ECLI:NL:RBNNE:2022:910

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 maart 2022
Publicatiedatum
29 maart 2022
Zaaknummer
18-230994-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige verdachte voor ontuchtige handelingen met een quad

Op 29 maart 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een minderjarige verdachte veroordeeld voor het plegen van ontuchtige handelingen. De verdachte, die op een quad reed, heeft op 26 augustus 2021 in de omgeving van Garnwerd en Winsum twee vrouwelijke wielrenners en een vrouwelijke wandelaar lastiggevallen door hen aan te raken op hun billen en borsten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte door zijn gedrag de lichamelijke integriteit van de slachtoffers heeft geschonden. De rechtbank legt de verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie van vier weken op, evenals een taakstraf van 80 uren. De rechtbank benadrukt het belang van behandeling voor de verdachte, gezien zijn leeftijd en de ernst van de feiten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de impact van de daden op de slachtoffers, die zich in een kwetsbare positie bevonden. De verdachte heeft ontkend, maar de rechtbank oordeelt dat er voldoende bewijs is om de feiten te bewijzen, onder andere door getuigenverklaringen en het signalement dat overeenkomt met de verdachte. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, die immateriële schade claimde, gedeeltelijk toegewezen en de verdachte veroordeeld tot betaling van €500,- aan de benadeelde partij.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Groningen
parketnummer 18-230994-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 29 maart 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 maart 2022. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W.G. ten Have, advocaat te Winschoten. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 26 augustus 2021 te of bij Garnwerd(/Krassum) en/of Winsum, (althans) in de gemeente Het Hogeland, in elk geval in de provincie Groningen/Nederland, meermalen door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door (zakelijk weergegeven -) (het hierna te vermelden slachtoffer) op en/of met een quad te (achter)volgen en/of in te halen en/of van de weg te rijden/duwen en/of onverhoeds (tijdens het inhalen) en/of met kracht te slaan en/of te knijpen en/of vast te pakken en/of aan te raken, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het betasten van de billen en/of de borsten;
Subsidiair hij op of omstreeks 26 augustus 2021 te of bij Garnwerd/Krassum en/of Winsum, (althans) in de gemeente Het Hogeland, in elk geval in de provincie Groningen/Nederland, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door haar (met kracht) op de billen te slaan en/of in de billen te knijpen;
2
hij op of omstreeks 26 augustus 2021 te of bij Garnwerd(/Krassum) en/of Winsum, (althans) in de gemeente Het Hogeland, in elk geval in de provincie Groningen/Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door (- zakelijk weergegeven -) (het hierna te vermelden slachtoffer) op en/of met een quad te (achter)volgen en/of in te halen en/of onverhoeds (tijdens het inhalen) vast te pakken en/of aan te raken, [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het betasten van de billen;
3
hij (in/) op of omstreeks (de periode van 16 april 2021 tot en met 21/) 23 april 2021 te of bij Ezinge, (althans) in de gemeente Westerkwartier, in elk geval in de provincie Groningen/Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door (- zakelijk weergegeven -) (het hierna te vermelden slachtoffer) op en/of met een quad te (achter)volgen en/of in te halen en/of onverhoeds (tijdens het inhalen) en/of met kracht te slaan en/of vast te pakken en/of aan te raken [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van
een of meer ontuchtige handelingen, te weten het betasten van de billen; Subsidiair
hij (in/) op of omstreeks (de periode van 16 april 2021 tot en met 21/) 23 april 2021 te of bij Ezinge,
(althans) in de gemeente Westerkwartier, in elk geval in de provincie Groningen/Nederland,
[slachtoffer 3] heeft mishandeld door haar (met kracht) op de billen te slaan.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het 1 primair, 2 en 3 primair ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle aan hem ten laste gelegde feiten. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte heeft verklaard dat hij zich kan herinneren dat hij de aangeefster van het eerste ten laste gelegde feit is gepasseerd op zijn quad, maar op dat moment had hij te scherp ingestuurd. De quad leek te gaan overhellen, zodat verdachte om tegengewicht te bieden zijn rechterhand had uitgestoken. Het kan zijn dat hij daarbij aangeefster heeft geraakt.
