ECLI:NL:RBNNE:2022:4460

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 november 2022
Publicatiedatum
30 november 2022
Zaaknummer
18/257097-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met letsel door roekeloos rijgedrag en verlaten van de plaats delict

Op 16 maart 2021 heeft de verdachte in Leeuwarden, als bestuurder van een niet verzekerde personenauto zonder rijbewijs, een verkeersongeval veroorzaakt. Tijdens het achteruitrijden heeft hij een voetgangster aangereden, waardoor deze zwaar lichamelijk letsel opliep. Na het ongeval is de verdachte van de plaats delict weggereden zonder zich om het slachtoffer te bekommeren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden met een proeftijd van 3 jaren, een taakstraf van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 2 jaren. Daarnaast zijn er geldboetes opgelegd voor de overtredingen van de Wegenverkeerswet. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, maar sprak hem vrij van het ten laste gelegde zware lichamelijk letsel, omdat dit niet bewezen kon worden. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn positieve ontwikkeling.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden parketnummer
18/257097-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 november 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 november 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.A. Lubbers, advocaat te Deventer.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H. Mous.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 maart 2021, te Leeuwarden, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto) daarmede (achteruit) rijdende over de weg, de Albadastins, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig met hoge snelheid, althans gezien de situatie ter plaatse met een te hoge snelheid, achteruit over die Albadastins is gereden, alwaar een voetgangster juist bezig was die Albadastins over te steken, in plaats van tijdig en/of voldoende uit te wijken voor en/of voldoende afstand te bewaren tot en/of voldoende rekening te houden met die voetgangster, met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig tegen die voetgangster is gebotst en/of aangereden en/of over die voetgangster is gereden, waardoor die voetgangster (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een (zware) hersenschudding en/of een gebroken rib, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan; subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 maart 2021, te Leeuwarden, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Albadastins, met dat door hem, verdachte, bestuurde voertuig met hoge snelheid, althans gezien de situatie ter plaatse, met te hoge snelheid, achteruit over die Albadastins is gereden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd; 2.
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Leeuwarden op/aan de Albadastins, op of omstreeks 16 maart 2021, de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer] ) letsel en/of schade was toegebracht;
3.
hij op of omstreeks 16 maart 2021, te Leeuwarden, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de Albadastins, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
4.
hij op of omstreeks 16 maart 2021, te Leeuwarden, als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto), gekentekend [kenteken] , daarmede heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Albadastins, zonder dat er voor dit motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen was gesloten en in stand gehouden.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd voor het onder 1 primair ten laste gelegde, in de zin dat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, waardoor het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De officier van justitie heeft voorts bewezenverklaring gevorderd voor het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte heeft slechts één enkele verkeersfout begaan: het niet verlenen van voorrang aan het slachtoffer gedurende het uitvoeren van een bijzondere manoeuvre, te weten het achteruitrijden.
Hierbij heeft verdachte de maximumsnelheid niet overschreden en het is onbekend met welke snelheid verdachte op dat moment heeft gereden. Het voorgaande is onvoldoende om schuld, in de zin van een aanmerkelijke onvoorzichtige en onoplettende gedraging, te bewijzen. De raadsvrouw heeft ter onderbouwing van haar standpunt verwezen naar relevante jurisprudentie, opgenomen in haar pleitnota.
De raadsvrouw heeft daarnaast betoogd dat niet kan worden bewezen dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel, of zodanig letsel, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, heeft opgelopen. Uit de twee geneeskundige verklaringen van 16 maart 2021 volgt dat het slachtoffer een hersenschudding en een sleutelbeenbreuk heeft opgelopen. Dit letsel is niet zonder meer aan te merken als zwaar lichamelijk letsel als bedoeld in artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht, nu er geen nadere informatie beschikbaar is over de ernst van het letsel, de noodzaak van medisch ingrijpen en een eventuele hersteltijd. De verklaring van het slachtoffer die zij twee weken na het ongeval heeft afgelegd geeft hiervoor evenmin aanknopingspunten. Ter onderbouwing dat er in deze zaak geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel heeft de raadsvrouw, verwezen naar relevante jurisprudentie, opgenomen in haar pleitnota.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde:
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring, van het onder 1 primair ten laste gelegde, redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1.
