ECLI:NL:RBNNE:2022:4642

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
9 december 2022
Zaaknummer
18/166180-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met snijwonden in Leeuwarden

Op 6 december 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De verdachte, geboren op 21 februari 1984, werd beschuldigd van het opzettelijk toebrengen van snijwonden aan het slachtoffer, [slachtoffer], op 21 mei 2022 in Leeuwarden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte betrokken was bij een steekincident waarbij het slachtoffer meerdere snijwonden opliep aan vitale delen van het lichaam, waaronder de hals en de buik. De verdachte ontkende zijn betrokkenheid, maar de rechtbank concludeerde op basis van getuigenverklaringen, camerabeelden en forensisch bewijs dat hij de dader was. De rechtbank achtte het handelen van de verdachte als een poging tot doodslag, omdat hij met een scherp voorwerp meerdere keren in de richting van het slachtoffer had gesneden, wat een aanmerkelijke kans op de dood met zich meebracht. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 24 maanden en hefte de schorsing van de voorlopige hechtenis op. Tevens werd de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer], tot schadevergoeding gedeeltelijk toegewezen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Leeuwarden
parketnummer 18/166180-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 06 december 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats], thans zonder vaste woon- of verblijfplaats, ingeschreven in de Basisregistratie Personen te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 november 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.G. Knegt, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D.P. Menting.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 21 mei 2022 te Leeuwarden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, in de buik en/of de borstkas en/of de oksel, althans het torso en/of de kin en/of de hals, heeft gestoken en/of gesneden met een mes, althans een scherp voorwerp, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 21 mei 2022 te Leeuwarden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, in de buik en/of borstkas en/of de oksel, althans het torso en/of de kin en/of de hals, heeft gestoken en/of gesneden met een mes, althans een scherp voorwerp, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het primaire feit en veroordeling gevorderd voor het subsidiaire feit. Er is voldoende bewijs dat verdachte de dader is.
De officier van justitie is echter van oordeel dat het handelen van verdachte geen poging tot doodslag oplevert, maar een poging tot zware mishandeling. De gedraging van verdachte is volgens hem niet aan te merken als een gedraging die de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer in het leven heeft geroepen. Immers is sprake van snij- in plaats van steekletsel, en zijn de plekken waar verwondingen zijn aangetroffen geen fatale plekken. Ook is onduidelijk gebleven waarmee, hoe stevig en gericht gesneden is. Het handelen van verdachte levert daarentegen wel een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel op.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van zowel het primaire als subsidiaire feit, wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat het verdachte is geweest die aangever heeft gestoken/gesneden. Immers heeft verdachte ontkend, heeft niemand het steek-/snij-incident gezien, zijn er geen bloedsporen en/of steek-/snijwapens bij verdachte aangetroffen en is er weinig te zien op de camerabeelden. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat de aanmerkelijke kans op de dood niet kan worden aangenomen. Over of, hoe, wie, waarmee, hoe stevig/krachtig, gericht of op welke wijze gestoken is, en de onderlinge afstand tussen de steker en aangever, is niets bekend. Daarbij heeft de raadsman aangevoerd dat aangever ook verwondingen kan hebben opgelopen door een ongelukkige val in bijvoorbeeld glas.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht feit 1 primair wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 22 november 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 21 mei 2022 was ik bij het gebouw van de Leeuwarder Courant. Er hing een broeierige sfeer. Aangever gedroeg zich vervelend tegenover een vrouw, die daarom mijn hulp inriep. Ik zei tegen aangever dat hij die vrouw met rust moest laten. Aangever heeft toen zijn shirt uitgetrokken en mij uitgemaakt voor “kankerhomo”. Ik heb toen gezegd: “Wat zei je?” en ik heb twee harde klappen gegeven. Voordat aangever wegliep heb ik hem nog een duw gegeven, waardoor hij in het riet is gevallen. Uiteindelijk zag ik hem strompelend en zonder bovenkleding weglopen over de brug. Toen hij wegliep was al gebeurd wat is gebeurd met aangever. Mensen zeiden over het ten laste gelegde incident tegen mij: “Jij hebt dat gedaan.” Ik kon die dag niet terug naar de nachtopvang, omdat ik geschorst was.
