ECLI:NL:RBNNE:2022:5550
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om schadevergoeding tegen de Raad voor Rechtsbijstand
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld dat door de rechtbank is ingeboekt onder nummer 21/3347. Op 19 juli 2022 heeft de rechtbank uitspraak gedaan in deze zaak. In het kader van deze procedure heeft eiser een verzoek om schadevergoeding ingediend bij de Raad voor Rechtsbijstand, welke is afgewezen bij besluit van 4 augustus 2021. Eiser heeft hiertegen op 6 augustus 2021 beroep aangetekend bij de Raad, die de zaak op 12 oktober 2021 doorverwees naar de rechtbank onder verwijzing naar artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft de zaak op 30 juni 2022 behandeld, waarbij eiser aanwezig was, maar verweerder niet.
De rechtbank heeft beoordeeld dat de Raad, zonder toelichting, de brief van eiser van 6 augustus 2021 heeft doorgezonden. Eiser stemde ter zitting in met het voorstel van de rechtbank om zijn verzoek om schadevergoeding te baseren op de artikelen 8:88, eerste lid, onder a, en 8:91, eerste lid, van de Awb. Artikel 8:88, eerste lid, onder a, stelt dat de bestuursrechter een bestuursorgaan kan veroordelen tot schadevergoeding als gevolg van een onrechtmatig besluit. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 19 juli 2022 in de zaak met procedurenummer 21/3347 het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat er geen sprake is van een onrechtmatig besluit.
Hierdoor is de rechtbank onbevoegd om het verzoek om schadevergoeding te behandelen. Eiser kan zich wenden tot de civiele rechter voor schadevergoeding. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. H.J. Bastin en is openbaar uitgesproken op 20 juli 2022. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen, en er is informatie gegeven over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.