Op 25 maart 2020 was ik, verbalisant, belast met de zogeheten noodhulp surveillance in de gemeente Hoogeveen.
Omstreeks 15.45 uur stonden wij met ons voertuig op de [straatnaam] te Hoogeveen. Ik zag dat er een man in een groene jas met witte bontkraag op een crossmotor vanuit een zijstraat kwam rijden. De persoon bleek te zijn [verdachte] .
Ik heb [verdachte] een bekeuring aangezegd. Ik zag dat de buurt begon uit te lopen. Ik hoorde dat [verdachte] hierdoor weer praatjes begon te krijgen. Hierdoor kon ik zijn schoenen fotograferen.
Ik zag dat dit schoenen betroffen van het merk Mason. Ik heb deze vervolgens op internet opgezocht. Ik zag dat deze schoenen vanaf 275 euro te koop zijn.
Ik zag eveneens dat [verdachte] een jas droeg van het Merk: Nobis. Ik heb deze vervolgens op internet opgezocht. Ik zag dat deze jas te koop is vanaf 999 euro.
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van art. 420bis, eerste lid, onder a Sr opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf" niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp "uit enig misdrijf" afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Als uit het door het openbaar ministerie aangedragen bewijs, feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp.
Indien de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van het voorwerp, dan ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het voorwerp.
Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
De rechtbank leidt uit de beschikbare bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden af.
Uit de gegevens van de belastingdienst blijkt dat verdachte in 2019 geen uitkering heeft gehad. Ook waren geen looninkomsten over 2019 bij de Belastingdienst bekend. Voorts heeft verdachte geen aangiften inkomstenbelasting gedaan over de jaren 2018 en 2019. Daarnaast is gebleken dat de eenmanszaak van verdachte geen aangifte omzetbelasting heeft gedaan en een belastingschuld had van bijna € 39.415,-.
Op 5 december 2019 heeft verdachte een Mercedes Benz, Type E gekocht voor € 12.250,-. Dit bedrag is door verdachte contant betaald aan de autoverkoper. Op 10 februari 2020 heeft verdachte eerdergenoemd voertuig bij de verkoper ingeruild en met bijbetaling van een bedrag van € 7.695,een Mercedes Benz, type AMG gekocht. Rond 24 februari 2020 heeft verdachte dit laatste voertuig aan dezelfde autodealer verkocht voor een bedrag van
€ 17.500,-. Op verzoek van verdachte heeft de verkoper een bedrag van € 10.250,- overgeboekt op de bankrekening van verdachte en het restantbedrag van € 7.250,- is aan verdachte contant uitbetaald.
Op 24 februari 2020 heeft verdachte bij een ander garagebedrijf een bestelbus van het merk Renault, type Master gekocht voor een bedrag van € 10.750,-, welk bedrag door verdachte contant is betaald.
Ook is op een gegeven moment door verdachte een jas van het merk Nobis gekocht ter waarde van € 1.000,-. Verdachte droeg deze jas op 25 maart 2020 toen hij een bekeuring kreeg van de politie.
Op basis van het voorgaande is vast komen te staan dat verdachte tussen december 2019 en februari 2020 over een bedrag van ruim € 31.000,- beschikte om bovengenoemde voertuigen en jas te kopen, terwijl uit de gegevens van de belastingdienst niet is gebleken dat verdachte legale inkomsten had om deze goederen te kunnen financieren. Voormelde feiten en omstandigheden zijn indicaties voor witwassen en rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank in onderling verband en samenhang bezien het vermoeden dat de voorwerpen in de tenlastelegging uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat derhalve van de verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de legale herkomst van deze voorwerpen.
Bij de politie heeft verdachte verklaard dat het geld afkomstig was van zijn handel in oud ijzer en katalysatoren, maar deze verklaring is op geen enkele manier onderbouwd. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte geen schriftelijke onderbouwing kan bieden van zijn inkomen uit zijn bedrijf, omdat in die branche niet wordt gewerkt met facturen en bonnetjes. De rechtbank overweegt hierbij dat los van de (fiscale) verplichting die verdachte had om als ondernemer een administratie van zijn werkzaamheden bij te houden, verdachte ook getuigen had kunnen (doen) oproepen om zijn verklaring enigszins te onderbouwen. Verdachte heeft dat nagelaten en heeft ook overigens geen verklaring gepresenteerd die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk voorkomt, waarvoor het vermoeden van witwassen dient te wijken.
Naar het oordeel van de rechtbank is er geen andere conclusie mogelijk dan dat de voorwerpen bedoeld in de tenlastelegging onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn. Het ten laste gelegde witwassen wordt daarom wettig en overtuigend bewezen.
18/242132-20: vernieling van banden
In de zaak met parketnummer 18/242132-20 past de rechtbank de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.