant 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, door die [verbalisant 1] de woorden toe te voegen "ik ga je opzoeken, ik pak je, ik schiet je kop eraf, ik ga je kinderen pakken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, terwijl dit feit werd gepleegd tegen die [verbalisant 1] , in diens hoedanigheid van ambtenaar van politie;
en in de zaak met parketnummer 18/248450-22 dat:
1.
hij op of omstreeks 5 april 2022 te Bant , in de gemeente Noordoostpolder, buiten de bebouwde kom, als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto, merk Volvo, type V50, voorzien van kenteken [kentekennummer] ) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg A6, welke weg als autosnelweg was aangeduid, heeft gereden met een snelheid van ongeveer 185 kilometer per uur, in elk geval de toegestane maximumsnelheid van 130 kilometer per uur met meer dan 40 kilometer per uur heeft overschreden;
2.
hij op of omstreeks 5 april 2022 te Nagele , gemeente Noordoostpolder terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie AM en B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Rijksweg A6, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto, merk Volvo, type V50, voorzien van kenteken [kentekennummer] ), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
3. hij op of omstreeks 5 april 2022 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, in elk geval in Nederland, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto (merk Volvo, type V50, voorzien van kenteken [kentekennummer] ) te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, niet heeft voldaan aan de verplichting ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat en/of aan de verplichting gevolg te geven aan alle door een opsporingsambtenaar ten dienste van het onderzoek gegeven aanwijzingen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor feit 1. primair en subsidiair in de zaak met
parketnummer 18/085884-22.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1. meer subsidiair, 2. en 3. in de zaak met parketnummer 18/085884-22 en de feiten 1., 2. en 3. in de zaak met parketnummer 18/248450-22.
Met betrekking tot feit 1. meer subsidiair in de zaak met parketnummer 18/085884-22 heeft de officier van justitie het volgende aangevoerd. De verklaringen van aangeefster over wat er is gebeurd op 5 april 2022 zijn betrouwbaar. De verklaringen worden ondersteund door het forensisch geneeskundig letselverslag, het NFI rapport en de getuigenverklaring van de buurvrouw. Met zijn handelen heeft verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangeefster zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Het samendrukken van de bloedvaten in de hals kan uiteindelijk leiden tot hersenschade. De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het bestanddeel voorbedachte rade vanwege het ontbreken van voldoende aanknopingspunten daarvoor.
Ten aanzien van de feiten 2. en 3. in de zaak met parketnummer 18/085884-22 en de feiten 1., 2. en 3. in de zaak met parketnummer 18/248450-22 heeft de officier van justitie aangevoerd dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is gelet op de daarop betrekking hebbende processenverbaal.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten 1. primair, subsidiair en meer subsidiair en 2. in de zaak met parketnummer 18/085884-22 en van feit 1. in de zaak met parketnummer 18/248450-22.
De raadsman heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring van feit 3. in de zaak met parketnummer 18/085884-22 en de feiten 2. en 3. in de zaak met parketnummer 18/248450-22 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot feit 1. meer subsidiair in de zaak met parketnummer 18/085884-22 heeft de raadsman primair het volgende aangevoerd. Verdachte ontkent dat hij aangeefster bij de keel heeft gepakt. De verklaringen van aangeefster kunnen niet zonder meer als uitgangspunt worden genomen aangezien deze op punten aantoonbaar onjuist zijn. Het aangetroffen DNA-spoor in de hals van aangeefster is volgens verdachte te verklaren door het lichamelijk contact dat verdachte en aangeefster eerder met elkaar hebben gehad. In de letselverklaring zijn kleine bloeduitstortingen in de hals van aangeefster waargenomen. Deze bloeduitstortingen kunnen verkeerd zijn geïnterpreteerd nu aangeefster last heeft van pigmentvlekken in haar hals. Tot slot levert de omstandigheid dat de dochter van aangeefster in een angstige toestand naar de buurvrouw is gegaan, geen bewijs op voor het aan verdachte verweten feit. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat indien de rechtbank wel van oordeel is dat verdachte aangeefster bij de keel heeft gepakt, deze handeling niet geschikt is om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Daarnaast kan het enkele vastpakken van de keel niet worden uitgelegd als een bewuste aanvaarding van de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank begrijpt dat het door de raadsman aangevoerde verweer bij feit 1. primair strekkende tot vrijspraak van het bestanddeel voorbedachte rade, tevens aangevoerd geacht moet zijn bij feit 1. meer subsidiair.
Ten aanzien van feit 2. in de zaak met parketnummer 18/085884-22 heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte vrijgesproken dient te worden omdat hij handelde in een overmacht situatie. Verdachte was niet langer meer in staat om zijn plas op te houden.
Met betrekking tot feit 1. in de zaak met parketnummer 18/248450-22 heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte de verweten snelheidsovertreding stellig ontkent. Onder verwijzing naar een print screen van Google Maps heeft de raadsman aangevoerd dat als verdachte daadwerkelijk de hem verweten snelheid zou hebben gereden, hij eerder op de plaats van aanhouding had moeten aankomen, dan wel dichterbij Almere had moeten zijn.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1. primair en subsidiair in de zaak met parketnummer 18/085884-22
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor de ten laste gelegde poging moord en de poging doodslag. Het dossier en het verhandelde ter terechtzitting bieden onvoldoende aanknopingspunten voor de vaststelling dat verdachte de keel van aangeefster met een zodanige kracht en gedurende een zodanige tijd heeft dichtgeknepen dat daarmee de aanmerkelijke kans op de dood van aangeefster is ontstaan. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1. primair en subsidiair ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van feit 1. meer subsidiair in de zaak met parketnummer 18/085884-22
Bewijsoverwegingen
Aangeefster en verdachte hebben verschillend verklaard over hetgeen op 5 april 2022 in de woning van aangeefster in [plaats] is voorgevallen.