Met het tweede en het derde voorval heeft verdachte niets te maken gehad. Verdachte ontkent de persoon te zijn geweest over wie de aangeefsters van die feiten spreken. Dat verdachte wel degene was over wie het eerste voorval gaat, zegt in dit verband niets. De modus operandi is telkens verschillend. Het gaat om iemand die vroeg om een knuffel. Dat is wezenlijk anders dan het geven van een klap op de billen. Bovendien zijn er op het platteland tientallen jongens die rijden op een quad in dezelfde omgeving. Er is echter geen onderzoek naar andere mogelijke betrokkenen geweest. Bovendien is er van de kleding van aangeefster [slachtoffer 1] een DNA-spoor onderzocht, maar geen DNA-spoor aangetroffen dat overeen komt met het DNA van verdachte. Er is derhalve in alle gevallen onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om te kunnen komen tot een bewezenverklaring.
Oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de aangifte van [slachtoffer 1] (het eerste tenlastegelegde voorval) blijkt dat op 26 augustus 2021 omstreeks 15.30 uur een jongen op een quad achter haar reed, terwijl zij aan het wielrennen was nabij Garnwerd. Toen hij haar passeerde kneep hij in haar linker bil en pakte haar borst. De aangifte van [slachtoffer 2] (het tweede tenlastegelegde voorval) bevat een sterk vergelijkbare verklaring. Zij geeft aan dat zij op dezelfde dag, tussen 15:00 uur en 16:00 uur, dus rond hetzelfde tijdstip, onderweg was van Winsum naar Garnwerd op haar wielrennersfiets. Toen zij even op een bankje zat werd ze aangesproken door een jongen op een rode quad en hij vroeg of hij een knuffel mocht. Even later raakte hij haar billen aan toen hij haar inhaalde.
Beide aangeefsters geven een signalement van een jongen met een zonnebril op en met donker haar. Ook komt er diezelfde dag nog een melding binnen na 16:00 uur van getuige [getuige 1] . Zij omschrijft een jongen op een rode quad met een zonnebril op en met donker haar die achter haar reed in [plaats] en later in Schouwerzijl. Hij vroeg of hij een knuffel mocht. Dit vroeg hij een aantal keer. [getuige 1] heeft de politie gebeld die blijkens het proces-verbaal van aanhouding vanwege een eerdere melding al rondreed in de omgeving op zoek naar de jongen op de rode quad. Vervolgens is verdachte om 16.50 uur aangehouden in Schouwerzijl. Verdachte voldeed aan het signalement en het dossier bevat een foto van verdachte gemaakt kort na het moment van aanhouding waaruit dat ook blijkt.
Aangeefster [slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij enkele maanden eerder, 21 april 2021, vlakbij de
Allersmaborg wandelde toen ze werd ingehaald door een jongen op een rode quad. Hij reed op volle snelheid voorbij en sloeg haar hard op de billen (het derde tenlastegelegde voorval). Zij heeft verdachte herkend. Om zeker te zijn is ze daarna langs zijn huis gereden in [plaats] en zag hem daar staan met zijn rode quad. Ook getuige [getuige 2] heeft verdachte herkend. Op 12 augustus 2021 reed een jongen op een quad een lange tijd achter haar toen ze richting [plaats] wandelde. Op een gegeven moment sprak hij haar aan en vroeg om een knuffel. Ze zocht hem op Facebook en zag zijn foto, waarop ze hem herkende.
De rechtbank constateert dat door voornoemde aangeefsters en getuigen telkens wordt aangegeven dat zij op soortgelijke wijze zijn lastig gevallen, te weten het achtervolgd worden door een jongen met een zonnebril en donker haar op een quad, waarbij ze tijdens het inhalen werden geraakt op hun billen en/of borsten, dan wel werden gevraagd om een knuffel. De rechtbank acht dit een zodanig specifieke en kenmerkende handelwijze dat zij ervan uit gaat dat deze gedragingen door één en dezelfde persoon zijn verricht. De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen, in het bijzonder de herkenning door aangeefster [slachtoffer 3] en getuige [getuige 2] in combinatie met de foto van verdachte die is gemaakt bij zijn aanhouding, zonder twijfel volgt dat verdachte deze betreffende persoon is.
