ECLI:NL:RBNNE:2022:578

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 februari 2022
Publicatiedatum
3 maart 2022
Zaaknummer
18-019353-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot taakstraf voor poging tot afpersing met bedreiging

Op 25 februari 2022 heeft de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, een man veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren wegens poging tot afpersing. De verdachte heeft het slachtoffer, waarvan zijn medepleger meent dat hij betrokken is geweest bij een inbraak in de woning van de medepleger, onder druk gezet in een telefoongesprek en met de dood bedreigd om hem te dwingen geld aan de medepleger te betalen. Dit heeft geleid tot angst bij het gezin van het slachtoffer, dat zich genoodzaakt voelde om onder te duiken, waardoor de kinderen niet naar school konden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met zijn medeverdachte heeft geprobeerd om de aangevers af te persen. De medeverdachte heeft bekend dat hij de aangevers heeft gebeld en bedreigd. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor medeplegen van de verdachte bij de bedreigingen aan het adres van de aangevers, en heeft hem vrijgesproken van de meeste tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft wel bewezen geacht dat de verdachte de aangever [slachtoffer 2] heeft gebeld en bedreigd, en heeft hem daarvoor veroordeeld.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en het feit dat hij een beperkte rol had in de gepleegde feiten. De verdachte heeft inmiddels stappen ondernomen om zijn leven te verbeteren, wat in zijn voordeel heeft meegewogen. Uiteindelijk is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat een taakstraf van 180 uren passend is, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren wordt verricht.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Leeuwarden
parketnummer 18-019353-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 25 februari 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,geboren op [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats] , wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 februari 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. K.E. Wielenga, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. M.H.G. Scharenborg.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 11 januari 2020 tot en met 22 januari 2020, te [plaats 2], in de gemeente Tytsjerksteradiel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot afgifte van een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] toebehoorde, in elk geval aan en ander of anderen dan aan verdachte en/of verdachtes mededader, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of zijn mededader, met voormeld oogmerk, opzettelijk die [slachtoffer 1]
- heeft/hebben gebeld en hem dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd – zakelijk weergegeven- dat hij, verdachte, op zoek is naar die [slachtoffer 1] en/of dat die [slachtoffer 1] hem, verdachte, geld moet betalen en/of dat hij er anders aan gaat en/of dat hij was ingehuurd en/of dat hij opdracht had gekregen om van die [slachtoffer 1] 240.000 te incasseren en/of dat die [slachtoffer
1] contact moet zoeken met [medeverdachte] en dat zij het onderling moeten oplossen en/of als die [slachtoffer 1] het niet met [medeverdachte] op zou lossen hij tussenbeide zal komen en/of
  • meermalen (een) SMS-bericht(en) heeft/hebben gestuurd met (onder meer) de tekst(en): "Morgenavond of zat.avond in cafe komen jongens de eerste betaling ophalen, vanaf 1000 euro" en/of “Je bent nu aangeschoten wild” en/of
  • een emailbericht heeft/hebben gestuurd met (onder meer) de tekst: “Betalen of je gaat voor de bijl.Ik wil alleen mijn geld terug, heb geen belang dat je jaren gaat zitten, begrepen. Ik bel je niet, jij moet wat doen. We weten non stop waar je bent, we wachten alleen goede moment af. Je wilt toch niet logeren bij de lege kluis (kluizen). Lijkt me niet warm. Dus geef gas, dicht op open helpt niet. Je vrienden", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 januari 2020, althans in de maand januari 2020, te [plaats 2], in de gemeente Tytjerksteradiel, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte, die [slachtoffer 1]
- gebeld en/of zich voorgedaan als [naam 1] / [naam 1] en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] (ondermeer)dreigend de woorden toegevoegd – zakelijk weergegeven- dat hij was ingehuurd en/of dat hij opdracht had gekregen om van die [slachtoffer 1] 240.000 te incasseren en/of dat die [slachtoffer 1] contact moet zoeken met [medeverdachte] en dat zij het onderling moeten oplossen en/of als die [slachtoffer 1] het niet met [medeverdachte] op zou lossen hij tussenbeide zal komen, althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2 hij in of omstreeks de periode van 23 december 2019 tot en met 13 januari 2020, te [plaats 2], in de gemeente Tytsjerksteradiel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot afgifte van een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] toebehoorde, in elk geval aan en ander of anderen dan aan verdachte en/of verdachtes mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of zijn mededader, met voormeld oogmerk, opzettelijk die [slachtoffer 2]
  • via (een) brief(ven) (onder meer) de woorden/tekst(en) heeft/hebben toegevoegd –zakelijkweergegeven- dat die [slachtoffer 2] 35000/vijfendertig duizend Euro terug moest betalen en/of dat die [slachtoffer 2] niet bij de lege kluis wil logeren en/of " [slachtoffer 2] we gaan je pakken. Je had drugs schulden" en/of "Denk je dat je non stop met gordijnen kunt te schuiven, vergeet, je weet [naam 2] is ook gepakt. Wees een kerel kom. Alles bekend. [naam 3] , [naam 4] + tipgevers, waar wat was te halen, p.s. wacht niet te lang” en/of
  • heeft/hebben gebeld en die [slachtoffer 2] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: “ik beningehuurd, je hebt tot woensdag de tijd anders komen we je omleggen", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 januari 2020, althans in de maand januari 2020, te [plaats 2], in de gemeente Tytjerksteradiel, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte die [slachtoffer 2]
- ( ( telefonisch)(onder meer) dreigend de woorden toegevoegd: "ik ben ingehuurd, je hebt totwoensdag de tijd anders komen we je omleggen", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1 primair en 2 primair.