Aangeefster heeft, in grote lijnen en voor zover van belang, verklaard dat zij zich in de slaapkamer bevindt op het moment dat verdachte boven komt. In de slaapkamer ontstaat een woordelijke confrontatie waarbij verdachte meermalen om haar telefoon vraagt. Vervolgens pakt verdachte haar bij de keel en knijpt daarin terwijl hij tegen haar zegt: “Ik kan je zo vermoorden en ik ruk je strot eruit”. Enige momenten later staan verdachte en aangeefster in de badkamer en grijpt en knijpt verdachte haar opnieuw bij de keel. Het bij de keel grijpen en knijpen stopt op het moment dat de oudste dochter van aangeefster iets hoort. Aangeefster zegt tegen haar dochter dat ze naar de buurvrouw moet gaan en 112 moet bellen.
Verdachte heeft, in grote lijnen en voor zover van belang, verklaard dat hij aangeefster in de slaapkamer treft als hij boven komt. Hij vraagt aangeefster eenmaal naar het nummer van een mannelijk persoon. Als aangeefster dit niet geeft, loopt verdachte samen met haar naar beneden. Bij de deur zegt aangeefster tegen haar dochter dat ze 112 moet bellen en naar de buren moet gaan. Verdachte ontkent dat hij aangeefster bij de keel heeft gegrepen, in haar keel heeft geknepen en dat hij tegen aangeefster heeft gezegd dat hij haar zo kan vermoorden en haar strot eruit kan rukken.
De rechtbank neemt de verklaringen van aangeefster als uitgangspunt. In de eerste plaats zijn deze in essentie consistent. Aangeefster heeft op vier verschillende momenten verklaringen afgelegd die in de kern steeds op hetzelfde neerkomen, namelijk dat verdachte haar op 5 april 2022 in haar woning tweemaal bij de keel heeft gegrepen en in haar keel heeft geknepen. De verklaringen van aangeefster worden, anders dan de verklaring van verdachte, naar het oordeel van de rechtbank daarnaast voldoende ondersteund door objectieve bewijsmiddelen in het dossier. Een forensisch arts heeft op 5 april 2022 een rode verkleuring in de hals van aangeefster waargenomen ter hoogte van de onderzijde van het strottenhoofd tot 2 centimeter onder de kin. Deze verkleuring past bij verwijde bloedvaten en een bloeduitstorting ter plaatse als gevolg van uitwendig uitgeoefende druk. De arts heeft geconcludeerd dat het waargenomen letsel goed past bij de opgegeven toedracht inhoudende dat verdachte aangeefster bij de keel heeft gegrepen en haar strot heeft dichtgeknepen. In het letselrapport zijn tevens plekken beschreven die passen bij de bestaande huidafwijking van aangeefster. De rode verkleuring in de hals wordt echter niet veroorzaakt door de huidafwijking, maar door uitwendig uitgeoefende druk. Daarnaast heeft een forensisch arts in een aanvullend geneeskundig letselverslag van 6 juni 2022 geconcludeerd dat het waargenomen letsel in de hals met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid past bij de verklaring van aangeefster. Verder blijkt uit het DNA-rapport van 23 juni 2022 opgemaakt door het NFI dat er zowel op de rechter- als op de linkerzijde van de hals van aangeefster DNA-materiaal van verdachte is aangetroffen
.De rechtbank vindt tot slot steun voor de verklaringen van aangeefster in de getuigenverklaring van de buurvrouw van aangeefster. De buurvrouw heeft verklaard dat er op 5 april 2022 bij haar wordt aangebeld door de oudste dochter van aangeefster. Op dat moment staat aangeefster voor de deur van de woning en gilt naar de buurvrouw dat 112 gebeld moet worden. De oudste dochter van aangeefster is in paniek en vertelt aan de buurvrouw dat verdachte haar moeder wil vermoorden.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van aangeefster voldoende betrouwbaar zijn en voldoende worden ondersteund. Mede gelet op de inhoud van de letselrapportages en het DNA-rapport acht de rechtbank de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij geen geweld heeft toegepast, niet aannemelijk. Het verweer van de raadsman strekkende tot vrijspraak wordt weersproken door de inhoud van de hierna te noemen bewijsmiddelen, in hun onderlinge samenhang beschouwd. Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte het letsel aan aangeefster heeft toegebracht door haar tweemaal bij de keel te grijpen en in haar keel te knijpen.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 november 2022, voor zoverinhoudend:
De voorzitter vraagt aan mij wat er is gebeurd op 5 april 2022. Op die dag ben ik naar aangeefster gegaan in [plaats] . Ik was in de woning en ben naar boven gelopen. Aangeefster was in de slaapkamer.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 5 april 2022, opgenomenop pagina 66 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2022084694 (genaamd:
Madiran) van 18 augustus 2022, voor zover inhoudend de verklaring van [benadeelde partij] : A: Ik kreeg een bericht van mijn ex vriend, [verdachte] . Hij kwam even later langs.
V: Waar was jij op het moment dat hij boven kwam?
A: Ik was in mijn slaapkamer V: En toen?
A: Hij ging mij kelen en hield mijn handen vast V: Wat is kelen?
A: Met een hand pakte hij mij bij mijn keel. Hij kneep in mijn keel. Hij zei: "ik kan je zo vermoorden en ik ruk je strot eruit." Met de andere hand had hij mijn hand vast.
V: Deed het pijn?
A: Toen niet, maar nu brandt het wel. Later in de badkamer heeft hij het weer gedaan en toen had ik het ook benauwd. V: Met welke hand kneep hij in je keel?
