ECLI:NL:RBNNE:2022:5441

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 september 2022
Publicatiedatum
17 februari 2023
Zaaknummer
215595
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van executoriaal beslag en onderhandse verkoop van onroerende zaak

In deze zaak vorderen eisers, [eisers], dat gedaagden, [gedaagden], het executoriaal beslag op hun woning opheffen en meewerken aan de onderhandse verkoop van de woning aan een derde partij. De achtergrond van de zaak betreft een langdurig geschil tussen partijen over de verkoop van een woonboerderij en de daaruit voortvloeiende financiële verplichtingen. In eerdere procedures is de koopovereenkomst ontbonden en zijn eisers veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan gedaagden. Gedaagden hebben conservatoir beslag gelegd op de woning van eisers, wat later is omgezet in executoriaal beslag. Eisers hebben een koper gevonden voor hun woning, maar gedaagden weigeren mee te werken aan de opheffing van het beslag, wat hen belemmert in de verkoop. De voorzieningenrechter oordeelt dat gedaagden misbruik maken van hun executiebevoegdheid door het beslag niet op te heffen, aangezien de verkoop aan de derde partij waarschijnlijk een hogere opbrengst zal genereren dan een executieveiling. De vordering van eisers wordt toegewezen, en gedaagden worden veroordeeld om mee te werken aan de onderhandse verkoop en het beslag op te heffen. Daarnaast wordt eisers machtiging verleend om het beslag zelf op te heffen indien gedaagden hier niet aan voldoen. Gedaagden worden in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Groningen
Zaaknummer: C/18/215595 / KG ZA 22-154
Vonnis in kort geding van 30 september 2022
in de zaak van

1.[eiser sub 1],

wonende te [woonplaats 1],
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats 2],
eisers,
hierna samen te noemen:
[eisers],
advocaat mr. W.G. ten Have te Winschoten,
tegen