Uit de vaste rechtspraak volgt dat een ontuchtige handeling een handeling van seksuele aard is die in strijd is met de sociaal ethische norm. De beoordeling of een handeling als zodanig kan worden gekwalificeerd, hangt af van de aard van de gedraging en de omstandigheden van het geval. In deze zaak heeft verdachte voor hem onbekende vrouwen aangeraakt of geknepen in hun borsten of hun billen, terwijl hij ze passeerde op zijn quad. Onder die omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat sprake is van handelen in strijd met de sociaal ethische norm als bedoeld in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank acht de aan verdachte onder 1 primair, 2 en 3 primair ten laste gelegde feiten dan ook wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte op de terechtzitting afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Op 26 augustus 2021 reed ik in de omgeving van Garnwerd of Winsum op mijn quad. Het klopt dat ik een rode quad heb. Ik herinner me dat er een wielrenster voor me reed. Daar ben ik in het voorbij gaan tegenaan gekomen. Ik hoorde een schreeuw. Ik ben doorgereden. Ineens werd ik aangehouden door de politie.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 27 augustus 2021,opgenomen op pagina 61 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2021280401 d.d. 29 oktober 2021, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik was gisteren op 26 augustus aan het wielrennen en toen merkte ik vlak voor Garnwerd bij Krassum dat er een quad achter mij reed die bleef een tijdje achter mij, maar haalde me in toen ik omkeek. Toen ik op de grote weg was, Schilligeham, was er een auto die achter mij reed en die quad die achter mij reed. Ik dacht dit klopt niet dat hij weer achter mij reed en ik gebaarde ‘ga er maar langs’ tegen de persoon op de quad. De auto en de quad reden nog wel een tijdje achter mij. Dat was het moment dat hij aan me begon te zitten. Hij raakte eerste mijn billen aan en kneep daar een paar keer hard in. Hij reed naar voren en pakte mijn borst. Ik zei dat hij moest stoppen en ik duwde hem weg. Hij zakte even terug met de Quad, hij reed achter me en haalde me in en deed het nog een keer en hij duwde me van de weg af. Ik heb op de linkerzijde van mijn bil nog een afdruk en heb daar direct een foto van gemaakt. Vanmorgen zat de afdruk daar nog. Toen ik merkte dat hij mijn bil langer vasthield en er in kneep dacht dit is niet oké. Hij reed vlak naast me, hij greep naar mijn borst en ging daar in knijpen. Links kneep hij maar hij raakte ook mijn rechterborst aan. Hij liet zich zakken naar de zijkant en toen deed hij het nog een keer V: Wat deed hij nog een keer?
A: Hij kneep weer in mijn billen en zat weer aan mijn borsten. Ik voelde dat er meer kracht achter zat omdat hij mij van de weg duwde en ik belande ook echt naast de weg.
Hij droeg zwarte kleding, een zwarte capuchon en hij droeg een zonnebril. Hij had donker haar.
V: Hoe laat is het precies gebeurd?
A: Ik ging 14:45 uur fietsen en ik heb 40 minuten gefietst. Rond half 4 denk ik.
V: Welke dag is het gebeurd?
A: 26 augustus op een donderdag, gister dus.