Hij heeft daartoe aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] gepoogd heeft om beide aangevers af te persen. Er is aangifte gedaan en medeverdachte heeft bekend dat hij aangever [slachtoffer 1] heeft gebeld en dat hij hem sms-berichten en e-mails heeft gestuurd. Ook heeft medeverdachte bekend dat hij de brieven aan aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft geschreven. Gezien de inhoud van het telefoontje aan aangever [slachtoffer 2] , waarvan verdachte op zitting heeft verklaard dat hij in opdracht van medeverdachte handelde, en dat hij de naam [naam 1] gebruikte, is de officier van justitie van mening dat verdachte ook aangever [slachtoffer 1] heeft gebeld. De nauwe en bewuste samenwerking blijkt ook uit de kroegentocht. Verdachte wist van de eerdere inbraak bij medeverdachte. Ze waren samen op zoek naar aangever [slachtoffer 1] en ze hebben samen een bezoek hebben gebracht aan de woning van aangever [slachtoffer 2] .
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van beide feiten, primair en subsidiair. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte éénmaal heeft gebeld. Verdachte verkeerde in de veronderstelling dat hij met aangever [slachtoffer 2] belde. Hij heeft bij de politie verklaard dat hij zich voordeed als [naam 1] en dat het met [medeverdachte] moest worden opgelost. Die verklaring komt overeen met de tekst van het onder 1 (2e deel van het eerste gedachtestreepje) ten laste gelegde. Volgens de raadsman kan dan worden geconcludeerd dat verdachte met aangever
[slachtoffer 1] heeft gebeld op 17 januari 2020, terwijl hij meende dat hij met aangever [slachtoffer 2] belde. De onder 1 ten laste gelegde tekst (2e deel van het eerste gedachtestreepje) is geen bedreiging met geweld. Er was ook geen sprake van medeplegen. Verdachte wist niets van het door medeverdachte gepleegde telefoontje, de sms-berichten, e-mails en brieven van medeverdachte aan aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Verdachte heeft niet met aangever [slachtoffer 2] gebeld.
Oordeel van de rechtbank
Op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting en in het bijzonder op grond van de hieronder nader te noemen bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
Medeverdachte [medeverdachte] houdt aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] verantwoordelijk voor een inbraak in zijn woning. Hij wil dat aangevers verantwoordelijkheid nemen en hem het gestolen geld terugbetalen. Medeverdachte heeft daartoe aangever [slachtoffer 1] op 14 januari 2020 gebeld en hij heeft hem sms-berichten en een e-mail gestuurd. Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij telkens door één persoon is benaderd via de telefoon, sms en e-mail.
Op 23 december 2019 en 5 januari 2020 heeft medeverdachte [medeverdachte] brieven bij aangever [slachtoffer 2] bezorgd. Op 13 januari, twee dagen nadat verdachte en medeverdachte bij de woning van [slachtoffer 2] zijn geweest, wordt aangever [slachtoffer 2] gebeld en bedreigd. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij in de dagen na het bezoek aan aangever [slachtoffer 2] hem heeft gebeld omdat hij geld schuldig was aan medeverdachte en dat verdachte er daarom druk op wilde zetten, zodat het zou worden ‘opgelost’. Ter zitting heeft verdachte wederom verklaard dat hij in opdracht van medeverdachte met aangever [slachtoffer 2] heeft gebeld. Medeverdachte heeft hem daartoe het telefoonnummer van aangever [slachtoffer 2] gegeven. Verdachte heeft verder verklaard dat hij pas achteraf kennis heeft gekregen van de door medeverdachte aan aangever [slachtoffer 2] geschreven en bezorgde brieven.