De door verdachte ter zitting van 14 november 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik ben de bestuurder geweest die op 16 maart 2021 in de auto, een Peugeot, op de Albadastins heeft gereden. Ik was niet in het bezit van een autorijbewijs. Vanwege lachgasgebruik had ik al langer last van uitvalsverschijnselen in mijn benen. Daar had ik in die tijd met vlagen last van, waarbij ik merkte dat het gevoel in mijn benen dan zwaar werd. Op de dag van het ongeval van het ongeval had ik daar ook last van. Ik had er nooit echt goed over nagedacht of ik wel behoorlijk in staat was om een auto te besturen.
Zonder na te denken en te kijken ben ik achteruit gereden om de auto naar een andere parkeerplaats te rijden. Daarbij heb ik totaal niet opgelet. Mevrouw heb ik niet gezien toen ze overstak. Ik heb helemaal niet naar achteren gekeken. Ik ben gaan slingeren met de auto. Na het ongeval zag ik mevrouw liggen en ben ik uit een paniekreactie weggereden.
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 16 maart 2021,opgenomen op pagina 38 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002021068709 d.d. 3 juni 2021, inhoudend als verklaring van [naam 1] :
Op 16 maart 2021, stond ik op de parkeerplaats op de Albadastins te Leeuwarden. Ik zag vanaf de grote parkeerplaats een auto heel hard achteruit rijden. De auto maakte veel toeren. Het viel mij enorm op door de snelheid en harde geluid. De motor brulde er over. Het klonk heel asociaal. Ik zag dat het een donkerkleurige auto was. Ik zag dat de vrouw, die later het slachtoffer was, aan mijn zijde van de weg was. Ik zag dat de vrouw om keek om over te steken. Ik zag dat de vrouw vervolgens de Albadastins schuin over stak. Ik zag hoe zij vervolgens werd aangereden door de donkerkleurige auto. Ik zag hoe de vrouw in haar rug werd aangereden door de auto. Ik zag hoe zij door de lucht vloog. Ik hoorde haar op de weg smakken.
3.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 16 maart 2021,opgenomen op pagina 44 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 2] :
Op dinsdag 16 maart 2021 rond 15:00 uur liep ik over de Albadastins te Leeuwarden. Ik hoorde dat de bestuurder van de zwarte Peugeot met kracht naar een andere versnelling schakelde. Ik zag en hoorde dat de zwarte Peugeot, veel gas gaf en heel snel achteruit reed. Ik zag dat er ook net een voetganger achter deze Peugeot de weg overstak. Ik zag dat deze voetganger, een vrouw, door de zwarte Peugeot geraakt werd. Ik keek de zwarte Peugeot nog na en zag dat de achterruit er helemaal uitlag.
4.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 17 maart 2021,opgenomen op pagina 47 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 3] :
Op 16 maart 2021 op de Albadastins werd mijn aandacht getrokken door een zwarte, langwerpige auto. Ik zag dat de auto in eerste instantie op ons af leek te komen maar ineens met een flinke vaart achteruit reed. Ik heb geen idee waarom de auto achteruit reed. Het sloeg nergens op want je kunt daar nergens parkeren. Ik zag dat er op het moment dat de auto achteruit reed een vrouw schuin overstak. Ik zag dat zij op het moment dat zij achter de zwarte auto liep vol werd aangereden door de auto. Ik zag dat de vrouw op de achterkant van de auto terecht kwam en hier korte tijd op bleef liggen. Vervolgens zag ik dat de vrouw van de auto af werd gelanceerd door dat de auto nog een stukje door bleef rijden. Ik zag dat de vrouw half op het trottoir op ongeveer 2 meter afstand van de auto terecht kwam.
