5.3De rechtbank concludeert dat Dreijer in haar beide rapporten goed gemotiveerd heeft uitgelegd waarom de FML een reële weergave is van de medische beperkingen van eiseres. Zij heeft de vele medische gegevens die eiseres heeft aangedragen meegewogen en geconcludeerd dat die niet tot een andere uitkomst leiden. De rechtbank is niet gebleken dat Dreijer iets heeft gemist of onjuist heeft geïnterpreteerd. Verweerder heeft zijn besluit van 3 februari 2021 dan ook terecht gebaseerd op haar conclusies. Eiseres heeft geen aanvullende medische gegevens ingebracht die dit anders maken. De medische beroepsgronden slagen niet.
Arbeidskundige beoordeling
6. Eiseres heeft als arbeidskundige grond aangevoerd dat zij de geduide functies niet kan
verrichten. Specifieke gronden, gericht op de geduide functies, heeft zij niet ingebracht.
7. Verweerder baseert zijn arbeidskundige standpunt op het rapport van 10 november
2020 van De Waard. Deze is uitgegaan van de beperkingen van eiseres, zoals vastgelegd in de FML, en heeft eiseres geschikt geacht voor een aantal functies. Met die functies kon eiseres een loon verdienen waarmee zij voor 65 tot 80% arbeidsongeschikt was.
8. De rechtbank oordeelt over de arbeidskundige kant van de zaak dat De Waard
rekening heeft gehouden met de medische beperkingen van eiseres. Hij heeft het rapport van 31 maart 2020 van de eerste arbeidsdeskundige A.T. Tichelaar beoordeeld en heeft nieuwe functies geduid, omdat Dreijer tot een nieuwe FML is gekomen. De Waard heeft een arbeidsongeschiktheidspercentage van 71,62% berekend, zodat eiseres nog steeds voor 65 tot 80% arbeidsongeschikt was. Hij heeft de zogenaamde signaleringen met betrekking tot de belastende factoren in de functies volledig en duidelijk toegelicht. Zijn rapport is goed gemotiveerd en inzichtelijk. De rechtbank ziet er geen tegenstrijdigheden in. Verweerder heeft zijn arbeidskundig standpunt terecht gebaseerd op het rapport van De Waard. De arbeidskundige grond slaagt niet.
Ingangsdatum van de herziene uitkering
9. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder de ingangsdatum van de herziening in zijn besluit van 19 november 2021 onvoldoende heeft gemotiveerd. Zij wijst er op dat verweerder haar eerdere herzieningsverzoek bij beslissing van 7 juni 2012 (waartegen zij geen bezwaar heeft gemaakt) heeft afgewezen omdat er geen sprake zou zijn van een toename van de klachten binnen vijf jaar. Die beslissing was volgens haar onjuist: verweerder heeft toen miskend dat eiseres op grond van artikel 37 van de WAO recht kon hebben op herziening. Nu vast komt te staan dat de arbeidsongeschiktheid al op een veel eerdere datum is toegenomen dan op 27 september 2019, had eiseres op grond van artikel 35, tweede lid, van de WAO eerder voor een ophoging van de uitkering in aanmerking moeten komen.
10. Verweerder wijst erop dat een verhoging van de WAO-uitkering op grond van artikel 42, tweede lid, van de WAO in beginsel met een terugwerkende kracht van een jaar kan worden toegekend. In het geval van eiseres gaat die verhoging in per 27 september 2018, één jaar voor de melding van de toegenomen arbeidsongeschiktheid. Anders dan eiseres vindt verweerder dat er geen sprake is van een bijzonder geval op grond waarvan eiseres niet eerder de melding heeft kunnen doen. Verweerder verwijst naar de rapportage van Dreijer van 18 november 2021, waarin zij aangeeft dat niet is gebleken van een ziektebeeld waardoor eiseres daartoe niet in staat is geweest.