Naar aanleiding van het verweer van de raadsman overweegt de rechtbank als volgt.
Gelet op de hiervoor vastgestelde gang van zaken en met name gelet op de consistente verklaringen van verdachte bij de politie én ter zitting verwerpt de rechtbank het verweer dat verdachte op 17 januari 2020 met aangever [slachtoffer 1] heeft gebeld en dus niet met aangever [slachtoffer 2] . Daarnaast ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de aangifte van [slachtoffer 2] dat verdachte in het telefoongesprek met aangever [slachtoffer 2] de ten laste gelegde bedreigingen heeft geuit.
Medeplegen
Verdachte wordt verweten dat hij de handelingen zoals ten laste gelegd onder feit 1 en 2 tezamen en in vereniging heeft gepleegd. De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Feit 1 primair en subsidiair
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het (medeplegen van) onder het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde. Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte op 17 januari 2020 met [slachtoffer 1] heeft gebeld (2e deel van het eerste gedachtestreepje). Nu medeverdachte heeft verklaard dat hij zelf de overige ten laste gelegde handelingen heeft gepleegd en er verder niet gebleken is dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen beide verdachten, acht de rechtbank het medeplegen ook niet bewezen.
Feit 2 primair
Ten aanzien van feit 2, eerste gedachtestreepje, de brieven aan [slachtoffer 2] , zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen nu niet is gebleken dat er op dat punt sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachte.
Ten aanzien van feit 2, tweede gedachtestreepje, het bellen en bedreigen van [slachtoffer 2] , is de rechtbank van oordeel dat, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en met name ook de verklaring van verdachte dat hij aangever [slachtoffer 2] heeft gebeld, nadat hij het telefoonnummer van medeverdachte had gekregen, er sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen voor dat deel van de tenlastelegging.
De rechtbank past ten aanzien van feit 2 primair de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
De door verdachte ter zitting van 11 februari 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend: Ikheb één keer gebeld. Dat was met aangever [slachtoffer 2] . Ik kreeg van [medeverdachte] het telefoonnummer van [slachtoffer 2] . Hij zei dat ik hem moest bellen. [slachtoffer 2] was [medeverdachte] geld schuldig en het moest opgelost worden.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 14 januari 2020,opgenomen op pagina 87 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002020076650 Z d.d. 29 maart 2020, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik woon op het adres de [straatnaam] in [plaats 2]. Ik woon daar samen met mijn vriendin [naam 5] . Diezelfde avond zaterdag 11 januari 2020 zat ik in de kamer op de bank. Ik zag twee/2 mannen lopen. Een/1 grote vent en een oudere man. Ik zag dat ze eerst mijn woning voorbij liepen. Ik zei tegen [naam 5] daar komen ze. Ik zag een soort cowboy figuur bij mij voor de deur staan. Hij droeg een leren vest, hij had een grote mag lite zaklamp in zijn hand. Ik heb op dat moment het alarmnummer 112 gebeld. Ik voelde mij op dat moment erg angstig. [naam 5] heeft op haar telefoon diverse Whats-App berichten ontvangen. Dat was op maandag 13 januari 19:32 uur. Meteen na het app bericht op [naam 5] haar telefoon ben ik gebeld door een onbekend nummer. Ik hoorde de volgende woorden: "ik ben ingehuurd, je hebt tot woensdag de tijd anders komen we je omleggen". Ik heb weer met 112 gebeld, ik was echt bang. Ik ben zo bang dat ik niet meer in mijn eigen huis durf te blijven. Via Google maps heb ik het adres nagekeken [straatnaam] te [plaats 1] in combinatie met telefoonnummer [telefoonnummer] . Dan kom ik uit op [medeverdachte] autohandel.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 1 maart 2020,opgenomen op pagina 48 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
A: Wij zijn voor de woning van [slachtoffer 2] langs gelopen. Ik zag dat zij achter de vensterbanken lagen naar buiten te kijken. Het was al donker. Ik denk rond een uur of 7 in de avond. Ik heb nog aangebeld. Zij kwam bij de deur. Zij hadden echter al in de gaten dat ik bij [medeverdachte] hoorde. Wij zijn er alle drie voor langs gelopen. Dus [medeverdachte] , [naam 6] en ik zijn voor de woning langs gelopen.