A: Ik denk met zijn linkerhand aan mijn keel en zijn rechterhand aan mijn arm V: Hoe gaat het dan verder?
A: Volgens mij liet hij mij los toen de jongste boven kwam. Ik stond op een gegeven moment in de badkamer.
V: En toen?
A: Toen keelde hij mij weer.
V: Wat gebeurde er toen?
A: Mijn oudste dochter, [naam] , die hoorde iets. Ik heb haar gezegd dat ze naar de buurvrouw moest gaan en 112 moest bellen. [naam] is toen naar de buurvrouw gegaan en vanuit daar is 112 gebeld.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster van 8 april 2022,opgenomen op pagina 73 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend de verklaring van [benadeelde partij] :
V: Hoelang kneep [verdachte] de eerste keel in je keel?
A: Vijf tot tien tellen.
V: Hoe voelde dat, met hoeveel kracht deed hij dat?
A: Het deed pijn.
A: Hoelang kneep hij je de tweede keer in je keel.
V: Dat weet ik niet meer, maar hij kneep wel harder dan de eerste keer.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van 5 april 2022,opgenomen op pagina 108 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend de verklaring van [getuige] :
Op dinsdagavond 5 april 2022 rond 19:50 uur hoorde ik iemand flink aanbellen bij mijn voordeurbel. Ik deed de deur open en ik zag het buurmeisje van nummer 10 voor de deur staan. Ik zag dat de vriend van de buurvrouw buiten voor de deur voor 10 stond. Ik zag de buurvrouw in de deuropening van nummer 10 staan en ik hoorde haar heel hard gillen: "Bel 112." Mijn buurmeisje was gewoon in T-shirt en broek. Het leek mij dat ze zo naar buiten was gevlucht. Ik hoorde het buurmeisje zeggen: "Hij wil mijn moeder vermoorden." Ik heb toen meteen 112 gebeld. Ik zag dat ze helemaal in paniek was, ze was angstig, schrikkerig, trilde helemaal.
5. Een geschrift, te weten een rapport DNA-onderzoek naar aanleiding van een geweldsincident in[plaats] op 5 april 2022 van het Nederlands Forensisch Instituut van 23 juni 2022, opgenomen op pagina 93 e.v. van voornoemd dossier, opgemaakt en ondertekend door J.L.W. Dieltjes, voor zover inhoudend zijn of haar verklaring: SIN Omschrijving referentiemateriaal
WAAQ7971NL een referentiemonster wangslijmvlies van getuige [benadeelde partij] (geboren op [geboortedatum] )
SIN Omschrijving bemonstering
AAOO4966NL# 01 hals/nek linkerzijde
AA004968NL# 01 hals/nek rechterzijde
Van het referentiemateriaal van getuige [benadeelde partij] is een DNA-profiel verkregen. Dit DNAprofiel en het DNA-profiel van verdachte [verdachte] RHW983 (geboren op [geboortedatum] ) zijn betrokken bij het vergelijkend DNA-onderzoek.
Voor bemonsteringen AA004966NL#01 (hals/nek linkerzijde) en AAOO4968NL#01
{hals/nek rechterzijde) is de bewijskracht berekend. Voor deze berekeningen is aangenomen dat de bemonsteringen DNA bevatten van drie niet-verwante personen. Ook is aangenomen dat een relatief groot deel van het DNA afkomstig is van getuige [benadeelde partij] zelf. DNAmengprofielen AAOO4966NL#01 en AAOO4968NL#01 zijn elk meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonsteringen DNA bevatten van getuige [benadeelde partij] , verdachte [verdachte] en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de
bemonsteringen DNA bevatten van getuige [benadeelde partij] en twee willekeurige onbekende personen.
6. Een geschrift, te weten een letselrapportage forensische geneeskunde GGD Fryslân van 5 april2022, opgenomen op pagina 85 e.v. van voornoemd dossier, opgemaakt en ondertekend door A.W. Westerveld, forensisch arts KNMG, voor zover inhoudend zijn of haar verklaring: Naam: [benadeelde partij]
Voornamen: [benadeelde partij]
Datum letselonderzoek: 5 april 2022 tijd: 22:00
Gemelde toedracht: door ex partner bij de keel gegrepen
Past het gemelde tijdsinterval bij het letsel: goed Past de gemelde toedracht bij het letsel: goed.
Foto 2: hals
In dit gebied is vanaf de onderzijde van het strottenhoofd tot geschat 2 cm onder de kin een scherp begrensde rechthoekige rode verkleuring zichtbaar van geschat 3 bij 2,5 cm. Deze rode verkleuring past bij verwijde bloedvaten en bloeduitstorting ter plaatse als gevolg van uitwendig uitgeoefende druk.
7. Een geschrift, te weten een forensisch geneeskundig letselverslag van 6 juni 2022, opgenomen oppagina 97 e.v. van voornoemd dossier, opgemaakt en ondertekend door A.W. Westerveld, forensisch arts KNMG, voor zover inhoudend zijn of haar verklaring:
1. beschrijf het (ernst van de) letsel;
Het letsel zoals beschreven in eerdergenoemd letsel verslag bestaat uit een rode verkleuring hoog in de hals van geschat 3 bij 2,5 cm.
2. past het waargenomen letsel bij de verklaring van de aangever/ slachtoffer;
Het waargenomen letsel van de hals past met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid bij de verklaring van het slachtoffer dat ze bij de keel is gegrepen en deze werd dichtgeknepen. Roodheid van de huid past bij verwijde bloedvaten en bloeduitstorting ter plaatse als gevolg van uitwendig uitgeoefende druk.