1.[gedaagde sub 1],

wonende te [woonplaats 3],
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats 4],
gedaagden,
hierna samen te noemen:
[gedaagden],
advocaat mr. E.Tj. van Dalen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de akte aankondiging eis in reconventie van [gedaagden];
- de mondelinge behandeling van 16 september 2022 waarvan aantekening is gehouden door de griffier;
- de pleitnota van mr. Van Dalen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 19 september 2003 hebben [eisers] de woonboerderij met land, staande en gelegen aan de [woonboerderij] (hierna: de woonboerderij), aan [gedaagden] verkocht voor een bedrag van € 375.000,00.
2.2.
Partijen zijn sinds 2006 verwikkeld in verschillende procedures over de woonboerderij.
2.3.
In zijn arrest van 20 augustus 2019 (zaaknummer 200.231.343/01) heeft het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch geoordeeld dat - verkort weergegeven - de koopovereenkomst is ontbonden en dat [eisers] € 375.000,00 alsmede de notariële kosten van transport, vermeerderd met de wettelijke rente, aan [gedaagden] moeten voldoen. Verder zijn [eisers] veroordeeld om aan [gedaagden] de schade te vergoeden die [gedaagden] als gevolg van de ontbinding lijden en zullen lijden, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. Daarnaast zijn [eisers] in de proceskosten veroordeeld.
2.4.
Op 16 november 2005 hebben [gedaagden] conservatoir beslag laten leggen op de woning van [eisers] aan de [de woning] (hierna: de woning). Dit conservatoire beslag is door betekening van voornoemd arrest omgezet in een executoriaal beslag.
2.5.
Op 24 februari 2020 hebben [gedaagden] executoriaal derdenbeslag gelegd onder de Sociale Verzekeringsbank op het AOW-pensioen van [eisers] voor een bedrag van in totaal € 663.974,73.
2.6.
Op 1 januari 2021 is de WOZ-waarde van de woning bij beschikking van de gemeente bepaald op € 395.000,00.
2.7.
In opdracht van [eisers] is de woning op 20 januari 2022 getaxeerd door taxateur A. Bruins, werkzaam bij Bruins Verheek Makelaars B.V. De marktwaarde is bepaald op € 200.000,00. In de daarbij als bijlage 3 gevoegde plausibiliteitsverklaring heeft controlerend taxateur H.A. Verheek, werkzaam bij hetzelfde makelaarskantoor, verklaard op basis van de beoordeelde stukken van oordeel te zijn dat de getaxeerde marktwaarde van € 250.00,00 in het taxatierapport plausibel is en het taxatierapport voldoende navolgbaar, aannemelijk en geloofwaardig is.
2.8.
Bij kort gedingvonnis van 4 februari 2022 van deze rechtbank zijn [gedaagden] geboden mee te werken aan de nakoming van de ongedaanmakingsverbintenis bestaande uit de (terug)levering van de woonboerderij aan [eisers] tegen een bedrag van € 375.000,00. [gedaagden] hebben hoger beroep aangetekend tegen het kort gedingvonnis, maar hebben nagelaten het hoger beroep in te schrijven in het rechtsmiddelenregister.
2.9.
Op 5 februari 2022 hebben [eisers] de deurwaarder BoitenLuhrs bij e-mail medegedeeld dat zij een koper hebben gevonden die bereid is de woning te kopen voor de getaxeerde waarde. Op die wijze kan een executieveiling door BLG Wonen, de hypotheekhouder die de executie heeft overgenomen, worden voorkomen en is de opbrengst volgens [eisers] hoger. [eisers] hebben gevraagd of [gedaagden] bereid zijn het beslag op te heffen.
2.10.
Bij e-mail van 16 maart 2022 heeft de deurwaarder laten weten dat [gedaagden] daar niet mee akkoord gaan en dat zij opnieuw bij de hypotheekhouder zullen aandringen op een executieveiling.
2.11.
De hypotheekhouder BLG Wonen heeft bij brief van 17 maart 2022 aan [eisers] medegedeeld dat zij de totale hypotheekschuld, zijnde € 110.000,00, opeist aangezien op 7 oktober 2021 executoriaal beslag is gelegd op de woning en dit beslag nog steeds niet is opgeheven.
2.12.
[eisers] en de heer [koper] hebben op 22 maart 2022 met betrekking tot de woning een koopovereenkomst gesloten. Daarbij is overeengekomen dat de heer [koper] de woning voor een bedrag van € 200.000,00 zal kopen.
2.13.
BLG Wonen heeft in haar e-mail van 5 april 2022 aan [eisers] laten weten akkoord te zijn met de verkoop, omdat zij geen partij is zolang de volledige hypotheeksom ingelost zal worden.
2.14.
[eisers] hebben [gedaagden] bij e-mail van 7 april 2022 nogmaals verzocht om medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning door het gelegde beslag door te halen. Omdat [gedaagden] daaraan niet meewerkten hebben zij een kortgedingprocedure aanhangig gemaakt.
2.15.
Bij kortgedingvonnis van 3 juni 2022 heeft de voorzieningenrechter de vordering tot opheffing van het executoriaal beslag op de woning afgewezen. Kortgezegd was de reden dat de voorzieningenrechter vraagtekens stelde bij de getaxeerde waarde van de woning in het taxatierapport van 20 januari 2022, waardoor zij de kans niet verwaarloosbaar achtte dat bij een openbare verkoop een hogere opbrengst kan worden gegenereerd dan bij de voorgenomen onderhandse verkoop.
2.16.
In opdracht van [eisers] is de woning vervolgens op 29 juni 2022 opnieuw getaxeerd, dit keer door taxateur M. de Groot-Tieks, werkzaam bij Mece Makelaardij. De marktwaarde is bepaald op € 210.000,00.
2.17.
De heer [koper] heeft zich bereid verklaard om de woning voor deze hogere waarde over te nemen.