U toont mij de camerabeelden van de overkapping bij de Leeuwarder Courant. Ik zie mijzelf, [naam 1] en aangever op de beelden. U toont mij de camerabeelden van de Sixmabrug en vraagt mij wie de persoon is die door het beeld rent en later terug komt lopen. Dat ben ik. U houdt mij het bericht “Die steek ik neer net als die soma of Eritrean” op pagina 120 van het dossier voor. Het klopt dat ik dat bericht heb verstuurd.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 30 mei 2022,opgenomen op pagina 22 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NN1R022059 d.d. 10 oktober 2022, inhoudend als verklaring van [slachtoffer]:
V: Je hebt ons gebeld omdat je wist wie jou had gestoken, wat kun je ons vertellen?
A: Ik was met een paar mensen bij LC. [verdachte] heeft mij gestoken. Ik heb met hem ruzie gehad.
V: Wanneer was die ruzie?
A: Dat was zaterdag
V: Maar hoe weet je zeker dat het [verdachte] was die jou heeft gestoken?
A: Die mensen hebben dat gezegd. Dat meisje dat bij mij stond, die zei het tegen mij. Het is de man waar je eerder ruzie mee hebt gehad werd mij verteld.
V: Je noemde ook nog een meisje, wat heeft zij tegen jou gezegd.
A: Zij heeft ook gezegd dat [verdachte] mij heeft gestoken.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 23 mei 2022,opgenomen op pagina 173 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 2]:
O: Je wordt naar aanleiding van de steekpartij van afgelopen zaterdag 21 mei 2022 op de Sixmastraat Leeuwarden gehoord als getuige.
A: Ik ben bij de Leeuwarder Courant langsgegaan, toen waren zij er al.
V: Wat deed [slachtoffer]?
A: Nou dan wil hij wel even vechten. Toen heeft hij een handgemeen met iemand gehad en blijkbaar is het toen gebeurd.
A: Toen ze weer uit het riet kwamen keek [slachtoffer] een beetje verdwaasd om zich heen en is ie zo in de blote bast richting Schrans gelopen. Ik zag politie richting de Schrans rijden. Toen ben ik erheen gefietst en toen lag hij daar.
V: En die vent met wie hij in het riet is beland? Hoe ziet hij eruit?
A: Donker haar
V: En zijn huidskleur?
A: Blank
V: En dat donkere haar, was dat kort, lang, stekeltjes?
A: Sluik
V: En hoe lang was dat sluike haar?
A: Tot op de schouders ongeveer. Net er boven misschien.
V: Je kent hem niet, weet je waar hij vandaan kwam?
A: Hij zat in de nachtopvang maar ja daar mocht hij even niet heen geloof ik. Dat heeft hij mij verteld.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict(Sixmastraat Leeuwarden) d.d. 28 juni 2022, opgenomen op pagina 36 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 1]:
Op zaterdag 21 mei 2022 werd door mij onderzoek verricht op het veldje naast de Sixmabrug. Ik zag dat er op één locatie de rietkraag was platgedrukt. Ik zag dat er in dit platgedrukte gedeelte bloedsporen zichtbaar waren.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 mei 2022,opgenomen op pagina 60 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 2]:
Op zaterdag 21 mei 2022 omstreeks 20.10 uur kreeg ik het verzoek om te gaan naar de omgeving: Achter de Hoven, alwaar mogelijk een persoon gestoken zou zijn met een mes. Aanrijdend kreeg ik te horen dat het slachtoffer zich mogelijk nabij de Albert Heijn, gevestigd aan de Schrans te Leeuwarden bevond. Even later werd dit aangepast in de Sixmastraat te Leeuwarden, achteringang Albert Heijn. Ter plaatse aan de Sixmastraat, zag ik nabij de achteringang van de Albert Heijn een man op de grond liggen. Deze persoon naar later bleek te zijn: [slachtoffer]. Ik zag dat de persoon die op de grond lag open wonden had op zijn lichaam. Ik zag naast de hoofdingang een persoon staan, welke mij opgaf te zijn: [naam 3]. Hij gaf aan dat hij ons gebeld had. Hij verklaarde mij: Ik zag dat die man vanaf de kant van de Leeuwarder Courant aan kwam lopen. Ik zag dat hij naar de ingang van de Albert Heijn liep. Ik zag dat hij geen T-shirt aan had en gewond was.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 juni 2022,opgenomen op pagina 144 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 3]:
Op zaterdag 21 mei 2022 vond er in de nabijheid van de Sixmabrug te Leeuwarden een steekincident plaats. Het slachtoffer bleek te zijn genaamd [slachtoffer], geboren in Eritrea. Er waren beelden van een camera, gericht op de Sixmabrug, en beelden met zicht op wat er onder een overkapping opzij van het gebouw plaatsvindt. Het gebouw is in gebruik bij de Leeuwarder Krant en het Fries Dagblad.
