ECLI:NL:RBNNE:2022:818

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 maart 2022
Publicatiedatum
22 maart 2022
Zaaknummer
LEE 21/2137
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Waardedalingsvergoeding bij mijnbouwschade en invloed van postcodewijziging

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 7 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil over een waardedalingsvergoeding als gevolg van mijnbouwschade. Eiser, eigenaar van een woning, had een vergoeding van € 8.881,93 ontvangen van het Instituut Mijnbouwschade Groningen, maar was van mening dat de tussentijdse postcodewijziging op 1 januari 2017 invloed had op de hoogte van deze vergoeding. Eiser stelde dat hij bij de oude postcode in aanmerking zou komen voor een hoger waardedalingspercentage dan het percentage dat hem nu was toegekend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de postcodewijziging geen invloed heeft gehad op de berekening van de waardedalingsvergoeding, omdat de berekening is gebaseerd op de locatie van de woning en niet op de postcode. De rechtbank oordeelde dat verweerder in het bestreden besluit onvoldoende had gemotiveerd hoe de berekening tot stand was gekomen, wat in strijd was met het motiveringsbeginsel van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand, omdat verweerder het gebrek in beroep had hersteld. Eiser kreeg ook een vergoeding voor de proceskosten en het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/2137

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 maart 2022 in de zaak tussen

[eiser] uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Helmantel),
en

Instituut Mijnbouwschade Groningen, verweerder

(gemachtigden: mr. M.J.W. Timmer en mr. L.A. Jager).

