Overwegingen
Vooraf 1: uitnodiging voor de zitting en verzoek bijhouden agenda
2. Bartels heeft gesteld dat de brief van de rechtbank van 4 augustus 2022 niet voldoet aan de eisen van een uitnodiging, omdat deze te laat was en niet de namen van de klanten bevat. Volgens Bartels bejegent de rechtbank hem in strijd met de goede procesorde, omdat de rechtbank Bartels houdt aan de zittingsdatum 2 september 2022, en omdat de rechtbank alle zaken op hetzelfde tijdstip heeft geagendeerd. Tot slot heeft Bartels ter zitting verklaard dat hij graag wil zien dat de Raad voor de Rechtspraak zijn agenda gaat bijhouden, zoals dat ook gebeurt bij andere rechtbanken.
3. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet de brief van 4 augustus 2022 aan alle eisen die aan een uitnodigingsbrief voor een zitting worden gesteld. Bartels heeft deze brief blijkbaar ook opgevat als uitnodiging om ter zitting te verschijnen, gelet op zijn verzoeken om uitstel van de zitting, nsog daargelaten dat Bartels ook ter zitting is verschenen.
4. Wat betreft de uitstelverzoeken overweegt de rechtbank dat de redenen voor uitstel per uitstelverzoek verschillen. Dit heeft bij de rechtbank twijfels doen rijzen over de deugdelijkheid van de uitstelverzoeken, te meer omdat Bartels de uitstelverzoeken – ondanks verzoeken daartoe – niet (nader) heeft onderbouwd. De rechtbank heeft mede om die redenen de uitstelverzoeken afgewezen. De andere redenen zijn dat de zittingsdatum met Bartels in een eerder stadium zijn afgestemd, de rechtbank de uitstelverzoeken pas drie weken na ontvangst van de uitnodigingsbrief heeft ontvangen en nader uitstel van de zitting in strijd zou zijn met de goede procesorde.
5. Voor zover Bartels bedoelt te stellen dat hij onvoldoende tijd heeft gehad om zich op de zitting voor te bereiden, overweegt de rechtbank dat Bartels de uitnodigingsbrief blijkens het track & trace-bericht van PostNL op 5 augustus 2022 heeft opgehaald. De stelling van Bartels dat hij de uitnodigingsbrief pas op 9 augustus 2022 heeft ontvangen, strookt hiermee niet en de rechtbank gaat aan deze stelling om die reden dan ook voorbij. Op grond van artikel 8:56 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet een partij ten minste drie weken van tevoren voor de zitting worden uitgenodigd. De uitnodigingsbrief is door Bartels ruim vier weken voor de zittingsdatum ontvangen, oftewel ruim op tijd. Bartels heeft niet toegelicht, laat staan aannemelijk gemaakt, dat hij desondanks te weinig tijd heeft gehad om aan de verzoeken van de rechtbank te voldoen.
6. Bartels betoogt dat in de uitnodigingsbrieven niet alleen het zaaknummer, maar ook de namen van klanten en de omschrijving van het object waarop de zaak betrekking heeft moeten worden vermeld. Anders zou Bartels niet kunnen herleiden op welke zaak de uitnodigingsbrief betrekking heeft. De rechtbank volgt Bartels hierin niet. De combinatie van de betreffende rechtbank en een zaaknummer, die bij de bevestiging van het beroep aan (de gemachtigde van) eisers kenbaar wordt gemaakt, moet worden geacht voldoende te zijn om de correspondentie van de rechtbank te herleiden tot de betreffende zaak. Voor zover Bartels bedoelt dat de rechtbank haar (administratie)systemen moet aanpassen aan zijn administratie, miskent Bartels dat de rechtbank niet zijn administratiekantoor is en niet enige verantwoordelijkheid draagt voor zijn administratie. Een en ander geldt ook voor zijn wens dat de Raad voor de Rechtspraak (of de rechtbank) zijn agenda gaat bijhouden.