[verdachte], geboren op 21 februari 1984, werd herkend door andere politieambtenaren en werd mij aangewezen. Door mij werd het volgende op de beelden gezien.
Overkapping
19.53.45
[naam 1] en [verdachte] komen onder de overkapping. Ze omhelzen elkaar.
Overkapping
19.54.20
[slachtoffer] komt in hun richting lopen.
Overkapping
19.54.30
[verdachte] loopt weg bij hen. [slachtoffer] staat tegen over [naam 1]. Hij maakt met zijn rechterhand wijzende gebaren naar [verdachte].
Overkapping
19.54.40
[verdachte] loopt weer naar hen toe. [slachtoffer] draait zich in zijn richting. [slachtoffer] en [verdachte] komen tegenover elkaar te staan. [slachtoffer] maakt trappende bewegingen met zijn knie in de richting van [verdachte].
Overkapping
19.55.05
[slachtoffer] richt zich even later weer op [naam 1]. Hij maakt brede armbewegingen, terwijl hij tegenover haar staat. [verdachte] loopt bij hen weg. Hij lijkt iets uit zijn broekzak te pakken. Hij maakt eerst een slingerbeweging met zijn hand.
Overkapping
19.55.18
[verdachte] houdt iets in zijn rechterhand. Hij houdt zijn hand achter zijn rug. Hij loopt in de richting van [naam 1] en [slachtoffer].
Overkapping
19.55.32
[slachtoffer] loopt op hem af. [verdachte] loopt achterwaarts bij hem weg. [slachtoffer] volgt hem. Hij houdt zijn rechterhand achter zijn rug.
Door een collega van de digitale recherche werden uitvergrotingen gemaakt van de opnamen. Hierop is te zien dat [verdachte] een voorwerp in zijn rechterhand heeft. Op een paar andere vergrotingen is te zien dat hij een zilverkleurig voorwerp in zijn rechterhand heeft.
Sixmabrug
20.00.23
[slachtoffer] loopt met ontbloot bovenlichaam over de brug, richting Sixmastraat en verdwijnt uit beeld. Hij loopt eerst voorovergebogen, later weer recht op. Hij loopt slingerend over de weg.
Sixmabrug
20.06.17
Man, qua kleding overeenkomend met [verdachte], gaat hard lopend over de brug richting Sixmastraat.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 juli 2022,opgenomen op pagina 117 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 4]:
De telefoon van verdachte [verdachte] werd inbeslaggenomen. Ik heb de inbeslaggenomen telefoon onderzocht. Ik kan hierover het volgende verklaren.
[verdachte] verstuurt onderstaande message:
14-6-2022 Die steek ik neer net als die soma of Eritrean
Opmerkingen verbalisant:
Het slachtoffer van de poging doodslag en tevens aangever betreft: [slachtoffer], geboren te Eritrea.
8. Een forensisch geneeskundig letselverslag, op 2 augustus 2022 opgemaakt en ondertekend doorT.H. Tan, forensisch arts, opgenomen op pagina 28 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Betrokkene: [slachtoffer]
Foto 1a voorzijde hals en 1b detail
Plaats: voorzijde hals onder de kin
Rangschikking: solitair
Omvang: ongeveer 7cm lang, bovenzijde verheven en breder litteken van ongeveer 0,3 bij 1 cm
Vorm: lijnvormig met aan de bovenzijde verheven en breder litteken uitlopend naar een dunner lijn
Omtrek: scherp begrensd
Soort verwonding: het betreft een litteken. Het beeld kan passen bij een geheeld scherp letsel zoals snij- of krasletsel
Foto 2 borstkas
Plaats: rechterzijde voorzijde borstkas
Rangschikking: solitair
Omvang: ongeveer 19 cm lang, de breedte varieert tussen 0,2 tot 0,5 cm
Vorm: lijnvormig, bovenzijde (bij sleutelbeen) is het breder en wordt
dunner richting de tepel
Omtrek: scherpbegrensd
Soort verwonding: het betreft een litteken. Het beeld kan passen bij een geheeld scherp letsel zoals snij- of kraslestel.