5.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 17 maart 2021,opgenomen op pagina 50 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 4] :
Op 16 maart 2021 zag ik een zwarte Peugeot achteruitrijden de bocht om komen op de Albadastins. Ik bleef op de achteruitrijdende zwarte Peugeot letten. Dit deed ik omdat ik het vreemd vond dat hij achteruit reed. Naar mijn idee had hij makkelijk kunnen keren. Dit omdat er twee parkeerplaatsen naast de weg waren. Ik zag ter hoogte van Albadastins een vrouw lopen. Ik zag dat ze de weg overstak. Ik zag dat de vrouw vanaf de weg de stoep bijna opliep toen de achteruitrijdende zwarte Peugeot haar aanreed. Ik zag dat de zwarte Peugeot met de achterkant tegen de linker zijkant/achterkant van de vrouw aanreed. Ik zag dat de vrouw ongeveer ter hoogte van de kofferbak van de zwarte Peugeot, op de auto terecht kwam. Ik zag dat de zwarte Peugeot achteruit bleef rijden, nadat ze tegen de vrouw aangereden waren. Ik zag dat de vrouw na ongeveer 2 meter van de zwarte Peugeot afviel en op de grond terecht kwam.
6.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van opmerkingen/relaas verbalisant d.d. 3 juni 2021, opgenomen op pagina 4 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Letselverklaring slachtoffer [slachtoffer]
Aangaande het letsel is bij twee afdelingen informatie ingewonnen. Neurologisch wordt een herstel tijd van 4 tot 6 weken aangegeven, wat betreft het fractuur wordt een hersteltijd van 2 maanden aangegeven. Beide geneeskundige verklaringen zijn bij het dossier gevoegd. Verder werd er door mij, [verbalisant], verbalisant, op 19 mei 2021 nogmaals telefonisch contact opgenomen, daarbij gaf het slachtoffer [slachtoffer] aan dat ze op dat moment op revalidatiebasis aan het werk was en dat ze het niet langer dan 1,5 uur vol hield. Ook was er nu pas naar voren gekomen dat haar recht kruisband van haar knie gescheurd was en dat die nu nog behandeld moest worden. Al met al was de verwachting zeker een half jaar tot slachtoffer [slachtoffer] weer helemaal hersteld zou zijn.
7.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van FO-verkeer d.d. 5 mei 2021,opgenomen op pagina 67 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op dinsdag 16 maart 2021 hebben wij een onderzoek ingesteld naar de toedracht van het hierna bedoelde verkeersongeval.
Het ongeval had eerder die middag, omstreeks 14:56 uur, plaatsgevonden op de Albadastins, ter plaatse gelegen binnen de bebouwde kom van Leeuwarden in de gemeente Leeuwarden.
Het ongeval is te wijten geweest aan de gedraging van de bestuurder van de auto. Deze heeft tijdens het achteruit rijden de overstekende vrouw niet voor laten gaan. Het betrokken voertuig verkeerde, voor zover kon worden vastgesteld, rijtechnisch in een voldoende staat van onderhoud en vertoonde zeer waarschijnlijk geen gebreken of afwijkingen welke van invloed waren of konden zijn geweest op het ontstaan van dit ongeval.
Bewijsoverweging
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde feit dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet. Daarvoor moet er ten minste sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende is voor een bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van de gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet.
De rechtbank leidt uit voormelde bewijsmiddelen af dat verdachte, terwijl hij niet over een rijbewijs beschikte, op klaarlichte dag op de Albadastins in Leeuwarden nadat hij met kracht naar de auto in een andere versnelling heeft gezet, plotseling en met een te hoge snelheid een bijzondere manoeuvre heeft ingezet door achteruit te rijden. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij voorafgaand aan, en tijdens het achteruitrijden niet heeft nagedacht, niet heeft opgelet en überhaupt niet heeft gekeken of er zich personen of voertuigen achter hem bevonden. Gebleken is voorts dat verdachte op die dag bij vlagen last heeft gehad van uitvalsverschijnselen in zijn benen. De rechtbank is, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat het voorgaande niet valt aan te merken als slechts één enkele verkeersfout. De rechtbank acht gezien alle omstandigheden bewezen dat verdachte "zeer onvoorzichtig en onoplettend'' heeft gereden, waardoor een verkeersongeval is veroorzaakt.