3. Een geneeskundige verklaring, op 27 augustus 2021, opgenomen op pagina 17 e.v. van voornoemddossier, opgemaakt en ondertekend door J. Toussaint, forensisch arts, voor zover inhoudende, als zijn verklaring:
Het aangetroffen patroon van oppervlakkige onderhuidse lusvormige bloeduitstortingen past goed bij stomp inwerkend geweld, waarbij outline bruisings ontstaan. Door een slag met een min of meer cilindervormig voorwerp (zoals een vinger) wordt het bloed in het huidweefsel naar de zijkanten geperst, waardoor juist aan de zijkanten de kleine bloedvaten in de huid beschadigd raken en een bloeduitstorting veroorzaken. Het aangetroffen patroon in de huid is zeer suggestief voor een afdruk van 4 vingers van een hand. Hoewel het letsel aan de zijkant van de bil niet goed te duiden valt, is zeker niet uit te sluiten dat op die plaats druk is uitgeoefend door de duim van dezelfde hand.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland
d.d. 29 augustus 2021, opgenomen op pagina 77 e.v. van voornoemd dossier inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Het was donderdag 26 augustus 2021. In het begin van de middag ging ik op mijn gewone fiets fietsen. Ik had wel mijn wielrenkleding aan. Vanaf Winsum fietste ik door de landen naar Garnwerd. Onderweg ben ik op een bankje gaan zitten en heb daar mijn gekochte eten opgegeten. Er kwam een
Quad -rijder aan. Die stopte. Toen vroeg hij: Mag ik je een knuffel geven? Ik zei toen nee. Ik ben toen in gaan pakken en verder aan gaan fietsen, ik voelde mij er niet prettig bij. Hij haalde mij later weer in. Tijdens het inhalen raakte hij mijn billen aan. Ik riep iets van "He!" Hij keek achterom. Ik zag dat hij een zonnebril op had. De quad was volgens mij rood of donkerrood.
V: Jij vertelt dat je bij een bankje bent gaan zitten nadat je eten hebt gehaald in Winsum. Wij zien op de kaart dat dit bij het 'Oude diepje' is.
A: Ja ik wist niet dat het zo heette maar daar ging ik zitten. Ik zie dat ik van 14:59 tot 15:06 met mijn man heb geappt. Ik zat toen op het bankje. Toen was die jongen nog niet langs geweest. Van het bankje naar huis was het iets minder dan een uur fietsen. Ik was ergens tussen 16:00 uur en 16:30 uur thuis.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland
d.d. 31 augustus 2021, opgenomen op pagina 90 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3] :
Toen ik de melding in eerste instantie deed, waren er geen meerdere incidenten bekend. Nu er meerdere slachtoffers zijn heb ik besloten toch aangifte te doen. Ik weet zijn naam niet meer maar ik doe aangifte tegen de zoon van [naam] . Hij woont bij het [gebied] in [plaats] . Ik ben er later met de auto langs gereden omdat ik het zeker wilde weten en zag hem daar staan. Hij stond daar met een rode quad en herkende hem meteen. Het was op een woensdag, 21 april [
de rechtbank begrijpt:2021] volgens mij. Ik liep meestal het rondje Ezinge Aduarderzijl. Ik liep over de Allersmaweg. Ik liep 200 a 300 meter voor de Allersmaborg. Ik was wat in mijzelf gekeerd en hij reed als een gek voorbij. Er zijn hier meer mensen met een quad en had er geen gedachten bij. Ik zag dat hij keerde ter hoogte van de Allermasterborg. Ik zag dat het een rode quad was en dat hij geen verzekeringsplaatje had. Vervolgens hoorde ik dat hij er van achteren weer aan kwam rijden. In een keer reed hij met volle snelheid langs mij heen en ik voelde dat hij ontzettend hard op mijn kont sloeg. Ik zag dat hij zijn hoofd al rijdend omdraaide en dat hij mij aan bleef kijken. Hij reed het rondje Aduaderzijl, Feerwerd en Ezinge. Het is een grote quad en deze is niet helderrood maar meer donkerrood. Het slaan was heel hard en deed ook echt pijn. Toen ik later bij de mensen van de Allersmaborg was, voelde ik het nog gloeien.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie NoordNederland d.d. 30 september 2021, opgenomen op pagina 113 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 3] :
Ik had die dag bezoek van iemand uit het dorp, die kende de vrouw ook persoonlijk. We zaten thee te drinken en ineens komt die vrouw het terrein overstuur op gerend. Ik heb de voordeur opengedaan. Ze vertelde dat ze in het voorbijgaan een klap had gekregen op haar kont van een jongen op een rode trike.
V: U benoemd dat de vrouw overstuur was. Hoe weet u dat?