3. kan aangegeven worden of het letsel dodelijk had kunnen zijn of zwaar lichamelijk letsel
had kunnen veroorzaken;
Het waarschijnlijke ontstaansmechanisme van de roodheid in de hals, uitwendige druk, had onder bepaalde voorwaarden de dood of zwaar lichamelijk letsel tot gevolg kunnen hebben. Het effect van samendrukken van de hals wordt bepaald door de uitgeoefende kracht en de plaats van inwerking. Samendrukken van de bloedvaten in de hals, wat kan leiden tot stuwing en verminderde doorbloeding van de hersenen met hersenschade tot potentieel gevolg, vereist minder kracht dan samendrukken en beschadigen van het strottenhoofd en de luchtpijp waardoor de ademhaling belemmerd wordt.
Nadere bewijsoverwegingen Voorwaardelijk opzet
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat verdachte vol opzet (opzet als bedoeling) heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, zodat zij dient te beoordelen of er dan sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangeefster.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel – aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Voor de vaststelling dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan een dergelijke kans is niet alleen vereist dat verdachte de wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop heeft toegenomen). Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte aangeefster tweemaal bij de keel heeft gegrepen en daarbij in haar keel heeft geknepen. Aangeefster heeft verklaard dat de eerste keer vijf tot tien tellen duurde een dat zij als gevolg daarvan pijn had. De tweede keer kneep verdachte harder in haar keel en als gevolg daarvan werd zij benauwd. Enkele uren na het incident heeft een forensisch arts een rode verkleuring in de hals van aangeefster waargenomen die het gevolg is geweest van uitwendig uitgeoefende druk.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een aanmerkelijke kans dat aangeefster zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen als gevolg van het door verdachte knijpen in de keel en dat deze kans voor verdachte voorzienbaar was. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat zich in de hals kwetsbare en vitale onderdelen bevinden, zoals het strottenhoofd. Beschadiging van het strottenhoofd door knijpen zal in de regel snel als zwaar lichamelijk letsel worden aangemerkt. Daarnaast vermeldt het letselrapport van 6 juni 2022 dat het samendrukken van bloedvaten in de hals kan leiden tot stuwing en verminderde doorbloeding van de hersenen met hersenschade tot gevolg. Dergelijke hersenschade is in de regel ook aan te merken als zwaar lichamelijk letsel.
Door onder voornoemde omstandigheden aangeefster tweemaal bij de keel te grijpen en daarin te knijpen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte met zijn gedragingen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangeefster zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Het onder 1. meer subsidiair ten laste gelegde feit kan in zoverre dan ook wettig en overtuigend bewezen worden.
Voorbedachte rade
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat er geen bewijs voorhanden is voor de ten laste gelegde voorbedachte rade. De rechtbank overweegt hiertoe dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel “voorbedachte raad” moet komen vast te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
1Het dossier en het verhandelde ter terechtzitting bieden naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten voor de vaststelling dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden. Verdachte zal dan ook van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2. in de zaak met parketnummer 18/085884-22
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 november 2022, voor zoverinhoudend:
De voorzitter houdt mij voor dat ik op 5 april 2022 zou hebben geplast op het politiebureau in Leeuwarden. Het klopt dat ik daar heb geplast.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 7 april 2022, opgenomenop pagina 163 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend de verklaring van [verbalisant 3] :
Op dinsdag 5 april 2022 deed ik dienst op het cellencomplex te Leeuwarden. Daar werd omstreeks 21:35 uur arrestant [verdachte] , geboren te [geboortedatum] binnengebracht. Ik zag dat hij zijn broek los deed en vervolgens tegen de balie van de fouilleerkamer urineerde. Namens de politie Noord Nederland doe ik aangifte van vernieling van de fouilleerkamer.
Bewijsoverweging
De rechtbank verwerpt het beroep van de verdediging op overmacht. Niet aannemelijk is geworden dat verdachte (om medische redenen) niet in staat was om zijn plas op te houden. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna is opgenomen in de bewezenverklaring.
Ten aanzien van feit 3. in de zaak met parketnummer 18/085884-22
De rechtbank acht feit 3. wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv).
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 november 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 7 april 2022, opgenomenop pagina 170 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [verbalisant 1] .
Ten aanzien van feit 1. in de zaak met parketnummer 18/248450-22
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 november 2022, voor zoverinhoudend:
De jongste rechter houdt mij voor dat ik op 5 april 2022 heb gereden in een Volvo V50 ter hoogte van Bant . Dat klopt, ik reed op de A6.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verkeersovertredingen van 9 april 2022,opgenomen op pagina 180 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedatum]
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
Op dinsdag 5 april 2022 om 20:28 uur zagen wij een bestuurder van een vierwielig motorvoertuig, een personenauto van het merk Volvo, type V50; 2.0d, voorzien van het kenteken [kentekennummer] , rijden over de rijbaan van de A6 ter hoogte van hectometerpaal 288.0 linker rijbaan, Bant , binnen de gemeente Noordoostpolder. De A6 is ter plaatse door borden overeenkomstig model G1 van Bijlage I Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 aangeduid als autosnelweg en gelegen buiten de als zodanig aangeduide bebouwde kom. Ter plaatse geldt een maximumsnelheid van 130 kilometer per uur. Wij zagen dat deze bestuurder met dat motorvoertuig reed met een van de boordsnelheidsmeter van het dienstvoertuig afgelezen snelheid van ongeveer 200 kilometer per uur (afgelezen snelheid), wat in werkelijkheid volgens het testrapport 191 (snelheid volgens ijktabel) kilometer per uur was, en na de wettelijk voorgeschreven correctie van 3 procent aan de hand van het testrapport van de betreffende snelheidsmeter met 185 (de gecorrigeerde snelheid) kilometer per uur, in elk geval met een grotere snelheid dan de ter plaatse toegestane 130 kilometer per uur. Door ons is met ongeveer gelijke snelheid achter genoemd motorvoertuig gereden met een onderlinge afstand van ongeveer 100 meter en over een afstand van ongeveer 1000 meter. De door de verdachte gereden snelheid is door ons, overeenkomstig de geldende Aanwijzing meting snelheidsovertredingen en Instructie snelheidsoverschrijdingen en snelheidsbegrenzers, vastgesteld met behulp van een op de voorgeschreven wijze gebruikte, in het dienstvoertuig, XT507G, aangebrachte boordsnelheidsmeter. IJkdatum geldig van 19 oktober 2021 tot 19 oktober 2022. Op basis van bovengenoemde gegevens constateerden wij dat de hierna genoemde verdachte de ter plaatse toegestane maximumsnelheid overschreed met 55 km/h. Op dinsdag 5 april 2022 om 20:39 uur hield ik op de openbare weg, autosnelweg A6 te Verzorgingsplaats "Han Stijkel'', de man als verdachte staande.
