In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 9 maart 2022, is de vrouw, eiseres, een Iraanse die in Nederland woont, in een juridische strijd verwikkeld met haar man, gedaagde, over de medewerking aan hun Iraanse echtscheiding. De partijen zijn sinds 15 april 2010 met elkaar gehuwd in Teheran, Iran, maar de echtscheiding is op 7 oktober 2014 door de Nederlandse rechtbank uitgesproken en op 17 juli 2015 ingeschreven in de registers van de gemeente Den Haag. De man weigert echter medewerking te verlenen aan de Iraanse echtscheiding, wat de vrouw in haar vrijheden beperkt. De vrouw vordert dat de rechtbank de weigering van de man als onrechtmatig verklaart en hem verplicht om de nodige handelingen te verrichten om de echtscheiding te effectueren.
De rechtbank overweegt dat de weigering van de man om mee te werken aan de echtscheiding onrechtmatig is, gezien de omstandigheden van de vrouw die haar in haar vrijheden beperkt. De rechtbank verwijst naar eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad, waarin is vastgesteld dat een dergelijke weigering onrechtmatig kan zijn als deze in strijd is met de zorgvuldigheid die de man in het maatschappelijk verkeer jegens de vrouw in acht behoort te nemen. De rechtbank oordeelt dat de belangen van de vrouw zwaarder wegen dan die van de man, en dat de man verplicht is om binnen twee weken na een verzoek van de vrouw de nodige handelingen te verrichten. Tevens wordt een dwangsom van € 100,00 per dag opgelegd voor elke dag dat de man in gebreke blijft, met een maximum van € 15.000,00.
De rechtbank compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. M. Sanna.