Foto 3 buik
Plaats: linkerzijde onderbuik
Rangschikking: 2 parallel lopende letsels
Omvang: bovenste letsel: ongeveer 13 cm lang en 0,5 cm breed.
onderste letsel: ongeveer 22 cm lang en 0,5 cm breed
Vorm: beiden lijn vormig
Omtrek: beiden scherp begrensd
Soort verwonding: het betreft bij beiden om een litteken. Het beeld kan passen bij een geheeld scherp letsel zoals snij- of kraslestel.
Foto 4 linkerarm
Plaats: linker bovenarm
Rangschikking: solitair
Omvang: 7 cm lang
Vorm: lijnvormig
Omtrek: scherpbegrensd
Soort verwonding: het betreft een litteken. Het beeld kan passen bij een geheeld scherp letsel zoals snij- of kraslestel.
Foto 5 ellenboog linkerarm
Plaats: linker ellenboog
Rangschikking: solitair
Omvang: 4 cm lang
Vorm: lijnvormig
Omtrek: scherpbegrensd
Soort verwonding: het betreft een litteken. Het beeld kan passen bij een geheeld scherp letsel zoals snij- of kraslestel.
Mechanisme van ontstaan:
Onder het scherp trauma worden verwondingen verstaan, veroorzaakt door scherprandige of puntige voorwerpen: snij- en steekwonden. Bij snijwond is de lengte van een snijwond groter dan de wonddiepte. De wondranden zijn scherp.

Datum/tijd incident: 21 mei 2022

Genezingsduur: tenminste 3- 4 weken
(Blijvende) beperking: littekens zullen blijvend zichtbaar blijven.
Foto 6 onder de kin/hals
Het een lijnvormig letsel, met aan de bovenzijde ontvelling en een huidflapje. De wondranden zijn redelijk scherp. Beeld kan passen bij een kras-/ snijwond.
Foto 7 hals en bovenstuk borstkas rechts
In de hals is een lijnvormig oppervlakkig letsel en op de borstkas is ook een lijnvormig oppervlakkig letsel te zien. Het lijkt dat het letsel op de borstkas in de verlengde ligt van het letsel in de hals. Beeld kan passen bij een kras-/ snijwond.
Foto 8 linker onderbuik
Twee parallel liggende lijnvormig letsel van verschillende lengte. Beiden met scherp en wijkende wondranden. De wondranden zij middels hechtingen naar elkaar toegebracht. Het beeld past bij een snijwond.
Bewijsoverweging
Daderschap verdachte
Verdachte heeft betrokkenheid bij het steek-/snij-incident ontkend. Ten aanzien van het daderschap van verdachte overweegt de rechtbank als volgt.
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat aangever op 21 mei 2022 kort na 20:00 uur bij de achteringang van de Albert Heijn aan de Sixmastraat te Leeuwarden door de politie is aangetroffen met (oppervlakkig) snijletsel op verschillende plaatsen op zijn lichaam. De rechtbank ziet in het dossier in het geheel geen aanknopingspunten voor de door de raadsman genoemde veronderstelling dat dit letsel veroorzaakt zou kunnen zijn doordat aangever zelf is gevallen in glas. De aard van het letsel en de plekken waarop letsel is aangetroffen passen daar evenmin bij. Mede gezien het forensisch geneeskundig letselverslag is de rechtbank dan ook van oordeel dat het om snijletsel gaat met een andere oorzaak dan als door de raadsman wordt geopperd. Voor zover de raadsman hier een alternatief scenario naar voren heeft willen brengen, wordt dat als hoogst onwaarschijnlijk terzijde geschoven.