7. Ten aanzien van de beroepsgrond inzake datum en de agendering van de zitting overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank heeft, zoals volgt uit het procesverloop, de zittingsdatum vooraf met Bartels afgestemd. Dat Bartels een beschikbare dag ten onrechte heeft opgegeven komt voor zijn risico, in het bijzonder nu de rechtbank de data heeft bevestigd en Bartels daarop niet heeft laten weten dat er een fout in was geslopen. De rechtbank heeft Bartels voor meerdere zaken uitgenodigd. Ter zitting zijn alle zaken achtereenvolgens (en separaat) behandeld. Meer specifiek heeft de rechtbank steeds een onderzoek ter zitting geopend, behandeld en vervolgens gesloten alvorens de volgende zaak te openen. Zou een eiser zijn verschenen, dan had geen van de andere eisers zijn of haar zaak bijgewoond. Het uitgangspunt van behandeling achter gesloten deuren is dus steeds gewaarborgd. Namen en nadere informatie van de ene klant worden slechts bekend bij de andere klant voor zover Bartels ter zitting expliciet heeft verzocht om hetgeen hij over die klant heeft verklaard in het proces-verbaal te laten opnemen van de behandeling van de zaak van een andere klant. Voor de volledigheid overweegt de rechtbank hierbij nog dat de verwerende partijen op die zittingsdag hebben aangegeven niet ter zitting te zullen verschijnen, omdat de behandeling van de zaken beperkt zou blijven tot de formeelrechtelijke aspecten van iedere zaak. De stelling van Bartels dat de bejegening strijdig is met de goede procesorde faalt.
8. Bartels heeft na de zitting stukken ingediend. Het betreft een groot aantal stukken in veel verschillende zaken, zonder dat duidelijk is gemaakt welke stukken betrekking hebben op deze zaak. De rechtbank ziet in deze stukken geen aanleiding het beroep te heropenen. Bartels heeft niet duidelijk gemaakt welke stukken hij met welk doel in wenst te brengen. Bartels is verder gedurende de procedure herhaaldelijk door de rechtbank in de gelegenheid gesteld om (specifieke) stukken in te dienen. Van die gelegenheden heeft hij geen gebruik gemaakt. Voor zover dit komt omdat zijn administratie niet op orde is, komt dat voor zijn eigen risico. Bartels heeft overigens ook geen afdoende reden gegeven waarom hij niet uiterlijk op het door de rechtbank gestelde tijdstip aan de verzoeken van de rechtbank kon voldoen. Het voorgaande betekent dat de na de zitting ingediende stukken te laat zijn ingediend en buiten beschouwing worden gelaten.
Ten aanzien van het griffierecht
9. De rechtbank overweegt dat iemand die beroep instelt, griffierecht moet betalen.In een zaak als deze is het griffierecht € 365. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dan zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
10. Bartels heeft aangevoerd dat hij geen brief heeft ontvangen waarin hem is meegedeeld dat het door hem ingediende beroepschrift ziet op vier verschillende WOZ-objecten en dat het beroep daarom in feite vier beroepen behelst. De rechtbank constateert dat zij Bartels op 4 februari 2022 een brief heeft gestuurd waarin uiteengezet is dat het beroepschrift is gesplitst, met vermelding van de WOZ-objecten en de respectieve zaaknummers (waaronder het onderhavige zaaknummer).
In die brief is ook vermeld dat per beroep het daarvoor verschuldigde griffierecht moet worden voldaan. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding Bartels te volgen in zijn stelling dat hem niet bekend was waarop de griffierechtnota in deze zaak betrekking had.
Verder overweegt de rechtbank dat in alle verdere correspondentie van de rechtbank deze zaaknummers vermeld. Bartels heeft in geen enkel stadium van de procedure iets aangevoerd ter onderbouwing van zijn stelling dat splitsing niet gerechtvaardigd zou zijn. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
11. De griffier heeft eiseres per brief in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief.
12. Omdat het griffierecht onbetaald bleef, heeft de griffier eiseres bij aangetekend verzonden brief nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief.
13. De rechtbank heeft vervolgens een beroep op betalingsonmacht ontvangen.
14. Kort daarna heeft de rechtbank een bedrag van € 3,65 van eiseres ontvangen. Dat bedrag is echter teruggestort, omdat de openstaande vordering was gesloten in afwachting van de beoordeling van het verzoek om vrijstelling van het griffierecht in verband met betalingsonmacht (bobog-verzoek).
15. Omdat de financiële onderbouwing van het beroep op betalingsonmacht, ondanks verzoek daartoe, uitbleef, heeft de rechtbank het beroep op betalingsonmacht afgewezen en is het volledige bedrag aan griffierecht opnieuw geïnd. Daarbij heeft de rechtbank erop gewezen dat het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard indien het griffierecht niet tijdig is ontvangen.
