ECLI:NL:RBNNE:2022:4964

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 december 2022
Publicatiedatum
30 december 2022
Zaaknummer
LEE 22/4490
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot carbidschieten in de gemeente Emmen

Op 30 december 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot carbidschieten in de gemeente Emmen. De verzoekers, bestaande uit meerdere personen uit verschillende woonplaatsen, hebben het verzoek ingediend om de locaties voor het carbidschieten te verplaatsen naar plekken waar de geluidsoverlast acceptabel zou zijn voor de woonomgeving. Dit verzoek is gedaan in het kader van een bezwaarschrift dat eerder was ingediend tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een handhavingsverzoek.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechter heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift van 29 december 2022 als een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit moet worden aangemerkt. Echter, de voorzieningenrechter oordeelt dat de verzoekers het beroep te laat hebben ingediend, aangezien zij op de hoogte waren van het standpunt van het college van burgemeester en wethouders van Emmen, dat op 7 december 2022 was gecommuniceerd. Hierdoor is het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

De voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat het verzoek om een voorlopige voorziening vergelijkbaar is met een eerder verzoek dat op 29 december 2022 was behandeld, en dat er geen aanleiding is om anders te oordelen. De verzoekers hebben daarnaast gesteld dat de carbidmeldingen gemanipuleerd zijn, maar de voorzieningenrechter heeft aangegeven dat dit in de bezwaarfase kan worden meegenomen. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/4490

uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 december 2022 in de zaak tussen

[verzoeker 1]

[verzoeker 2]
[verzoeker 3]
[verzoeker 4]
[verzoeker 5], allen uit [woonplaats]
[verzoeker 6]
[verzoeker 7], beiden uit [woonplaats]
[verzoeker 8]uit [woonplaats], t.h.o.d.n.
[verzoekers], verzoekers
en

het college van burgemeester en wethouders van Emmen,

de burgemeester van Emmen, verweerders.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het verzoekschrift van 30 december 2022 dat betrekking heeft op carbidschieten op enkele locaties in de gemeente Emmen.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om – naast vergoeding van het griffierecht en reiskosten – de carbidlocaties te verplaatsen naar een plek vanwaar de geluidsoverlast acceptabel is voor de woonomgeving. Over de connexiteit brengen zij het volgende naar voren:
“Connex aan dit verzoek is het bezwaarschrift van 29 december 2022 […] zijnde een bezwaar tegen het niet tijdig besluiten of afwijzen van de handhavingsverzoeken van 16 november jl. en 29 december jl., een bezwaar tegen het niet tijdig openbaar maken van carbidmeldingen en een bezwaar tegen het verlenen van een evenementenvergunning.”
3. Het bezwaarschrift gedateerd 29 december 2022 dient redelijkerwijs te worden aangemerkt als een beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het handhavingsverzoek van 16 november 2022 (artikel 6:12 van de Awb). Het verzoek om een voorlopige voorziening is connex aan dit beroep en is daardoor ontvankelijk. De voorzieningenrechter verwijst naar rechtsoverweging 5. van ECLI:NL:RBNNE:2022:46. Genoemd beroep is ingeschreven onder zaaknummer LEE 22/4491.
Over het handhavingsverzoek gedateerd 16 november 2022
4.1.
Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan.
4.2.
Een beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit dient binnen een redelijke termijn te worden ingesteld. Als het beroep niet binnen een redelijke termijn is ingesteld, is het beroep niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk kan beoordelen. Naar voorlopig oordeel hebben verzoekers in het onderhavige geval het rechtsmiddel gedateerd 29 december 2022 te laat ingediend bij verweerder. Hen is bij brief van het college, gedateerd 7 december 2022 (kenmerk: 353839-2022:948746) het volgende meegedeeld:
“Reactie op uw verzoek van 16 november 2022.
[…]
Samenvattend
Wij hebben uw brief ontvangen. Naar aanleiding daarvan zullen wij (ook qua geluidsoverlast) controles uitvoeren op 31 december a.s. of aan de voorschriften van artikel 2:40 APV wordt voldaan. Mocht dit niet zo zijn, dan wordt conform ons beleid handhavend opgetreden. U ontvangt zo spoedig mogelijk na 31 december a.s. ons handhavingsbesluit. […]”
4.3.
Uit het bovenstaande citaat volgt dat verweerder reeds op 7 december 2022 zich op het standpunt heeft gesteld dat het handhavingsbesluit zo spoedig mogelijk na 31 december 2022 zou worden genomen. In het onderhavige geval had het naar voorlopig oordeel op de weg van verzoekers gelegen om het beroep niet-tijdig in te dienen zo spoedig mogelijk nadat zij met verweerders standpunt bekend waren. Door met het rechtsmiddel te wachten tot 29 december 2022 is dat onredelijk laat ingediend. Dit heeft tot gevolg dat naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit geen redelijke kans van slagen heeft.
Over het openbaar maken van carbidmeldingen en het bezwaar tegen het verlenen van een evenementenvergunning
5. De voorzieningenrechter stelt vast dat het petitum van het onderhavige verzoek vergelijkbaar is met dat van het verzoek dat ten grondslag lag aan de uitspraak van gisteren, 29 december 2022, bekend onder ECLI:NL:RBNNE:2022:4958. Daarin is geoordeeld dat, en waarom, geen sprake is van connexiteit tussen het vorige verzoek om een voorlopige voorziening te treffen enerzijds en het niet-tijdig openbaar maken van carbidmeldingen (“de Woo kwestie”) en de procedure over de evenementenvergunning anderzijds. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om daar in de onderhavige voorlopige voorziening anders over te oordelen. Daarom wordt verwezen naar de uitspraak van gisteren.
5. Verzoekers hebben zich nog op het standpunt gesteld dat de carbidmeldingen gemanipuleerd en onjuist zijn en niet de werkelijke locaties weergeven van waar carbid wordt geschoten. De voorzieningenrechter is dienaangaande van oordeel dat dit mogelijk bij controles op 31 december 2022 zou kunnen blijken en in de bezwaarfase meegenomen kan worden. Het is voor de voorzieningenrechter niet mogelijk hier thans op vooruit te lopen.
Slotsom
6. Gelet op het voorgaande bestaat er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek daartoe zal daarom worden afgewezen.
7. Voor vergoeding van het griffierecht en een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Bastin, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. D.H. ter Beek, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 december 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 6:12
1. Indien het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit dan wel het niet tijdig bekendmaken van een van rechtswege verleende beschikking, is het niet aan een termijn gebonden.
2. Het beroepschrift kan worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen of een van rechtswege verleende beschikking bekend te maken, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
3. Indien redelijkerwijs niet van de belanghebbende kan worden gevergd dat hij het bestuursorgaan in gebreke stelt, kan het beroepschrift worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen.
4. Het beroep is niet-ontvankelijk indien het beroepschrift onredelijk laat is ingediend.
Artikel 8:83
1-2. […]
3. Indien de voorzieningenrechter kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is, kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder toepassing van het eerste lid.
4. […]