Bewijsoverweging
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging strekkende tot vrijspraak en overweegt daartoe als volgt. De rechtbank constateert dat verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , beiden hoofdagent van de Politie Eenheid Noord-Nederland, in een ambtsedig opgemaakt procesverbaal van 9 april 2022 hebben verklaard dat zij op 5 april 2022 hebben geconstateerd dat verdachte op de A6 ter hoogte van Bant reed met een gecorrigeerde snelheid van 185 kilometer per uur. De door verdachte gereden snelheid is door de verbalisanten vastgesteld met behulp van een op de voorgeschreven wijze gebruikt meetmiddel, te weten een boordsnelheidsmeter met een ijkdatum geldig van 19 oktober 2021 tot 19 oktober 2022. Ter plaatse gold een met bebording aangeduide maximumsnelheid van 130 kilometer per uur.
De rechtbank ziet in hetgeen de verdediging heeft aangevoerd geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de waarnemingen van de verbalisanten, zoals neergelegd in het ambtsedig opgemaakte proces-verbaal. Bovendien sluit hetgeen door de verdediging is aangevoerd niet uit dat verdachte op het moment voor de aanhouding met een snelheid van 185 kilometer per uur heeft gereden, zoals blijkt uit het proces-verbaal. De rechtbank acht het feit dan ook wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna is opgenomen in de bewezenverklaring.
Ten aanzien van feit 2. in de zaak met parketnummer 18/248450-22
De rechtbank acht feit 2. wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin Sv.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 november 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal artikel 9 Wegenverkeerswet 1994,opgenomen op pagina 185 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] .
Ten aanzien van feit 3. in de zaak met parketnummer 18/248450-22
De rechtbank acht feit 3. wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin Sv.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 november 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal rijden onder invloed van 9 april 2022,opgenomen op pagina 190 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1. meer subsidiair, 2. en 3. in de zaak met parketnummer 18/085884-22 en de feiten 1., 2. en 3. in de zaak met parketnummer 18/248450-22 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Ten aanzien van parketnummer 18/085884-22
1. meer subsidiair.
hij op 5 april 2022 te [plaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk meermalen zijn hand om de keel van [benadeelde partij] heeft gedaan en vervolgens gedurende enige tijd met kracht in de keel heeft geknepen waardoor [benadeelde partij] enige tijd de adem werd ontnomen en daarbij [benadeelde partij] de woorden toegevoegd:” ik kan je zo vermoorden en ik ruk je strot eruit”, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. hij op 5 april 2022 te Leeuwarden, opzettelijk en wederrechtelijk een fouilleerkamer van het cellencomplex, gelegen aan of bij de Holstmeerweg, die geheel aan de Nationale Politie toebehoorde, onbruikbaar heeft gemaakt.
3.
hij op 5 april 2022 te Leeuwarden, [verbalisant 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door [verbalisant 1] de woorden toe te voegen "ik ga je opzoeken, ik pak je, ik schiet je kop eraf, ik ga je kinderen pakken", terwijl dit feit werd gepleegd tegen [verbalisant 1] in diens hoedanigheid van ambtenaar van politie.
Ten aanzien van parketnummer 18/248450-22
1.
hij op 5 april 2022 te Bant , buiten de bebouwde kom, als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto, merk Volvo, type V50, voorzien van kenteken [kentekennummer] ) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg A6, welke weg als autosnelweg was aangeduid, heeft gereden met een snelheid van ongeveer 185 kilometer per uur.
2.
hij op 5 april 2022 te Nagele , terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de weg, de Rijksweg A6, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto, merk Volvo, type V50, voorzien van kenteken [kentekennummer] ), van die categorie heeft bestuurd.
3.
hij op 5 april 2022 te Leeuwarden, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto (merk Volvo, type V50, voorzien van kenteken [kentekennummer] ) te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, niet heeft voldaan aan de verplichting ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat en aan de verplichting gevolg te geven aan alle door een opsporingsambtenaar ten dienste van het onderzoek gegeven aanwijzingen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Ten aanzien van parketnummer 18/085884-221. meer subsidiair Poging zware mishandeling.
2. Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort,onbruikbaar maken.
3. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Ten aanzien van parketnummer 18/248450-22

Overtreding van het bepaalde bij artikel 21, aanhef en onder a, van het Reglement verkeersregelsen verkeerstekens 1990.
Overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Overtreding van artikel 163, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze feiten strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1. meer subsidiair, 2. en 3. in de zaak met parketnummer 18/085884-22 en de feiten 2. en 3. in de zaak met parketnummer 18/248450-22 zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege (hierna: de TBS-maatregel) zal worden opgelegd. Tot slot heeft de officier van justitie oplegging gevorderd van een maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) voor de duur van vijf jaren, inhoudende een contactverbod met aangeefster [benadeelde partij] , met uitzondering van contact over de minderjarige dochter, en gevorderd deze maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Per overtreding van dit verbod vindt de officier van justitie een week hechtenis op zijn plaats, met een maximum van in totaal zes maanden. Bij de formulering van de strafeis heeft de officier van justitie er rekening mee gehouden dat de feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Ten aanzien van feit 1. in de zaak met parketnummer 18/248450-22 heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 500,00.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor het matigen van de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf gelet op de door hem bepleite vrijspraak. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de feiten waarbij de verdediging zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, de gevorderde straf niet rechtvaardigen. Daarnaast heeft de raadsman bepleit om de TBS-maatregel niet op te leggen. Daartoe heeft hij aangevoerd dat verdachte zich ter terechtzitting bereid heeft verklaard mee te willen werken aan te stellen bijzondere voorwaarden en dat verdachte zijn leven ook op orde kan krijgen in een ambulante setting. Eventueel zou daarbij een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel zoals bedoeld in artikel 38v Sr kunnen worden opgelegd. Tot slot heeft de raadsman verzocht om geen contact- en locatieverbod op te leggen, dan wel een contactverbod op te leggen met uitzondering van contact over de minderjarige dochter.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van de bewezen en strafbaar verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
Ernst van de feiten
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 5 april 2022 schuldig gemaakt aan een zestal strafbare feiten.
In de eerste plaats heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van zijn inmiddels ex-partner. Verdachte heeft het slachtoffer tweemaal bij de keel gegrepen en in haar keel geknepen waardoor zij een benauwd gevoel kreeg en pijn had. Door zo te handelen heeft verdachte de lichamelijke integriteit van het slachtoffer in ernstige mate geschonden en haar pijn gedaan in een omgeving waar zij zich bij uitstek veilig zou moeten voelen, namelijk haar eigen woning. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij door zijn frustraties vanwege relationele problemen het heeft laten komen tot deze poging tot zware mishandeling. In een brief gericht aan de officier van justitie en de rechtbank heeft het slachtoffer aangegeven nog steeds bang te zijn voor verdachte. Zij heeft aangegeven op geen enkele wijze contact meer te willen hebben met verdachte. De rechtbank rekent het verdachte daarnaast aan dat de geweldshandelingen plaatsvonden terwijl de minderjarige dochters van het slachtoffer in de woning aanwezig waren. De oudste dochter van het slachtoffer is in een toestand van paniek naar de buurvrouw gegaan om de buurvrouw te vragen om de politie te bellen.
In de tweede plaats heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een drietal verkeersfeiten. Ongeveer drie kwartier na de poging tot zware mishandeling is verdachte aangehouden op de A6 nadat hij de ter plaatse toegestane maximumsnelheid overschreed met ongeveer 55 kilometer per uur. Tijdens de controle van verdachte bleek dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Eenmaal aangekomen op het politiebureau in Leeuwarden heeft verdachte geweigerd om mee te werken aan een ademonderzoek terwijl er tegen hem een verdenking bestond dat hij onder invloed van alcohol verkeerde. Met zijn handelen heeft verdachte de verkeersveiligheid in gevaar gebracht en verhinderd dat objectief kon worden vastgesteld of verdachte onder invloed van alcohol had gereden.
In de derde plaats heeft verdachte zich onderweg naar het politiebureau in Leeuwarden schuldig gemaakt aan bedreiging van een politieambtenaar. Daarmee heeft verdachte het openbare gezag ondermijnd en de politieambtenaar angst aangejaagd. Tot slot heeft verdachte zich op het politiebureau schuldig gemaakt aan een vernieling door in de fouilleerkamer te urineren. Daarmee heeft verdachte laten zien geen respect te hebben voor overheidseigendommen.
Persoon van verdachte
Naast de ernst van de feiten houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft acht geslagen op de justitiële documentatie van verdachte van 5 oktober 2022. Uit die documentatie blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld wegens geweldsmisdrijven en Wegenverkeerswetfeiten.
Verdachte is onder meer in februari 2018 veroordeeld wegens partnermishandeling en in april 2017 wegens rijden onder invloed. Daarnaast blijkt uit de documentatie dat verdachte in oktober 2019 is veroordeeld wegens brandstichting en belediging van een ambtenaar, waarvan hij ten tijde van de bewezen verklaarde feiten nog in een proeftijd liep.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het psychologisch en psychiatrisch Pro Justitiarapport van 14 september 2022, opgemaakt door B.Y. van Toorn, GZ-psycholoog en A.J.W.M. Trompenaars, psychiater.
De psycholoog en de psychiater hebben in het rapport geconcludeerd dat verdachte zwakbegaafd is en dat er sprake is van een stoornis in het alcoholgebruik. Daarnaast kampt verdachte met een persoonlijkheidsstoornis met voornamelijk antisociale- en narcistische kenmerken. In de aanloop naar de poging tot zware mishandeling was er sprake van relatieproblemen met aangeefster. De psycholoog en psychiater hebben op theoretische basis overwogen dat er aanwijzingen zijn dat verdachte in de aanloop naar dit feit alcohol had genuttigd. De gedragsdeskundigen achten het zeer aannemelijk dat door het alcoholgebruik de emoties van verdachte waren ontremd waardoor hij nog krenkbaarder en wraaklustiger was dan normaal gesproken. Daarnaast achten de
gedragsdeskundigen het aannemelijk dat verdachte door zijn verstandelijke beperking de risico’s van zijn gedrag niet goed heeft kunnen inschatten. De narcistische- en antisociale persoonlijkheidskenmerken en de ontremmende werking van alcohol hebben de gedragskeuzes en de gedragingen van verdachte beïnvloed ten tijde van het ten laste gelegde. De psycholoog en de psychiater hebben geadviseerd dit feit in verminderde mate toe te rekenen aan verdachte. De rechtbank neemt, mede gelet op de toedracht van het feit en de indruk die verdachte ter terechtzitting op de rechtbank heeft gemaakt, voormelde conclusie over. De rechtbank concludeert dat dit feit in verminderde mate aan verdachte is toe te rekenen en zal hiermee rekening houden bij de bepaling van de straf.