3.De vordering

3.1.
[eisers] vorderen om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. Primair dat [gedaagden] de onderhandse verkoop (zoals voornoemd) dient te gehengen en te gedogen en die handelingen te verrichten die nodig zijn om dat doel te bewerkstelligen (in casu doorhaling van het executoriaal beslag op de onroerende zaak aan de [de woning] of machtiging daartoe als het moment daar is);
II. Subsidiair, indien de medewerking niet wordt verleend, dat het vonnis in de plaats van deze medewerking c.q. toestemming treedt en [eisers] daarmee mogelijk wordt gemaakt om zelf deze handelingen te verrichten;
III. Primair en subsidiair, [gedaagden] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
[eisers] hebben gesteld dat het door [gedaagden] gelegde (executoriale) beslag misbruik van bevoegdheid oplevert. Het belang van [eisers] tot opheffing is gelegen in het nakomen van de ongedaanmakingsverbintenis. [eisers] hebben een koper gevonden die de woning voor een bedrag van € 210.000,00 wil kopen. [gedaagden] zullen hiervan een bedrag van € 100.000,00 ontvangen (€ 210.000,00 minus € 110.000,00 hypotheek). Daarnaast zullen [gedaagden] een bedrag ontvangen van € 375.000,00 uit de verkoop van de door [gedaagden] nog aan [eisers] terug te leveren woonboerderij. Daarmee wordt een totaalbedrag van € 475.000,00 aan [gedaagden] voldaan. Bij een executieveiling ligt de opbrengst van de woning veel lager dan € 210.000,00 en zal de restschuld van [eisers] aan [gedaagden] hoger zijn. Het is daarmee eveneens in het belang van [gedaagden] dat het gelegde beslag wordt opgeheven.
3.3.
[gedaagden] concluderen tot afwijzing van de vordering. Zij hebben aangevoerd dat er geen sprake is van misbruik van executierecht. Het belang van [gedaagden] bij voortzetting van de executieveiling is veel groter dan het belang van [eisers] bij stopzetting daarvan. [eisers] dienen op grond van het arrest van 20 augustus 2019 een bedrag van ruim € 635.000,00 aan [gedaagden] te betalen, exclusief de in de schadestaatprocedure nog te bepalen schadevergoeding. Op dit moment kunnen [gedaagden] slechts zeer beperkte bedragen incasseren via het beslag op het AOW-pensioen. Zij hebben er daarom belang bij dat de woning, waarbij sprake is van overwaarde, op de executieveiling een zo hoog mogelijke opbrengst gaat genereren. Daarnaast stellen [gedaagden] zich op het standpunt dat de woning meer waard is dan de getaxeerde waarde van € 210.000,00 en dat deze op een executieveiling ook meer zal opbrengen. [gedaagden] maken dit op uit de WOZ-waarde van de woning die in 2021 is bepaald op € 395.000,00.
in reconventie
3.4.
[gedaagden] vorderen in reconventie om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [eisers] te veroordelen om de onroerende zaak aan de [de woning] onderhands aan [gedaagden] te verkopen tegen een koopsom van € 220.000,00 k.k., althans een koopsom zoals U EA in goede justitie al vermenen te behoren, met veroordeling van [eisers] in de kosten van de reconventionele procedure, vermeerderd met het nasalaris.
3.5.
[eisers] hebben verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vordering in reconventie.
in conventie en in reconventie
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1.
Allereerst overweegt de voorzieningenrechter dat de spoedeisendheid van deze zaak voortvloeit uit de aard van de vordering.
In conventie
Moeten de beslagen worden opgeheven?
4.2.
De voorzieningenrechter begrijpt de primaire vordering aldus dat [eisers] vorderen dat [gedaagden] het executoriaal beslag op de woning laten doorhalen en dat [gedaagden] ook anderszins de verkoop en levering van de woning aan de heer [koper] niet frustreren. De door [eisers] primair gevorderde machtiging ziet enkel op de doorhaling van het executoriale beslag.
4.3.
De voorzieningenrechter kan op grond van artikel 438 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepalen dat een executoriaal beslag moet worden opgeheven.
4.4.
Het hiervoor in r.o. 2.3 genoemde arrest van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 20 augustus 2019 (zaaknummer 200.231.343/01) is in kracht van gewijsde gegaan. Daarom geldt in dit geval dat de voorzieningenrechter, in een executiegeschil ex artikel 438 lid 2 Rv, een executoriaal beslag slechts kan opheffen of de tenuitvoerlegging van een rechterlijke uitspraak slechts kan schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant, zijnde [gedaagden], - mede gelet op de belangen die aan de zijde van de geëxecuteerde, zijnde [eisers], door de executie zullen worden geschaad - geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging, zodat de executant, indien hij toch gebruik maakt van die bevoegdheid onrechtmatig handelt jegens de geëxecuteerde, dan wel misbruik maakt van zijn executiebevoegdheid. Mede gelet op die norm is in ieder geval sprake van misbruik van bevoegdheid (artikel 3:13 BW) door de beslaglegger, indien deze geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij handhaving van het gelegde beslag.
