ECLI:NL:RBNNE:2022:4746

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 november 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
22/290 en 22/1084
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluiten inzake mijnbouwschade waardedaling met instandhouding van rechtsgevolgen

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 22 november 2022, zijn de beroepen van eisers tegen de afwijzing van hun waardedalingsaanvragen door het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) aan de orde. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is, maar laat de rechtsgevolgen van dit besluit in stand omdat het motiveringsgebrek door het Instituut is hersteld in het verweerschrift en ter zitting. De eisers, die gezamenlijk eigenaar waren van een woning in het aardbevingsgebied, hadden aanvragen ingediend voor een waardedalingsvergoeding na de afwijzing van hun aanvragen door het IMG. Het IMG had deze aanvragen afgewezen op basis van de methode van Atlas, die geen waardedaling zou hebben vastgesteld voor de woning van eisers. De rechtbank concludeert dat de eisers geen recht hebben op de gevraagde vergoeding, omdat zij de woning na de beving van Huizinge hebben gekocht en er geen nieuwe bevingen hebben plaatsgevonden die de waardedaling zouden kunnen rechtvaardigen. De rechtbank vernietigt de besluiten van het IMG, maar laat de rechtsgevolgen in stand, wat betekent dat eisers geen vergoeding ontvangen. Tevens wordt het griffierecht en de proceskosten aan eisers vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 22/290 en 22/1084

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 november 2022 in de zaak tussen

[eiseres] en [eiser] , uit [woonplaats] , (eisers)

(gemachtigde: mr. N. de Boer),
en

Instituut Mijnbouwschade Groningen (het Instituut)