De psycholoog en de psychiater hebben voorts geconcludeerd dat de kans op recidive hoog is. Het recidiverisico kan worden verminderd indien verdachte klinisch verblijft in een forensische omgeving met structuur, regelmaat en begrenzing. Daarbij dient verdachte een behandeling te volgen die onder meer gericht is op het motiveren om abstinent te blijven van alcohol, het komen tot
gedragsverandering, het verkrijgen van inzicht in de relatie tussen alcohol en geweld, het maken van pro sociale keuzes en op het rekening houden met- en het begrip hebben voor anderen. De gedragsdeskundigen hebben geadviseerd om voornoemde behandeling op te leggen binnen het juridische kader van TBS met dwangverpleging. Zij achten een voorwaardelijk kader onvoldoende om behandeltrouw te kunnen realiseren gelet op de weerstand van verdachte, het verloop van het adviesgesprek en de wijze waarop verdachte zich in het verleden heeft onttrokken aan toezicht en begeleiding. Indien de rechtbank besluit om wel een voorwaardelijk juridisch kader op te leggen, adviseren de gedragsdeskundigen om voornoemde klinische behandeling te combineren met een substantieel voorwaardelijk strafdeel met daaraan verbonden als voorwaarden een contactverbod met het slachtoffer en een alcoholverbod en met oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr.
De rechtbank heeft eveneens acht geslagen op het advies van Reclassering Nederland van 23 september 2022. Het risico op recidive wordt door de reclassering ook ingeschat als hoog. Volgens de reclassering is er sprake van een zorgwekkende combinatie van complexe en ernstige problematiek. De reclassering onderschrijft de conclusie van de gedragsdeskundigen dat het recidiverisico alleen kan worden ingeperkt indien sprake is van een langdurige klinische behandeling met een hoog beveiligingsniveau. De reclassering ziet gelet op de houding van verdachte en zijn verminderde ontvankelijkheid voor een forensische ambulante behandeling, geen mogelijkheden voor een regulier toezicht en forensische behandeling.
Op te leggen straf
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigen de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten, in het bijzonder feit 1. meer subsidiair in de zaak met parketnummer 18/085884-22, het opleggen van een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt.
In strafverzwarende zin houdt de rechtbank rekening met de omstandigheden dat verdachte de bewezen verklaarde feiten heeft begaan terwijl hij in een proeftijd liep en eerder is veroordeeld wegens soortgelijke misdrijven. Daarnaast neemt de rechtbank in acht dat de bedreiging gericht was tegen een politieagent gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening. In strafverminderde zin houdt de rechtbank rekening met het gegeven dat het onder 1. meer subsidiair bewezen verklaarde in de zaak met parketnummer 18/085884-22 niet een voltooid delict, maar een poging betreft en dat dit feit in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is. De rechtbank legt hiermee een lagere straf opleg dan is geëist door de officier van justitie. Naar het oordeel van de rechtbank is het van belang dat zo snel mogelijk kan worden gestart met behandeling van de bij verdachte aanwezige problematiek.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Voor de begane snelheidsovertreding acht de rechtbank een geldboete van € 500,00 passend en geboden.
Op te legen maatregelen TBS-maatregel
Met betrekking tot een op te leggen maatregel overweegt de rechtbank als volgt.
Aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van de TBS-maatregel is voldaan. Blijkens de hiervoor genoemde Pro Justitia rapportage, bestond bij verdachte ten tijde van het begaan van het bewezen verklaarde feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestesvermogens. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling, een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Zware mishandeling betreft bovendien een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Verder eist de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de oplegging van die maatregel.
De rechtbank is van oordeel dat oplegging van een TBS-maatregel noodzakelijk is vanwege de ernst van het onder 1. meer subsidiair bewezen verklaarde feit in de zaak met parketnummer 18/08588422, de inhoud van het Pro Justitiarapport waarin verdachte zijn problematiek is beschreven en het hoge recidiverisico. Gelet op de inhoud van de adviezen van de gedragsdeskundigen en de reclassering, de weigerachtige houding van verdachte, de justitiële documentatie van verdachte en het ontbreken van enig ziekte- en zelfinzicht bij verdachte, is de rechtbank van oordeel dat de TBSmaatregel met verpleging van overheidswege de enige aangewezen maatregel is. Met de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijk juridisch kader onvoldoende is om behandeltrouw bij verdachte te kunnen realiseren. Het is naar het oordeel van de rechtbank vanuit veiligheidsoogpunt onverantwoord om verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. De rechtbank zal daarom aan verdachte de TBS-maatregel met verpleging van overheidswege opleggen.