Verder staat voor de rechtbank vast dat een confrontatie tussen aangever en verdachte heeft plaatsgevonden, direct voordat aangever het snijletsel opliep. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat er een broeierige sfeer hing en dat aangever zich vervelend gedroeg. Toen verdachte aangever aansprak op zijn gedrag volgde een confrontatie tussen de twee. Verdachte erkent geweld te hebben gebruikt tegen aangever. Uit de door de politie beschreven camerabeelden blijkt dat verdachte bij deze confrontatie een zilverkleurig voorwerp in zijn hand heeft gehad. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat dit voorwerp mogelijk een sigaret betreft. Die verklaring acht de rechtbank in het geheel niet aannemelijk. Naast dat het voorwerp qua afmetingen niet lijkt op een sigaret, passen de handelingen die verdachte ten aanzien van het voorwerp verricht ook niet bij het roken van een sigaret. Zo haalt verdachte het voorwerp niet uit een pakje maar los uit zijn zak – hetgeen bij een sigaret onwaarschijnlijk moet worden geacht – en steekt verdachte het voorwerp ook niet aan. Ook de manier waarop verdachte het voorwerp vasthoudt past niet bij het roken van een sigaret. Tot slot licht het voorwerp niet op en komt er geen rook van het voorwerp af. De rechtbank acht daarom de verklaring van verdachte op dit punt volstrekt onaannemelijk en gaat er vanuit dat verdachte hier een (op een) mes (gelijkend voorwerp) vasthoudt.
Aangever heeft verdachte aangewezen als degene die hem het snijletsel heeft toegebracht. Aangever stelt dat hij zelf niet veel van het incident kan herinneren, en dat hij onder andere van het meisje dat bij hem stond heeft gehoord dat verdachte verantwoordelijk is voor zijn snijverwondingen. De rechtbank gaat er vanuit dat aangever met dat meisje [naam 1] bedoelt, omdat zij naast aangever en verdachte heeft gestaan. De rechtbank acht het niet onaannemelijk dat [naam 1] bij de politie – gelet op het milieu waarbinnen dit voorval heeft plaatsgevonden – geen verklaring wenste af te leggen, maar wel uit eigen wetenschap tegenover aangever heeft gezegd wie de dader is. Zij was bij de confrontatie tussen verdachte en aangever aanwezig en zij was ook nadien nog ter plaatse. Ook [naam 2] wijst in de richting van verdachte. Hij stelt dat aangever in het riet is beland met een blanke man met donker sluik haar tot aan de schouders, die niet meer bij de nachtopvang mocht komen. Verdachte past in dit signalement, en verklaart zelf ook dat hij aangever in het riet heeft geduwd. De rechtbank merkt op dat in het riet bloedsporen zijn aangetroffen.
Bevestiging van het daderschap van verdachte ziet de rechtbank voorts in de volgende omstandigheden.
Allereerst heeft verdachte een ‘instant message’ verstuurd op 14 juni 2022, waarin staat: “Die steek ik neer net als die soma of Eritrean”. Naar het oordeel van de rechtbank kan dit bericht bezwaarlijk anders worden uitgelegd als dat hij zelf een ‘soma of Eritrean’ zou hebben neergestoken. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat verdachte hiermee heeft gerefereerd aan de confrontatie die hij met aangever heeft gehad.
Daarnaast heeft verdachte op verschillende punten (zeer) onaannemelijk verklaard. Verdachte stelt dat hij ongeveer vijf minuten lang met zijn rug naar het slachtoffer te hebben gestaan en in die periode niets te hebben gezien, terwijl aangever op dat moment zijn verwondingen zou hebben opgelopen. Dat verdachte – direct nadat hij een confrontatie met aangever zou hebben gehad waarbij hij aangever een aantal rake klappen zou hebben gegeven – in de directe nabijheid van aangever heeft verkeerd maar hem in het geheel niet ‘in de gaten’ zou hebben gehouden is bepaald onaannemelijk.
Ook stelt verdachte geen enkele herinnering te hebben aan het feit dat hij (blijkens de camerabeelden) in dezelfde richting als aangever over de brug, richting de Albert Heijn, is gelopen. Dit terwijl verdachte andere (ontlastende) gebeurtenissen, zoals dat hij aangever twee keer zou hebben geslagen en dat hij een aantal minuten met de rug naar aangever heeft gestaan, wel naar eigen zeggen concreet en precies weet te herinneren.
Opvallend is voorts de verklaring van verdachte, dat hij aangever een paar harde klappen in het gezicht heeft gegeven, omdat die verklaring niet past bij het letsel dat is aangetroffen bij aangever. Niet gebleken is dat aangever blauwe plekken of bloeduitstortingen heeft opgelopen, terwijl dergelijk letsel verwacht zou mogen worden wanneer de verklaring van verdachte waar is.