16. Op 16 mei 2022 is een bedrag van € 50 betaald. Dit betekent dat het griffierecht niet volledig is betaald. Eiseres heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.
17. Bartels heeft ter zitting aangevoerd dat de rechtbank de griffierechtnota’s ten onrechte ten name van Bartels Consultancy B.V. heeft gesteld, en niet ten name van eiseres. Verder vindt Bartels dat de rechtbank in strijd heeft gehandeld met de goede procesorde door, na afwijzing van een bobog-verzoek, een nieuwe griffierechtnota uit te reiken waarop een ander betalingskenmerk is vermeld dan op de eerder uitgereikte griffierechtnota.
Ter zitting verzoekt hij om een nadere termijn om het verschil te betalen.
18. De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheid dat verzocht is om de
griffierechtnota ten name van eiseres te stellen geen doel treft. De rechtbank overweegt dat het griffierecht wordt geheven van de indiener van het beroepschrift, in dit geval is dat gemachtigde.Wanneer iemand zich laat vertegenwoordigen door een gemachtigde, dient de rechtbank zich verder tot die gemachtigde te richten. Het is aan de gemachtigde om eiseres op de hoogte te houden van het verdere verloop van de procedure en daarmee ook van de financiële gevolgen van het instellen van beroep. Anders dan Bartels heeft gesteld, is de rechtbank verder van oordeel dat de wijziging van het betalingskenmerk op de tweede griffierechtnota niet in strijd is met de goede procesorde. De rechtbank overweegt dat, nog daargelaten dat Bartels ter zitting heeft verklaard dat hij weet dat er na een afwijzing van een bobog-verzoek een nieuwe griffierechtnota met een nieuw betalingskenmerk wordt uitgereikt, in de brief waarin het bobog-verzoek is afgewezen, tevens wordt medegedeeld dat het reeds voldane griffierecht zal worden teruggestort en dat Bartels een nieuwe griffierechtnota zal ontvangen. Daarom kan naar het oordeel van de rechtbank een ander betalingskenmerk niet als verrassing komen. Het is de rechtbank gebleken dat Bartels in (nagenoeg) alle zaken waarin hij optreedt als gemachtigde een ongemotiveerd en niet-onderbouwd bobog-verzoek indient. Dit heeft er inmiddels al toe geleid dat de rechtbank Bartels heeft medegedeeld dat ongemotiveerde bobog-verzoeken niet meer in behandeling worden genomen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de eventuele onduidelijkheid primair wordt veroorzaakt door de handelwijze van Bartels zelf. Dit klemt te meer nu Bartels geen enkele verklaring gegeven voor de wijze waarop hij, in samenhang met een verzoek tot vrijstelling van griffierecht, met het niet, niet tijdig en slechts gedeeltelijk betalen van griffierecht omgaat. Het vermoeden is gerechtvaardigd dat zijn handelwijze slechts is ingegeven vanuit het oogmerk het correct heffen van griffierecht te frustreren en daarmee een behoorlijke procesgang te belemmeren, hetgeen juist misbruik van procesrecht van de zijde van Bartels/eiseres oplevert. De stelling van eiseres dat de rechtbank in strijd heeft gehandeld met de goede procesorde door, na afwijzing van een bobog-verzoek, een nieuwe griffierechtnota uit te reiken waarop een ander betalingskenmerk is vermeld dan op de eerder uitgereikte griffierechtnota, gaat niet op. De beroepsgrond slaagt niet. Omdat het griffierecht niet volledig is betaald en er geen verontschuldiging voor dit verzuim is gebleken, zal de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
19. De rechtbank gaat voorbij aan het ter zitting geuite verzoek van Bartels om een nadere termijn om het volledige verschuldigde bedrag aan griffierecht te betalen. Zoals uit het voorgaande blijkt, heeft Bartels voldoende kansen gehad om het griffierecht te voldoen. Daarbij is hem iedere keer een termijn gesteld en is Bartels gewezen op de mogelijke gevolgen indien hij niet binnen die termijn het volledige bedrag aan griffierecht zou hebben betaald.
20. Het gedeelte van het griffierecht dat eiseres heeft betaald, zal worden teruggestort.
Immateriële schadevergoeding
21. Eiseres heeft verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. Omdat de redelijke termijn ten tijde van deze uitspraak niet is overschreden, zal de rechtbank dit verzoek afwijzen.
22. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.