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat niet is komen vast te staan dat het letsel dat door de gedragingen van de verdachte bij het slachtoffer is veroorzaakt, te weten een hersenschudding en een gebroken rib, als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt. Daartoe overweegt de rechtbank, dat hetgeen de rechtbank uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de aard van het letsel, en de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen ontoereikend is om het letsel aan te kunnen merken als zwaar lichamelijk letsel. Daarbij komt dat de ten laste gelegde gebroken rib in het strafdossier geen ondersteuning vindt. De verdachte zal daarom van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Daarentegen is de rechtbank, anders dan de raadsvrouw, wel van oordeel dat door de gedragingen van verdachte bij het slachtoffer zodanig lichamelijk letsel is toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Uit het dossier volgt dat neurologisch een hersteltijd van vier tot zes weken wordt aangegeven en ten aanzien van de fractuur wordt een hersteltijd van twee maanden aangegeven. Voorts heeft de verbalisant verklaard dat er op 19 mei 2021 contact is geweest met het slachtoffer, waarbij het slachtoffer heeft aangegeven dat in een later stadium pas naar voren is gekomen dat haar kruisband van haar knie gescheurd bleek te zijn en behandeld diende te worden. De hersteltijd zou naar verwachting zeker een half jaar in beslag nemen. Bovendien is het slachtoffer op voornoemde datum op revalidatiebasis aan het werk geweest, maar zij heeft het niet langer vol weten te houden dan anderhalf uur.
Het onder 1 primair ten laste gelegde acht de rechtbank daarom bewezen.
De rechtbank acht ook het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde luidt de opgave als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 november 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 17 maart 2021,opgenomen op pagina 121 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002021068709 d.d. 1 juli 2021, inhoudend de verklaring van [naam 5] .

Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde luidt de opgave als volgt:

de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 november 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanrijding misdrijf d.d. 22 april 2021,opgenomen op pagina 63 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002021068709 d.d. 1 juli 2021, inhoudend de verklaring van verbalisant;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 14 september 2021, opgenomen ineen aanvullend proces-verbaal bij voornoemd dossier, inhoudend “uitdraai RBW register”.

Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde luidt de opgave als volgt:

de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 november 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanrijding misdrijf d.d. 22 april 2021,opgenomen op pagina 63 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002021068709 d.d. 1 juli 2021, inhoudend de verklaring van verbalisant;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 14 september 2021, opgenomen ineen aanvullend proces-verbaal bij voornoemd dossier, inhoudend “verzekering op peildatum”.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 16 maart 2021, te Leeuwarden, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, daarmede achteruit rijdende over de weg, de Albadastins, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend, met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig gezien de situatie ter plaatse met een te hoge snelheid, achteruit over die Albadastins is gereden, alwaar een voetgangster juist bezig was die Albadastins over te steken, in plaats van tijdig en voldoende uit te wijken voor en voldoende afstand te bewaren tot en voldoende rekening te houden met die voetgangster, met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig tegen die voetgangster is aangereden, waardoor die voetgangster genaamd [slachtoffer] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
2.
hij, als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Leeuwarden op de Albadastins, op 16 maart 2021, de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist, aan een ander te weten [slachtoffer] letsel was toegebracht.
3.
hij op 16 maart 2021, te Leeuwarden, als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, heeft gereden op de weg, de Albadastins, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
4.
hij op 16 maart 2021, te Leeuwarden, als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, gekentekend [kenteken] , daarmede heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Albadastins, zonder dat er voor dit motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen was gesloten en in stand gehouden.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op:
1.