V: Wat voor gevoel denk je dat dat bij [slachtoffer 2] en zijn vriendin gaf?
A: Ja, dat snap ik wel, als je [medeverdachte] zo ziet, en ik met een hoed op en een talibanbaard. Dus dat kan wel intimiderend overgekomen zijn.
V: Wist je waar [slachtoffer 2] woonde?
A: Ja. Ik had al een keer eerder het rondje gereden langs [slachtoffer 2] zijn woning.
V: De dagen daarna is [slachtoffer 2] gebeld. Door wie?
A: Door mij. Door er druk op te leggen heb ik een prepaidkaartje gekocht. Dat deed ik omdat ik niet wilde dat die mensen zouden weten dat het nummer van mij was.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 2 primair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
2
hij in de periode van 23 december 2019 tot en met 13 januari 2020, te [plaats 2], in de gemeente Tytsjerksteradiel, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot afgifte van een geldbedrag, dat aan [slachtoffer 2] toebehoorde, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededader, met voormeld oogmerk, opzettelijk die [slachtoffer 2]
- hebben gebeld en die [slachtoffer 2] dreigend de woorden hebben toegevoegd: “ik ben ingehuurd, je hebt tot woensdag de tijd anders komen we je omleggen", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

2. primair poging tot afpersing, in vereniging
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 primair en 2 primair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, met oplegging van de bijzondere voorwaarden contactverbod met de aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en een locatieverbod voor de dorpen [plaats 2] en [plaats 2]. De officier van justitie heeft daarbij in strafverminderende zin mee laten wegen dat verdachte geen willekeurige slachtoffers heeft uitgezocht en een kleinere rol had in vergelijking met zijn medeverdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor algehele vrijspraak en heeft daarom geen strafmaatverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het rapport van Verslavingszorg Noord-Nederland (hierna VNN) van 2 april 2021, het evaluatieverslag van VNN van 2 februari 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot afpersing. Verdachte heeft het slachtoffer, waarvan zijn medeverdachte meent dat hij betrokken is geweest bij een inbraak in de woning van medeverdachte, in een telefoongesprek onder druk gezet en met de dood bedreigd in een poging hem geld aan medeverdachte te laten betalen. Verdachte heeft met zijn handelen een forse inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Verdachte heeft door zijn handelen ook het gezin van het slachtoffer angst aangejaagd. Het gezin voelde zich genoodzaakt om onder te duiken en de kinderen konden daardoor niet naar school.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor geweldsdelicten.
Uit het rapport van de reclassering van 2 april 2021 leidt de rechtbank af dat er sprake is van een delictpatroon aangaande geweldsdelicten en een verzwaring in de ernst van de delicten. Verdachte is gediagnosticeerd met een posttraumatische stress-stoornis en er zijn aanwijzingen voor persoonlijkheidsproblematiek. In het kader van een eerdere veroordeling loopt er reeds een reclasseringstoezicht in combinatie met onder meer een alcoholverbod en behandelverplichting. De reclassering ziet daarom geen meerwaarde in het adviseren van reclasseringsinterventies. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan het verlies van huisvesting en de betaalde baan tot gevolg hebben.
Uit het evaluatieverslag van 2 februari 2022 leidt de rechtbank af dat verdachte een meewerkende houding heeft en hulp heeft gezocht bij het beheren van zijn financiën. Hij drinkt geen alcohol meer, heeft een fulltime baan en start binnenkort met een behandeling bij de forensische polikliniek van VNN.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte dat hij een beperkte rol had en dat hij zichzelf niet wilde verrijken. Verdachte lijkt zijn leven inmiddels een positieve wending te willen geven.
De rechtbank komt tot oplegging van een aanmerkelijk lagere straf dan door de officier van justitie is geëist, vanwege de vrijspraak van feit 1, de partiële vrijspraak van feit 2, het tijdsverloop, de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de achtergrond van deze zaak.
Alles overwegend, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke taakstraf van 180 uren passend en geboden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 45, 63 en 317 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 180 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. B.F. Hammerle en mr. M.M. Spooren, rechters, bijgestaan door K. de Ruiter, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 februari 2022.