Procesverloop

In het besluit van 6 januari 2021 (primair besluit) heeft verweerder aan eiser een waardedalingsvergoeding toegekend van € 8881,93 (exclusief wettelijke rente).
In het besluit van 28 mei 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 31 januari 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser is sinds 25 juli 2012 eigenaar van de woning aan de [adres] te [woonplaats] (de woning).
1.1.
Op het moment dat eiser eigenaar van de woning werd, viel de woning in het postcodegebied [postcode] . Per 1 januari 2017 is de postcode van eiser gewijzigd en ligt de woning in postcodegebied [postcode 2] . Met de wijziging hield de postcode [postcode] op te bestaan.
1.2.
In het primaire besluit heeft verweerder besloten om aan eiser een vergoeding toe te kennen van € 8.881,93 (exclusief wettelijke rente). Daarbij gaat verweerder uit van een eigendomsaandeel van 50% over de periode 25 juli 2012 tot 1 januari 2019, met een waardedalingspercentage van 2,72%.
2. Partijen verschillen van mening over de invloed die de postcodewijziging heeft gehad op de hoogte van de waardedalingsvergoeding.
2.1.
Eiser stelt dat hij benadeeld is door de tussentijdse wijziging van de postcode. Toen hij de woning kocht en geleverd heeft gekregen, viel de woning in postcodegebied [postcode] . Op de website van verweerder staat per postcodegebied aangegeven wat het minimale en het maximale waardedalingspercentage is. Volgens de website horen bij de twee postcodegebieden de volgende percentages:
Postcode
min. percentage
max. percentage
[postcode 2]
2,7%
5,5%
[postcode]
4,6%
5,5%
Eiser betoogt dat, wanneer de postcodewijziging niet plaats had gevonden, hij in aanmerking was gekomen voor een minimaal waardedalingspercentage van 4,6%, nu dit het minimale waardedalingspercentage is behorend bij postcode [postcode] .
2.2.
Verweerder betwist dit. Verweerder licht toe dat, ten tijde van de totstandkoming van de waardedalingsregeling, eerst op de website een indicatie is gegeven van de waardedalingspercentages per vierpositiepostcodegebied (bijvoorbeeld 1234). Vervolgens is bij de definitieve vaststelling van de methode van Atlas voor gemeenten (Atlas) in 2019 het volledige overzicht ontwikkeld. Daarbij is toen uitgegaan van de actuele waarden van de zespositiepostcodegebieden (bijvoorbeeld 1234 AB). Dit betrof een verfijning ten opzichte van de eerdere indicatie op de website. Een vierpositiepostcodegebied bestaat ook uit meerdere zespositiepostcodegebieden. De indicatie op de website geeft daarom een marge aan. Binnen het vierpositiepostcodegebied lopen de waardedalingspercentages uiteen van het minimale waardedalingspercentage tot het maximale waardedalingspercentage. Wanneer de postcode van eiser niet was gewijzigd, had de tabel op de website als minimaal percentage bij postcode [postcode] een waarde van 2,7% vermeld. Dit is het enige verschil wat voortvloeit uit de postcodewijziging.
2.3.
Verweerder licht verder toe dat het waardedalingspercentage per zespositiepostcodegebied, volgens de methode van Atlas voor gemeenten (Atlas), wordt berekend. De berekening vindt plaats op basis van een locatie, bepaald aan de hand van coördinaten. De postcode is geen relevant gegeven in deze berekening. Tevens is de berekening in 2019 uitgevoerd over de gehele waardedalingsperiode (16 augustus 2012 tot 1 januari 2019). Dit is terug te zien in het besluit. Eiser komt immers in aanmerking voor het imago-effect. Als uitgegaan zou zijn van het moment van de postcodewijziging op 1 januari 2017 zou eiser geen vergoeding hebben gekregen voor het imago-effect. Ook in die zin heeft de postcodewijziging per 1 januari 2017 dus geen invloed gehad op de berekening van het waardedalingspercentage van eiser.
2.4.
De rechtbank stelt vast dat de postcode op de peildatum van 1 januari 2019 reeds gewijzigd was en dat de woning van eiser toen in het postcodegebied [postcode 2] stond.
2.5.
De rechtbank constateert voorts dat verweerder op de website het volgende heeft opgenomen [1] :
“In bijgaand overzicht staan per gemeente de postcodes weergegeven waar het IMG schade door waardedaling of verminderde waardeontwikkeling vergoedt. Als uw postcode ertussen staat, kunt u vervolgens zien met welk percentage waardedaling gerekend wordt door het IMG. Het overzicht biedt een indicatie. Pas bij een besluit op een aanvraag is zeker of en hoeveel schadevergoeding wordt toegekend.”
2.6.
De rechtbank overweegt dat met de methode van Atlas de waardedaling wordt berekend. De keuzes die ten grondslag liggen aan de methode van Atlas worden door de rechtbank, onder verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank van 1 november 2021, voldoende ruimhartig en aanvaardbaar geacht. [2] Het waardedalingspercentage wordt per individuele locatie bepaald, aan de hand van twee indicatoren: het algemene imago-effect van het risicogebied en de bevingsgeschiedenis op de locatie van een woning. Het imago-effect wordt toegekend aan de woningeigenaar die op 16 augustus 2012 eigenaar van de woning was. Hiervoor wordt een percentage toegekend, inclusief zekerheidstoeslag van 2,72%. Daarnaast wordt voor de bevingsgeschiedenis per relevante beving, inclusief zekerheidstoeslag een percentage toegekend van 0,92%. Een relevante beving is een beving die op de locatie van de woning een grondsnelheid van 2,9 mm/s (de grenswaarde) heeft bereikt. Uit de door verweerder gemaakte berekening volgt dat er op de locatie van de woning geen bevingen hebben plaatsgevonden, die voldoen aan deze grenswaarde. Verweerder heeft in het verweerschrift en ter zitting overtuigend uiteengezet dat voor deze berekening de precieze locatie van de woning bepalend is, en niet de postcode. De locatie van de woning is nooit gewijzigd. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser niet benadeeld is door de postcodewijziging per 1 januari 2017.
3. De rechtbank overweegt dat verweerder pas in het verweerschrift en ter zitting een toelichting heeft gegeven op de gemaakte berekening en de (eventuele) invloed van een postcodewijziging op de berekening. In het bestreden besluit heeft verweerder volstaan met een algemene uitleg van de berekening van waardedaling. Uit dit besluit is voor eiser niet op te maken dat de berekening gekoppeld is aan een locatie en niet aan een postcode, hoewel hij dat punt in het bezwaarschrift uitdrukkelijk aan de orde heeft gesteld. Naar het oordeel van de rechtbank is het bestreden besluit dan ook onvoldoende gemotiveerd.

Conclusie en gevolgen

4.1.
Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel van artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit houdt in dat uit het bestreden besluit onvoldoende blijkt hoe verweerder tot het besluit gekomen is. De rechtbank laat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanheft en onder a, van de Awb, omdat verweerder het gebrek in beroep heeft hersteld. Dit betekent dat het bestreden besluit wel vernietigd wordt, maar dat de gevolgen van dit besluit wel blijven bestaan. Er hoeft daarom ook geen nieuw besluit op bezwaar genomen te worden.
4.2.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Ook die vergoeding moet verweerder betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2.0 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 759,-), bij een wegingsfactor 1. Er wordt € 1.518,- toegekend.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Dijk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

2.Rb. Noord-Nederland 1 november 2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:4668.