De rechtbank wijst er tot slot op dat het politiedossier geen enkel concreet aanknopingspunt bevat dat anderen dan verdachte het op aangever hadden voorzien.
Daarbij springt in het oog dat ook verdachte – hoewel hij, gelet op zijn verklaring gedurende aanzienlijke tijd direct voorafgaand aan het ontstaan van het snijletsel in de nabijheid van aangever heeft doorgebracht en dus goed zicht moet hebben gehad wie het op aangever gemunt zou kunnen hebben – nalaat om op enigerlei inzichtelijke wijze uit leggen wat er, als hij het letsel niet zelf heeft toegebracht, wél gebeurd is.
De rechtbank is op basis van het voorgaande van oordeel dat verdachte de snijverwondingen aan aangever heeft toegebracht.
Poging doodslag
De rechtbank is, anders dan de raadsman en de officier van justitie, van oordeel dat het handelen van verdachte een poging tot doodslag oplevert. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood van aangever – is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit de enkele omstandigheid dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, kan niet zonder meer worden afgeleid dat hij de aanmerkelijke kans op het gevolg bewust heeft aanvaard, omdat ook sprake kan zijn van bewuste schuld. Bepaalde gedragingen kunnen echter naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg bewust heeft aanvaard.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte met zijn handelen de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer in het leven heeft geroepen. Aangever is onder andere in zijn hals, borstkas en onderbuik geraakt met een scherp voorwerp, waardoor hij forse, zij het oppervlakkige, snijverwondingen heeft opgelopen. Het is een feit van algemene bekendheid dat deze delen van het menselijk lichaam vitale organen en belangrijke (slag)aderen bevatten, waardoor gemakkelijk fataal letsel kan ontstaan. Daar komt bij dat aangever en verdachte zich ongecontroleerd en onvoorspelbaar hebben gedragen: zij zijn in een worsteling gekomen terwijl zij beiden onder invloed waren van verdovende middelen. Met name het snijden in de hals moet onder deze omstandigheden, ook als zou zijn gesneden met een voorwerp met een relatief kort lemmet, bijzonder risicovol en potentieel dodelijk worden geacht. Verdachte heeft daarom met zijn gedragingen de aanmerkelijke kans op de dood van aangever in het leven geroepen.
Verdachte heeft deze aanmerkelijke kans op de dood ook bewust aanvaard. De gedragingen van verdachte, het met een scherp voorwerp meermalen snijden in het lichaam van aangever, kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer op de dood van aangever gericht te zijn dat het niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg bewust heeft aanvaard. Dat enige informatie over het scherpe voorwerp/mes ontbreekt, doet hier niet aan af. Het primaire feit, poging tot doodslag, is daarom wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primaire feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 21 mei 2022 te Leeuwarden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, in de buik en de borstkas en de kin en de hals, heeft gesneden met een scherp voorwerp, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op: poging tot doodslag.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het subsidiaire feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 302 dagen, waarvan 200 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, en met aftrek van het voorarrest. Daarbij heeft de officier van justitie gevorderd een taakstraf van 100 uren aan verdachte op te leggen. Tot slot heeft de officier van justitie opheffing gevorderd van het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair gepleit voor vrijspraak voor zowel het primair als subsidiair tenlastegelegde, maar indien de rechtbank toch tot een bewezenverklaring zou komen, heeft de raadsman gepleit voor oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, zonder oplegging van bijzondere voorwaarden. Tot slot heeft de raadsman verzocht het geschorste bevel voorlopige hechtenis op te heffen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van het Leger des Heils d.d. 29 september 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 14 november 2022, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft geprobeerd om aangever te doden door met een scherp voorwerp mogelijk fataal letsel aan het slachtoffer toe te brengen. Deze snijverwondingen waren flink: een snee van 7 centimeter in de hals/kin, 19 centimeter in de borstkas, 13 en 22 centimeter in de onderbuik, 7 centimeter in de bovenarm en 4 centimeter in de ellenboog. Het slachtoffer heeft zichtbare en blijvende littekens overgehouden aan de gebeurtenis. Dat aangever de aanval overleefd heeft, is niet aan het handelen van verdachte te danken. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een buitengewoon ernstig misdrijf. Hij heeft niet alleen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever, maar ook het gevoel van veiligheid in de maatschappij aangetast door in het openbaar op deze manier te handelen. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen.