4.5.
In het onderhavige geval zijn [gedaagden] weliswaar niet zelf aan het executeren, maar heeft het leggen en handhaven van beslag op de woning tot direct gevolg dat de door de hypotheekhouder aangekondigde executieveiling doorgang zal vinden. Gelet hierop moet de vraag worden beantwoord hoe aannemelijk het is dat de woning bij een executieveiling minder zal opbrengen dan bij verkoop via het minnelijke traject, zoals [eisers] hebben gesteld. [eisers] hebben een taxatierapport van taxateur M. de Groot-Tieks, werkzaam bij Mece Makelaardij, overgelegd waarin de marktwaarde van de woning is bepaald op € 210.000,00. [gedaagden] betwisten onder verwijzing naar de WOZ-waarde van € 395.000,00 de juistheid van het taxatierapport en de daarin getaxeerde waarde van de woning. De voorzieningenrechter acht het echter gelet op de bij de taxatie gevoegde plausibiliteitsverklaring van de controlerend taxateur dhr. H. Boekelo van Boekelo Makelaardij en mede gelet op het feit dat taxateur A. Bruins de woning reeds eerder op een bedrag van € 200.000,00 heeft getaxeerd, aannemelijk dat de marktwaarde van de woning € 210.000,00 bedraagt. Voor zover [gedaagden] op de mondelinge behandeling nog hebben verwezen naar een in opdracht van BLG uitgevoerde geveltaxatie, waarin de executiewaarde van de woning zou zijn bepaald op een bedrag van € 325.000,00, is de voorzieningenrechter van oordeel dat zij dit onvoldoende hebben onderbouwd en een geveltaxatie bovendien niet kan worden vergeleken met een volledige taxatie zoals uitgevoerd door M. de Groot-Tieks en A. Bruins.
4.6.
Het is algemeen bekend dat op een executieveiling doorgaans een lagere waarde wordt verkregen dan bij vrije verkoop. De voorzieningenrechter acht het gelet op hetgeen hiervoor is overwogen aannemelijk geworden dat bij de verkoop van de woning aan de heer [koper] een hogere opbrengst kan worden gegenereerd dan bij een openbare verkoop. [gedaagden] hebben dus geen in redelijkheid te respecteren belang bij handhaving van het gelegde beslag. Door het beslag niet door te laten halen en aan te sturen op een executieveiling maken [gedaagden] naar het oordeel van de voorzieningenrechter derhalve misbruik van de executiebevoegdheid. De primaire vordering om de onderhandse verkoop te gehengen en te gedogen en die handelingen te verrichten die nodig zijn om dat doel te bewerkstelligen (waaronder doorhaling van het beslag) zal gelet op het voorgaande worden toegewezen.
Machtiging
4.7.
Op grond van artikel 3:299 BW kan de rechter, wanneer iemand niet verricht waartoe hij is gehouden, hem jegens wie de verplichting bestaat, op diens vordering machtigen om zelf datgene te bewerken waartoe nakoming zou hebben geleid. [gedaagden] hebben tegen de door [eisers] gevorderde machtiging geen verweer gevoerd. Deze ligt daarom voor toewijzing gereed.
Subsidiaire vordering
4.8.
Nu de primaire vordering wordt toegewezen, komt de voorzieningenrechter aan de subsidiaire vordering niet toe.
Proceskosten
4.9.
[gedaagden] zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [eisers] worden vastgesteld op:
- griffierecht
- explootkosten
314,00
129,21
- salaris advocaat
1.016,00
totaal
1.459,21
in reconventie
4.10.
Op de mondelinge behandeling heeft de advocaat van [gedaagden] de vordering ingetrokken. Daarom zal een beslissing op deze vordering achterwege blijven.
4.11.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding om [gedaagden] in de proceskosten in reconventie te veroordelen, welke proceskosten aan de zijde van [eisers] worden vastgesteld op nihil.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagden] om de onderhandse verkoop van de onroerende zaak aan de [de woning] te gehengen en te gedogen en die handelingen te verrichten die nodig zijn om dat doel te bewerkstelligen, waaronder het op eerste verzoek van [eisers] laten doorhalen van het executoriaal beslag op de onroerende zaak aan de [de woning];
5.2.
machtigt [eisers] om het executoriaal beslag op de onroerende zaak aan de [de woning] door te laten halen, indien [gedaagden] niet voldoen aan de veroordeling onder 5.1.;
5.3.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.459,21;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst - voor zover nodig - af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
5.6.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten, welke aan de zijde van [eisers] zijn vastgesteld op nihil;
5.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. mr. M. Sanna en in het openbaar uitgesproken op 30 september 2022.
c: 711