Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 maart 2021, te Leeuwarden, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto) daarmede (achteruit) rijdende over de weg, de Albadastins, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig met hoge snelheid, althans gezien de situatie ter plaatse met een te hoge snelheid, achteruit over die Albadastins is gereden, alwaar een voetgangster juist bezig was die Albadastins over te steken, in plaats van tijdig en/of voldoende uit te wijken voor en/of voldoende afstand te bewaren tot en/of voldoende rekening te houden met die voetgangster, met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig tegen die voetgangster is gebotst en/of aangereden en/of over die voetgangster is gereden, waardoor die voetgangster (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een (zware) hersenschudding en/of een gebroken rib, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan; subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 maart 2021, te Leeuwarden, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Albadastins, met dat door hem, verdachte, bestuurde voertuig met hoge snelheid, althans gezien de situatie ter plaatse, met te hoge snelheid, achteruit over die Albadastins is gereden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd; 2.
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Leeuwarden op/aan de Albadastins, op of omstreeks 16 maart 2021, de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer] ) letsel en/of schade was toegebracht;
3.
hij op of omstreeks 16 maart 2021, te Leeuwarden, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de Albadastins, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
4.
hij op of omstreeks 16 maart 2021, te Leeuwarden, als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto), gekentekend [kenteken] , daarmede heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Albadastins, zonder dat er voor dit motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen was gesloten en in stand gehouden.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd voor het onder 1 primair ten laste gelegde, in de zin dat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, waardoor het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De officier van justitie heeft voorts bewezenverklaring gevorderd voor het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte heeft slechts één enkele verkeersfout begaan: het niet verlenen van voorrang aan het slachtoffer gedurende het uitvoeren van een bijzondere manoeuvre, te weten het achteruitrijden.
Hierbij heeft verdachte de maximumsnelheid niet overschreden en het is onbekend met welke snelheid verdachte op dat moment heeft gereden. Het voorgaande is onvoldoende om schuld, in de zin van een aanmerkelijke onvoorzichtige en onoplettende gedraging, te bewijzen. De raadsvrouw heeft ter onderbouwing van haar standpunt verwezen naar relevante jurisprudentie, opgenomen in haar pleitnota.
De raadsvrouw heeft daarnaast betoogd dat niet kan worden bewezen dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel, of zodanig letsel, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, heeft opgelopen. Uit de twee geneeskundige verklaringen van 16 maart 2021 volgt dat het slachtoffer een hersenschudding en een sleutelbeenbreuk heeft opgelopen. Dit letsel is niet zonder meer aan te merken als zwaar lichamelijk letsel als bedoeld in artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht, nu er geen nadere informatie beschikbaar is over de ernst van het letsel, de noodzaak van medisch ingrijpen en een eventuele hersteltijd. De verklaring van het slachtoffer die zij twee weken na het ongeval heeft afgelegd geeft hiervoor evenmin aanknopingspunten. Ter onderbouwing dat er in deze zaak geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel heeft de raadsvrouw, verwezen naar relevante jurisprudentie, opgenomen in haar pleitnota.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde:
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring, van het onder 1 primair ten laste gelegde, redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.