ECLI:NL:RBNNE:2022:582

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 maart 2022
Publicatiedatum
3 maart 2022
Zaaknummer
18/197256-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een ISD-maatregel voor een verdachte met recidive in winkeldiefstal

Op 3 maart 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan twee winkeldiefstallen. De verdachte, geboren in 1976 en thans gedetineerd, was niet verschenen tijdens de zitting op 17 februari 2022, maar werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. A. Allersma. Het openbaar ministerie was vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide. De tenlastelegging omvatte diefstal van parfum uit winkels in Groningen op 24 juli 2021 en 8 juni 2021. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van de verklaringen van getuigen en de verdachte zelf.

De rechtbank overwoog dat de verdachte herhaaldelijk was veroordeeld voor vergelijkbare feiten en dat eerdere maatregelen, waaronder ISD-maatregelen, niet hadden geleid tot gedragsverandering. De officier van justitie had een ISD-maatregel van twee jaar gevorderd, terwijl de verdediging pleitte voor een kortere duur. De rechtbank oordeelde dat de ISD-maatregel noodzakelijk was om recidive te voorkomen en de veiligheid van de maatschappij te waarborgen. De rechtbank legde de verdachte een ISD-maatregel op voor de duur van twee jaren, zonder aftrek van de tijd die in voorlopige hechtenis was doorgebracht.

Daarnaast werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf afgewezen, omdat de rechtbank de ISD-maatregel als voldoende beschouwde. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Groningen
parketnummer 18/197256-21
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 21/000213-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 3 maart 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats] , inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen: [straatnaam] , [plaats] , feitelijk verblijfsadres: [straatnaam] , [plaats] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 februari 2022.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. A. Allersma, advocaat te Groningen, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 24 juli 2021, te Groningen, in de gemeente Groningen, in of uit of bij een winkel, gelegen aan of bij de [straatnaam] , (onder meer) drie verpakkingen met parfum/eau de toilette (merken, Versace, D en G, 1Million), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan het winkelbedrijf [benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
zij op of omstreeks 8 juni 2021, te Groningen, in de gemeente Groningen, in of uit of bij een winkel, gelegen aan of bij de [straatnaam] , (onder meer) een aantal verpakkingen parfum en/of eau de toilette, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan het winkelbedrijf [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
een schriftelijk bescheid, te weten een aangifteformulier winkeldiefstal d.d. 24 juli 2021, opgenomenop pagina 11 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2021172288 d.d. 25 juli 2021, inhoudend de verklaring van [getuige 1];
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 juli 2021,opgenomen op pagina 12 van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 24 juli 2021,opgenomen op pagina 24 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verdachte.

Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:

een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 28 juni 2021, opgenomen oppagina 3 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [getuige 2];
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 februari 2022,bijgevoegd bij voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 24 juli 2021,opgenomen op pagina 24 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verdachte.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
zij op 24 juli 2021, te Groningen, in de gemeente Groningen, uit een winkel, gelegen aan de [straatnaam] , drie verpakkingen met parfum/eau de toilette (merken: Versace, D en G, 1Million), die aan het winkelbedrijf [benadeelde partij 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
zij op 8 juni 2021, te Groningen, in de gemeente Groningen, uit een winkel, gelegen aan de [straatnaam] , een aantal verpakkingen parfum en/of eau de toilette, die aan het winkelbedrijf [benadeelde partij 2] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde levert op:

diefstal
diefstal
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISDmaatregel) wordt opgelegd voor de duur van twee jaren, zonder aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een ISD-maatregel voor de duur van één jaar. Indien de rechtbank besluit tot de oplegging van een ISD-maatregel voor de duur van twee jaren, heeft de raadsman subsidiair gepleit voor het aftrekken van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de raadsman verzocht om na zes maanden een tussentijdse beoordeling plaats te laten vinden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van de op te leggen straf of maatregel rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over haar opgemaakte rapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee winkeldiefstallen. Door haar manier van handelen heeft verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans goederen en eigendommen. Deze feiten zijn bovendien zeer ergerlijk en veroorzaken naast schade vaak veel hinder en overlast voor de gedupeerde bedrijven.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat uit het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 februari 2022, dat 29 pagina’s telt, blijkt dat verdachte herhaaldelijk is veroordeeld voor winkeldiefstallen.
De reclassering adviseert in haar rapport van 31 januari 2022 de oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. Verdachte heeft meerdere problemen op vrijwel alle leefgebieden. Verdachte is geregistreerd als veelpleger en heeft al drie keer een
ISD-maatregel opgelegd gekregen. Helaas hebben deze maatregelen niet geleid tot blijvende gedragsveranderingen. Verdachte is bekend met langdurig polymiddelengebruik van onder meer cocaïne. Verdachte heeft in verschillende justitiële kaders hulp aangeboden gekregen om aan haar verslaving te werken, waaronder ook langere klinische behandelingen, maar ze blijft terugvallen in gebruik. Vervolgens pleegt verdachte diefstallen om zo in haar drugsgebruik te kunnen voorzien. In het kader van een schorsing van de voorlopige hechtenis is verdachte opgenomen in het IMC te Beilen, maar ook hier is het haar niet gelukt om buiten het gebruik van middelen te blijven. Zolang verdachte niet definitief kan stoppen met het gebruik van cocaïne, blijft het recidiverisico onverminderd hoog. De reclassering verwacht niet dat een eventuele vierde ISDmaatregel tot gedragsverandering zal leiden, maar de
ISD-maatregel voorkomt dat verdachte recidiveert en dat zij ten onder gaat aan een algehele en met name fysieke teloorgang.
De rechtbank stelt vast dat aan de formele vereisten voor het opleggen van een
ISD-maatregel is voldaan. De door verdachte begane feiten betreffen misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Verdachte is daarnaast in de vijf jaren voorafgaand aan deze misdrijven ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld en de feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Gelet op het reclasseringsrapport en de eerdere veroordelingen moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan, terwijl de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist. Tot slot heeft de officier van justitie het opleggen van de ISD-maatregel gevorderd. Gelet op de Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers was de officier van justitie hier in onderhavige zaak ook toe bevoegd aangezien verdachte over een periode van vijf jaren voor meer dan tien misdrijven is veroordeeld, waarvan meer dan één misdrijf in de laatste twaalf maanden.
De rechtbank acht daarnaast de oplegging van de ISD-maatregel geboden ter beveiliging van de maatschappij en ter beëindiging van de recidive van verdachte. Uit het rapport van de reclassering blijkt dat de hardnekkige verslavingsproblematiek ertoe leidt dat verdachte keer op keer terugvalt in het plegen van strafbare feiten. Alternatieven voor de geëiste
ISD-maatregel zijn er niet. Verdachte heeft niet alleen al drie keer eerder een ISD-maatregel gehad, maar zij heeft daarnaast meerdere kansen gekregen om haar leven op orde te krijgen maar zonder blijvend resultaat.
Anders dan de raadsman heeft bepleit, ziet de rechtbank geen aanleiding om de
ISD-maatregel te beperken tot één jaar. Evenmin ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat een tussentijdse beoordeling als bedoeld in artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering plaatsvindt. Verdachte lijkt niet gemotiveerd om te werken aan haar problematiek. Het feit dat verdachte niet ter terechtzitting is verschenen, past in dit beeld. Tot slot zijn de rechtbank geen feiten en omstandigheden gebleken die er toe zouden dienen te leiden dat de duur van de ISD-maatregel verminderd dient te worden met de periode die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk arrest van 16 maart 2021 van de enkelvoudige strafkamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden te Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 49 dagen, waarvan 48 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 16 maart 2021. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 10 augustus 2021 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Standpunt van de officier van justitie
Indien de rechtbank tot het opleggen van de ISD-maatregel overgaat, heeft de officier van justitie de afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de vordering tot tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen.
Het oordeel van de rechtbank
Nu verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd, kan de vordering in beginsel worden toegewezen. Gelet echter op het feit dat de ISD-maatregel wordt opgelegd, acht de rechtbank de tenuitvoerlegging van bovengenoemde voorwaardelijk opgelegde straf niet opportuun. De rechtbank zal daarom de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38m, 38n, 57, 310 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 21/00021320:
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij arrest van de enkelvoudige strafkamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden te Leeuwarden van 16 maart 2021.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.W. Janssen, voorzitter, mr. J. Edgar en mr. J.G.F. van Boven, rechters, bijgestaan door mr. G. Langius, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 maart 2022.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.