(gemachtigde: mr. L.A. Jager).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen de afwijzing van de waardedalingsaanvragen van eisers.
1.1.
Het Instituut heeft deze aanvragen met de besluiten van 16 maart 2021 afgewezen, omdat eisers geen rechthebbenden waren van de woning in de periode dat de woning waardedaling heeft ondervonden. Met de bestreden besluiten van 16 december 2021 ( [eiseres] ) en van 27 januari 2022 ( [eiser] ) op het bezwaar van eisers is het Instituut bij de afwijzing van de aanvragen gebleven.
1.2.
Het Instituut heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 11 oktober 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van het Instituut.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag van de waardedalingsvergoeding. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden die eisers hebben aangevoerd.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is, maar dat de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten in stand dienen te blijven. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De rechtbank is uitgegaan van de volgende vaststaande feiten. Op 15 mei 2013 hebben eisers, ieder voor een gelijk deel, de eigendom verkregen van de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] met postcode [postcode] . Eisers hebben de woning gekocht voor een bedrag van € 241.500. Op 30 januari 2020 hebben eisers de eigendom van de woning overgedragen voor een (ver)koopprijs van € 285.000.
5.1.
Eisers betogen dat het Instituut in de voorgeschiedenis tussen eisers en de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) aanleiding dient te zien om af te wijken van zijn beleid door aan eisers een waardedalingsvergoeding toe te kennen van gezamenlijk – ten minste – € 5000. Daartoe voeren zij aan dat de NAM bij brief van 18 augustus 2020 allereerst een bedrag van € 6.255 heeft aangeboden als waardedalingsvergoeding. Daarnaast heeft de NAM aangeboden de waardedaling te laten vaststellen door middel van een taxatie van de woning. In het daartoe opgestelde taxatierapport van 30 november 2020, in weerwil van de wens van eisers zonder een driedeskundigentaxatie, heeft Arcadis de waardedaling van de woning begroot en vastgesteld op € 5.000. Eisers voeren aan dat de taxatie van Arcadis is toegespitst op de individuele omstandigheden van de woning en dat aan die taxatie om die reden meer waarde toekomt dan aan de modelmatige berekening op grond van de methode van Atlas. In dit licht heeft het Instituut niet deugdelijk en onvoldoende daadkrachtig gemotiveerd om welke reden hij afwijkt van de door NAM aangeboden waardedalingsvergoeding. Eisers verwijzen hierbij naar de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 2 februari 2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:362, waarin is overwogen dat de motivering het besluit niet kon dragen door zijn algemene aard.
5.2.
Het Instituut voert – kort samengevat weergegeven – aan dat de woning van eisers op grond van de methode van Atlas geen waardedaling heeft ondervonden in de periode dat eisers eigenaar waren van de woning. Zij hebben op 15 mei 2013 de eigendom van de woning verkregen, na de beving van Huizinge die plaatsvond op 16 augustus 2012. Van kopers die na de beving van Huizinge een woning in het risicogebied hebben gekocht mag worden verwacht dat zij bij het onderhandelen over de (ver)koopprijs rekening konden houden met het negatieve stigma in het aardbevingsrisicogebied. Eisers hebben daarom geen schade geleden in de vorm van het imago-effect. Verder heeft zich na de datum van de overdracht van de woning, 15 mei 2013, geen aardbeving voorgedaan die heeft geresulteerd in een grondsnelheid van ten minste 2,9 mm/s op de locatie van de woning, zodat ook in dat opzicht geen sprake is van waardedaling. De door de NAM aangeboden bedragen alsook het daartoe opgestelde taxatierapport van Arcadis kunnen niet tot een andersluidende conclusie leiden volgens het Instituut.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
6.1.
De Procedure en werkwijze van het IMG, gebaseerd op de Tijdelijke wet Groningen, geeft een schaderegeling voor waardedaling van woningen in het aardbevingsgebied (hoofdstuk 3). Deze regeling, die voorziet in schadevaststelling op abstracte wijze volgens de methode van Atlas voor gemeenten (Atlas), wordt gekwalificeerd als beleid in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Waardedaling wordt berekend per zespositiepostcodegebied, enerzijds voor imago-effect en anderzijds voor bevingen zwaarder dan 2,9 mm/s. De keuzes die ten grondslag liggen aan de methode van Atlas worden door de rechtbank voldoende ruimhartig, redelijk en aanvaardbaar geacht. Daaronder begrepen het uitgangspunt dat het imago-effect is ingetreden met de beving van Huizinge op 16 augustus 2012 en dat een redelijk denkend koper na deze datum rekening kon houden met dat imago-effect. [1]
6.2.
De rechtbank stelt vast dat het Instituut met toepassing van zijn beleid de waardedalingsaanvraag van eisers heeft afgewezen, hetgeen tussen partijen ook niet in geschil is. Eisers komen niet in aanmerking voor het imago-effect omdat zij de woning hebben gekocht na het plaatsvinden van de beving van Huizinge op 16 augustus 2012. Ook heeft zich na de aanschaf van de woning geen beving voorgedaan die op de locatie van de woning heeft geresulteerd in een grondsnelheid van ten minste 2,9 mm/s. In geschil is of het Instituut in redelijkheid in de door eisers aangevoerde omstandigheden reden heeft moeten zien om af te wijken van zijn beleid door aan eisers een waardedalingsvergoeding toe te kennen ter hoogte van de bedragen die door de NAM aan eisers zijn aangeboden.
6.3.
Het Instituut heeft in de (gelijkluidende) bestreden besluiten van 16 december 2021 respectievelijk 27 januari 2022 het volgende overwogen over de door de NAM aangeboden vergoeding van waardedaling van € 6.522 en van de door de NAM aangeboden waardedalingsvergoeding van € 5.000 naar aanleiding van het taxatierapport van Arcadis.
‘In het bezwaarschrift heeft u aangegeven dat het Instituut er onterecht aan voorbij gaat dat u op basis van een taxatierapport van Arcadis reeds van de NAM een bedrag van € 5000,- heeft aangeboden gekregen. Uw primaire en subsidiaire bezwaren zijn dat de hoogte van de waardevermindering dient te worden vastgesteld op de eerdere aanbieding van de NAM, dan wel ad. € 6522,- of ad. € 5000,-.