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;

4.
als bestuurder van een motorrijtuig buiten een weg daarmee deelnemen aan het verkeer op een terrein zonder dat er voor dat motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen is gesloten en in stand gehouden.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaren. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 3 en 4 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot tweemaal een geldboete van € 400,-.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, nu dit de positieve ontwikkeling zal doorbreken die verdachte doormaakt. Aan verdachte kan een taakstraf opgelegd worden. De raadsvrouw heeft voorts aangevoerd dat rekening moet worden gehouden met het bepaalde in artikel 63 Wetboek van Strafrecht en het tijdsverloop.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft op 16 maart 2021 in Leeuwarden, terwijl hij niet beschikte over een rijbewijs, als bestuurder van een niet verzekerde personenauto een ongeval veroorzaakt, waarbij het slachtoffer lichamelijk letsel heeft opgelopen waaruit tijdelijke ziekte en verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Bovendien is verdachte na het ongeluk weggereden van de plaats delict en heeft hij daarmee nagelaten zich over het slachtoffer te ontfermen. Ter terechtzitting heeft het slachtoffer gebruik gemaakt van haar spreekrecht en daaruit is gebleken dat zij ruim anderhalf jaar na het ongeval nog steeds last heeft van fysieke en mentale ongemakken die zijn ontstaan door de aanrijding. Verdachte heeft ter zitting zijn verantwoordelijkheid genomen en spijt betuigd. Dit neemt echter niet weg dat de rechtbank het verdachte zwaar aanrekent dat hij zonder rijbewijs en onverzekerd als bestuurder van een personenauto aan het verkeer heeft deelgenomen, zodoende een ongeluk heeft veroorzaakt en daarna is weggereden zonder zich om het door hem aangereden slachtoffer te bekommeren.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 september 2022, eerder onherroepelijk is veroordeeld voor andersoortige strafbare feiten. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het rapport van de reclassering van 10 oktober 2022, opgemaakt in het kader van een andere strafzaak tegen verdachte die inmiddels is afgedaan. Uit dit rapport volgt dat verdachte zich goed houdt aan eerder opgelegde bijzondere voorwaarden en dat hij inmiddels een positieve ontwikkeling lijkt door te maken.
Volgens de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS, wordt bij aanmerkelijke schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994, als uitgangspunt oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden en een ontzegging voor de rijbevoegdheid gedurende 1 jaar gehanteerd. De rechtbank zal op dit moment echter niet overgaan tot oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gelet op de jonge leeftijd van verdachte en de omstandigheid dat de recente positieve ontwikkeling die verdachte doormaakt daarmee doorbroken zal worden. Wel acht de rechtbank een forse voorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk als stok achter de deur.
Alles afwegende acht de rechtbank, voor wat betreft het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden met een proeftijd van 3 jaren, een taakstraf van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaren passend en geboden. Ten aanzien van feiten 3 en 4 zal de rechtbank de voor deze feiten gebruikelijke geldboete opleggen, te weten tweemaal een geldboete ter hoogte van € 400,-. Op grond van de wet dienen deze straffen afzonderlijk te worden opgelegd omdat het hier gaat om overtredingen.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24c, 62, 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 7, 107, 175, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 30 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak
De rechtbank
Verklaart het onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Ten aanzien van feiten 1 primair en 2:
-
een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
-
een taakstraf voor de duur van 240 uren.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
-
een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenbromfietsen daaronder begrepen
– voor de tijd van 2 jaren.
Ten aanzien van feit 3:
betaling van een
geldboete ten bedrage van € 400,-(zegge: vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door 8 dagen hechtenis.
Ten aanzien van feit 4:
betaling van een
geldboete ten bedrage van € 400,-(zegge: vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door 8 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.W. Janssen, voorzitter, mr. R.B. Maring en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. M. Huiskamp, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 november 2022.
Mr. E.P. van Sloten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.