A: Omdat ze huilde, haar gezicht was rood, ze maakte haar zinnen niet af en bewoog paniekerig. Ja ze met gezwaai om haar heen, om zich heen kijken en ze bleef het verhaal herhalen en bleef maar om zich heen kijken of ze hem nog zag.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 26 augustus2021, opgenomen op pagina 100 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
Op donderdag 26 augustus 2021, omstreeks 15.45 uur, ging ik racefietsen. Ik vertrok vanaf mijn woning aan de Populierenlaan in Groningen. Ik fietste op een gegeven moment over de Evert Harm Woltersweg in Den Ham. Ik hoorde ineens een quad achter mij rijden. Ik hoorde en zag dat de bestuurder op de quad mij niet inhaalde. Ik vond dat heel irritant en vervelend.
Ik zag dat de bestuurder, een jongen, een zwarte zonnebril op had en iets voor zijn gezicht hield. Ik denk dat dit zijn jas of capuchon was. Ik schatte zijn leeftijd rond de 16 tot 18 jaar. Ik zag tevens dat hij stijl zwart haar had. Dit haar stond recht omhoog. Ik zag dat de quad roodkleurig was. Op een gegeven moment kwam ik aan in de buurt van Schouwerzijl. Ik weet niet precies waar ik was. In ieder geval in een buitengebied. De quad reed toen nog steeds achter mij. Ik zag toen dat de bestuurder naast mij kwam rijden. Ik hoorde toen dat de bestuurder mij vroeg of hij wat mocht vragen. Ik stopte toen omdat ik hem niet goed kon verstaan. Ik hoorde dat hij vroeg of hij een knuffel mocht. Ik was verbaasd. Ik zei nee. Ik hoorde toen dat hij opnieuw vroeg of hij een knuffel mocht. Ik hoorde toen dat de jongen zei dat hij wel geld wilde geven voor een knuffel. Ik liep toen achteruit en hij liep toen wat op mij af. Omdat ik zei dat ik mensen zou gaan bellen zag ik dat de jongen heel snel op zijn quad ging zitten en weg reed richting Eenrum.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 16 september2021, opgenomen op pagina 107 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 2] :
Ik was op 12 augustus [
de rechtbank begrijpt:2021] gaan wandelen van Aduard richting Den Ham. Vlak voorbij het [gebied] , ook vlakbij waar deze persoon woont, werd ik ingehaald door quad rijder. Ik dacht nog, hé ik ken jou volgens mij. Maar hij reed door. Hij stopte op een gegeven moment ergens voor mij en reed weer terug. Mij tegemoet zeg maar. Hij ging mij weer voorbij en draaide achter mij weer om. Hij is toe een hele tijd achter mij aan gereden. Ik denk wel zo'n anderhalve kilometer. Op een gegeven moment kwamen we bij een t-splitsing. Ik sloeg links af en hij deed dat ook. Na een paar honderd meter ging hij echt naast me rijden en vroeg mij: "mag ik iets aan je vragen?" Volgens mij heb ik iets van "Ja" gezegd, Toen zei hij: "Mag ik een knuffel". Ik heb zijn verzoek afgewezen. Thuis spraken we over het uiterlijk van de jongen op de quad. Mijn zusje kwam toen vervolgens op [verdachte] . Hij woont daar in de buurt en qua uiterlijk leek hij op mijn beschrijving. We zijn toen op facebook gaan zoeken en op het facebook profiel van de moeder van [verdachte] , liet mijn zusje een foto van hem zien. Ik herkende deze persoon, als de persoon die op de quad reed en mij lastig had gevallen. [verdachte] stond ook op de foto met die quad waar hij op reed.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding d.d. 26 augustus 2021,opgenomen op pagina 119 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op donderdag 26 augustus 2021 omstreeks 16:45 uur ontving ik, verbalisant [verbalisant] , de opdracht van meldkamer Noord-Nederland om te gaan naar de Zijlvestweg te Schouwerzijl. Aldaar zou de persoon waar wij al geruime tijd naar op zoek waren vanwege een aanranding in Winsum te Groningen zich bevinden. Deze aanranding had plaatsgevonden op donderdag 26 augustus 2021 omstreeks 15:30 uur. Volgens een medewerker van meldkamer Noord-Nederland was er een tweede melding van een aanranding binnengekomen, ditmaal in Schouwerzijl. Ik, verbalisant [verbalisant] , reed in een onopvallend dienstvoertuig samen met mijn diensthond. Op de Zijlvestweg te Schouwerzijl trof ik, verbalisant [verbalisant] , de verdachte aan op een rode quad. De verdachte voldeed aan het signalement.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 primair, 2 en 3 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij op 26 augustus 2021 bij Garnwerd/Krassum, meermalen door een andere feitelijkheid, te weten door - zakelijk weergegeven - het hierna te vermelden slachtoffer op een quad te achtervolgen en in te halen en van de weg te rijden/duwen en onverhoeds tijdens het inhalen en met kracht te slaan en/of te knijpen en/of vast te pakken en/of aan te raken, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het betasten van de billen en de borsten;