Zoals hiervoor aangegeven wordt de waardedalingsvergoeding middels de regeling van het Instituut modelmatig begroot. Het Instituut maakt hiervoor gebruik van de methode Atlas voor Gemeenten. U heeft hiervoor kunnen lezen dat de begroting enerzijds bestaat uit het imago-effect en anderzijds uit het aantal bevingen boven 2,9 mm/s die hebben plaatsgevonden op de betreffende postcode tijdens de eigendomsperiode van de aanvrager. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2018:618) heeft geoordeeld dat abstracte schadebegroting kan plaatsvinden nu dit redelijk en doelmatig is. De rechtbank Noord-Nederland heeft in zijn uitspraak van 1 november 2021 (ECLI:NL:RBNNE:2021:4668) bevestigd dat de keuze van het Instituut voor de methode van Atlas voor gemeenten als model om waardedaling in het waardedalingsgebied te begroten een redelijke en aanvaardbare keuze is. Het Instituut is daarom van mening dat het primaire besluit deugdelijk tot stand is gekomen. Het bezwaar is op dit punt ongegrond
Daarnaast merkt het Instituut op dat de onderliggende Methode bij de NAM verschilt van de Methode die door het Instituut wordt gehanteerd bij de waardedalingsvergoeding. Omdat de NAM destijds heeft aangegeven dat er sprake is van waardedaling, hoeft niet te betekenen dat het Instituut hiervan ook uit zou moeten gaan.’
6.4.
De rechtbank stelt vast dat het Instituut in het bestreden besluit overweegt dat de door Arcadis gehanteerde methode voor het begroten van de omvang van de waardedalingsvordering van eisers verschilt van de door het Instituut gehanteerde methode van Atlas. Uit het besluit volgt echter niet waarin dit verschil bestaat en om welke reden dit verschil aanleiding is voor het standpunt van het Instituut dat het rapport van Arcadis niet redengevend is om af te wijken. Ook verder volstaat het Instituut in het bestreden besluit met een algemene onderbouwing van de reden dat hij de methode van Atlas verkiest boven de taxatie van Arcadis. In zoverre is de rechtbank dan ook van oordeel dat het bestreden besluit niet voldoende is gemotiveerd, waardoor het in strijd met het bepaalde in artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) tot stand is gekomen. Om die reden vernietigt de rechtbank het bestreden besluit. De rechtbank overweegt hierna of desalniettemin aanleiding is de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.
6.5.
In het verweerschrift en ter zitting heeft het Instituut toegelicht dat zowel de taxatie van Arcadis van 30 november 2020 als de methode van Atlas tot een vergelijkbaar bedrag aan waardedaling komen. De door Arcadis gebruikte methode verschilt echter van de methode van Atlas in de gebruikte peildatum voor het imago-effect. De methode van Arcadis gaat uit van een naar verloop van tijd variabel imago-effect, terwijl daar op grond van de methode van Atlas geen statistisch bewijs voor is gevonden. In de methode van Atlas is het imago-effect in zijn geheel met ingang van 16 augustus 2012 ingetreden. Als zodanig zijn eisers niet onevenredig benadeeld door het niet uitkeren van het imago-effect: aangenomen mag worden dat eisers als gevolg van het moment van intreden van het imago-effect bewust of onbewust minder voor de aanschaf van de woning hebben betaald.
Voorts acht het Instituut zich niet gebonden aan, mogelijk, door de NAM gedane toezeggingen, daar het Instituut zijn taken in onafhankelijkheid uitvoert.
6.6.
In het licht van bovenstaande motivering is de rechtbank van oordeel dat het Instituut in het taxatierapport van Arcadis geen aanleiding heeft hoeven zien om de waardedalingsvordering op een andere wijze dan met toepassing van de methode van Atlas te berekenen. Het door eisers aangevoerde taxatierapport van Arcadis kan niet tot dit oordeel leiden. Daartoe acht de rechtbank eveneens van belang dat het taxatierapport vermeldt dat uit de door Arcadis uitgevoerde modelmatige berekening van de waardedaling van de woning volgt dat geen waardevermindering van de woning heeft plaatsgevonden. Toch is de waardedaling van de woning door Arcadis begroot op € 5000, omdat in de best vergelijkbare dossiers wel waardedaling is geconstateerd.
6.7.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het geconstateerde motiveringsgebrek door het Instituut is hersteld door middel van het verweerschrift en de daarop gegeven toelichting ter zitting.
7. Het betoog van eisers dat het Instituut de waardedalingsvordering van eisers niet op een lager bedrag heeft kunnen vaststellen dan de bedragen die door de NAM zijn aangeboden, leidt niet tot een andere oordeel. Het Instituut voert zijn taken in onafhankelijkheid uit en is daarbij niet gebonden aan (toezeggingen van) de NAM.

Conclusie en gevolgen

8. De beroepen zijn gegrond omdat de bestreden besluiten in strijd zijn met artikel 3:46 van de Awb. De rechtbank vernietigt daarom de bestreden besluiten. De rechtbank laat evenwel met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten in stand. Dit omdat naar het oordeel van de rechtbank door middel van de motivering in het verweerschrift en de ter zitting naar voren gebrachte toelichting het motiveringsgebrek in het bestreden besluit is hersteld. Dat betekent dat eisers geen waardedalingsvergoeding krijgen toegekend.
9. Omdat de beroepen gegrond zijn moet verweerder het griffierecht aan eisers vergoeden en krijgen eisers ook een vergoeding van hun proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraag €1.518,- omdat de gemachtigde van eisers een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de besluiten van 16 december 2021 en 27 januari 2022;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van de vernietigde besluiten in stand blijven, omdat het motiveringsgebrek in het besluit reeds is hersteld.
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- aan eisers moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.518 aan proceskosten aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van
D.A. Bekking, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 november 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie ook rb. Noord-Nederland 1 november 2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:4668.