Ongemaximeerde TBS
De rechtbank overweegt dat de TBS-maatregel met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de
onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaren te boven gaan.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten een maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr moet worden opgelegd. De maatregel houdt in dat verdachte voor de duur van 5 jaren op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met slachtoffer [benadeelde partij] , behalve als dit contact geschiedt in het kader van de omgang met betrekking tot hun minderjarige dochter, [naam] , en dit contact plaatsvindt onder toezicht en/of op voorwaarden van een hulpverlenende instantie, zoals Veilig Thuis of een soortgelijke instantie. Voor iedere keer dat verdachte niet aan de maatregel voldoet, zal vervangende hechtenis worden toegepast voor de duur van 1 week, met een maximum van in totaal 6 maanden.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is of tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal het contactverbod op grond van artikel 38v lid vier Sr dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[benadeelde partij] ten aanzien van feit 1. in de zaak met parketnummer 18/085884-22, tot eenbedrag van € 14,73 ter vergoeding van materiële schade en € 1.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 april 2022 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Politie Eenheid Noord-Nederland ten aanzien van feit 2. in de zaak met parketnummer 18/08588422, tot een bedrag van € 70,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 april 2022 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd tot toewijzing van de volledige vorderingen van de benadeelde partijen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering van [benadeelde partij] primair op het standpunt gesteld dat deze afgewezen dient te worden gelet op de door hem bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard wegens gebrek aan onderbouwing.
Ten aanzien van de vordering van Politie Eenheid Noord-Nederland heeft de raadsman zich eveneens op het standpunt gesteld dat deze afgewezen dient te worden gelet op de door hem bepleite vrijspraak.
Oordeel van de rechtbank ten aanzien van [benadeelde partij]
Materiële schade
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 14,73 aan reiskosten gevorderd voor een bezoek aan Slachtofferhulp Nederland. De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde reiskosten niet zijn aan te merken als schade die rechtstreeks is geleden door het strafbare feit zoals bedoeld in artikel 51f lid 1 Sv. De kosten zijn evenmin toewijsbaar als proceskosten op grond van de toe te passen civiele proceskostenregeling. De rechtbank zal daarom de vergoeding van de reiskosten afwijzen.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft daarnaast een bedrag van € 1.500,00 aan immateriële schade gevorderd. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1. meer subsidiair bewezen verklaarde in de zaak met parketnummer 18/085884-22. Aangezien de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen heeft zij op grond van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. De hoogte van de vordering is door de verdediging niet betwist. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het matigen van de schadevergoeding en zal de vordering voor wat betreft de immateriële schade volledig toewijzen.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
Veroordeling in de kosten
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente over het toegewezen schadebedrag toewijzen vanaf de datum van het ontstaan van de schade, te weten 5 april 2022. Dit zal ook worden bepaald ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel.
Oordeel van de rechtbank ten aanzien van Politie Eenheid Noord-Nederland
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2. bewezen verklaarde feit in de zaak met parketnummer 18/085884-22. De vordering zal daarom geheel worden toegewezen.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
Veroordeling in de kosten
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente over het toegewezen schadebedrag toewijzen vanaf de datum van het ontstaan van de schade, te weten 5 april 2022. Dit zal ook worden bepaald ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Rotterdam locatie Dordrecht van 2 oktober 2019, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 19 mei 2020. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 4 oktober 2022 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gepersisteerd bij haar vordering.
Standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van de feiten komt, heeft de raadsman primair verzocht om vordering af te wijzen en de proeftijd van de voorwaardelijk opgelegde straf te verlengen. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat indien de rechtbank komt tot oplegging van de TBS-maatregel, de vordering afgewezen dient te worden.
Oordeel van de rechtbank
Nu veroordeelde de bewezen verklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd, kan de vordering in beginsel worden toegewezen. Verdachte heeft immers de aan de uitspraak verbonden algemene voorwaarde niet nageleefd. De rechtbank is echter van oordeel dat toewijzing van de vordering niet opportuun is gelet op het feit dat zij aan verdachte de TBS-maatregel met dwangverpleging zal opleggen. De rechtbank zal de vordering dan ook afwijzen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 37a, 37b, 38v, 38w, 45, 57, 62, 285, 302, 350 van het Wetboek van Strafrecht, artikelen 9, 163 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994 en artikelen 21 en 92 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 18/085884-22 onder 1. primair en 1. subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18/085884-22 onder 1. meer subsidiair, 2., en 3. ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/248450-22 onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/085884-22 onder 1. meer subsidiair, 2. en 3. en het in de zaak met parketnummer 18/248450-22 onder 2. en 3. bewezen verklaarde tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Legt op de
maatregeldat verdachte voor de duur van
5 jarenop geen enkele wijze -direct of indirectcontact zal opnemen, zoeken of hebben met slachtoffer [benadeelde partij] , geboren te Leeuwarden op [geboortedatum] , behalve als dit contact geschiedt in het kader van de omgang met betrekking tot hun minderjarige dochter, [naam] , geboren op [geboortedatum] , en dit contact plaatsvindt onder toezicht en/of op voorwaarden van een hulpverlenende instantie, zoals Veilig Thuis of een soortgelijke instantie.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van de vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
En ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/248450-22 onder 1. bewezen verklaarde tot:
Betaling van een
geldboete ten bedrage van € 500,00(zegge: vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis.

Benadeelde partijen

Ten aanzien van parketnummer 18/085884-22, feit 1. meer subsidiair
Wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
[benadeelde partij]te betalen:
  • het bedrag van € 1.500,00 (zegge: vijftienhonderd euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 april 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijs de vordering voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van
[benadeelde partij]aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.500,00 (zegge: vijftienhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 april 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 25 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van parketnummer 18/085884-22, feit 2.
Wijst de vordering van de benadeelde partij volledig toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
Politie Eenheid Noord-Nederlandte betalen:
  • het bedrag van € 70,00 (zegge: zeventig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 april 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van
Politie Eenheid Noord-Nederlandaan de Staat te betalen een bedrag van € 70,00 (zegge: zeventig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 april 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 1 dag kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 10/145027-19
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Rotterdam, locatie Dordrecht van 2 oktober 2019.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.W.G. Wijnands, voorzitter, mr. M. Brinksma en mr. K. Bunk, rechters, bijgestaan door mr. M.A. Toussaint, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 november 2022.