De rechtbank weegt in strafverzwarende zin mee dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een geweldsmisdrijf, namelijk in 2018 voor zware mishandeling. Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met het reclasseringsadvies van het Leger des Heils. Uit het reclasseringsadvies leidt de rechtbank af dat verdachte niet over huisvesting en inkomen beschikt, er sprake is van schuldenproblematiek en ernstige verslavingsproblematiek. Verdachte is niet (meer) gemotiveerd voor een klinische behandeling. Het risico op onttrekken aan de voorwaarden wordt als hoog ingeschat. De reclassering adviseert oplegging van verschillende bijzondere voorwaarden.
Gezien de ernst van het gepleegde feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft voor de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf gekeken naar vergelijkbare strafzaken. Voor een voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank geen aanleiding. Eventuele bijzondere voorwaarden kunnen in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling worden gesteld. Nu de rechtbank, in tegenstelling tot de officier van justitie, wel tot een bewezenverklaring komt van het primaire feit, zal de rechtbank sterk afwijken van de eis van de officier van justitie. Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Een afweging van de belangen van de maatschappij tegenover die van verdachte heeft eerder geleid tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Nu is sprake van een andere situatie. De inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden en verdachte is schuldig bevonden aan een ernstig strafbaar feit. Een hernieuwde afweging van de belangen van de maatschappij en verdachte leidt tot de conclusie dat de belangen van de maatschappij bij de detentie van verdachte nu zwaarder moeten wegen dan de belangen van verdachte en dat de schorsing van de voorlopige hechtenis daarom moet worden opgeheven. De rechtbank zal de schorsing opheffen met ingang van het tijdstip waarop dit vonnis wordt gewezen. Hierdoor herleeft de voorlopige hechtenis vanaf dat tijdstip.
Het voorgaande betekent (voorts) dat de vordering en het verzoek van de raadsman tot opheffing van het geschorste bevel voorlopige hechtenis worden afgewezen.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 3.974,80 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Tevens wordt vergoeding van de immateriële schade gevorderd, maar is geen bedrag ingevuld in het verzoek tot schadevergoeding. Ter terechtzitting heeft de benadeelde partij ook geen bedrag gekoppeld aan de door hem gestelde immateriële schade.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot vergoeding van de materiele schade toe te wijzen, onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en met de wettelijke rente.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, in het geval verdachte wordt vrijgesproken.
Subsidiair heeft de raadsman het volgende verzocht. De opgevoerde medische kosten zijn, met uitzondering van het verplichte eigen risico ad € 385,00, reeds vergoed uit de basisverzekering. Het overige deel van de vordering is geen schade. De immateriële post is niet nader onderbouwd en leent zich niet voor rechterlijke schatting, waardoor deze niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Bovendien is er mogelijk ook sprake van eigen schuld bij benadeelde partij. Een nader onderzoek daartoe leidt tot een onevenredige belasting van het strafproces en daarom zou de vordering nietontvankelijk moeten worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade, met uitzondering van datgene dat is vergoed uit de basisverzekering, heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het primair bewezen verklaarde. De vordering ten aanzien van het eigen risico, de reiskosten en kleding en schoenen, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen voor een bedrag van € 810,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 21 mei 2022.
De benadeelde partij zal voor het overige deel van de gestelde materiële schade niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
De benadeelde partij heeft (daarnaast) vergoeding van immateriële schade gevorderd. Nu geen bedrag is ingevuld op het schadevergoedingsformulier en ook op zitting geen bedrag kenbaar is gemaakt, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in die vordering.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 63 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte, met ingang van heden.
Ten aanzien van het primair bewezenverklaarde:
Wijst de vorderingen van de
benadeelde partij [slachtoffer]toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van € 810,00 (zegge: achthonderdentien euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 mei 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van € 810,00 (zegge: achthonderdentien euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 mei 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 810,00 aan materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 16 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. Praamstra, voorzitter, mr. T.M.L. Wolters en mr. G.W.G. Wijnands, rechters, bijgestaan door mr. L.F. Beitsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 06 december 2022.