2
hij op 26 augustus 2021 bij Garnwerd en/of Winsum, door een andere feitelijkheid, te weten door zakelijk weergegeven - het hierna te vermelden slachtoffer op een quad te achtervolgen en in te halen en onverhoeds tijdens het inhalen vast te pakken en/of aan te raken, [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het betasten van de billen;
3
hij op 21 april 2021 bij Ezinge, door een andere feitelijkheid, te weten door - zakelijk weergegeven het hierna te vermelden slachtoffer op een quad te achtervolgen en in te halen en onverhoeds tijdens het inhalen en met kracht te slaan [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het betasten van de billen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

feitelijke aanranding van de eerbaarheid
feitelijke aanranding van de eerbaarheid
feitelijke aanranding van de eerbaarheid
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 en 3 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen jeugddetentie en een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van vier weken met een proeftijd van twee jaren en oplegging van de geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een voorwaardelijke taakstraf met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals deze zijn geadviseerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 8 maart 2022 en het rapport van William Schrikker Jeugdbescherming &Jeugdreclassering d.d. 10 maart 2022, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen. Dit deed hij door twee vrouwelijke wielrenners en een vrouwelijke wandelaar in te halen met zijn quad, waarbij hij hen raakte op hun billen dan wel borsten. Verdachte had zich moeten realiseren dat dergelijk gedrag ontoelaatbaar is. Hij heeft door zijn grensoverschrijdende gedrag een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. De rechtbank merkt op dat deze gebeurtenis op de slachtoffers indruk heeft gemaakt. Zij bevonden zich alleen in een uitgestrekte omgeving en door verdachtes handelen waren zij erg angstig. Eén slachtoffer was op dat moment zwanger en voelde zich bijzonder kwetsbaar, zodat zij zich zelfs genoodzaakt voelde om zich in de bosjes te verstoppen.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, niet eerder onherroepelijk is veroordeeld.
Uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) volgt dat verdachte mogelijk op een beneden gemiddeld niveau functioneert. In het kader van de schorsende voorwaarden is gebleken dat hij goed functioneert thuis, op zijn werkplek en zijn vrije momenten adequaat invult. Hij begeeft zich in een kleine, vaste, kring en lijkt daarbuiten nog weinig ervaringen op te hebben gedaan. Uit onderzoek is gebleken dat het recidiverisico laag is. De kanttekening die de Raad hierbij plaatst is dat hij een ontkennende verdachte is en er zodoende weinig zicht is op de omstandigheden die samenhangen met het mogelijke delictgedrag. De Raad sluit niet uit dat verdachte zich onvoldoende bewust is geweest van de grenzen en gedragsregels als het gaat om seksualiteit. Dit maakt dat de Raad het wenselijk vindt dat hem ondersteuning wordt geboden op gebied van sociale vaardigheden en seksualiteit, die passen bij zijn ontwikkelingsniveau. De jeugdreclassering heeft zich aangesloten bij dit advies. Zij geven aan dat aangezien bij verdachte geen intrinsieke motivatie aanwezig is voor verandering, toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering wenselijk zou zijn.
Ook de rechtbank kan zich vinden in het advies van de Raad. Verdachte heeft hardnekkig ontkend en is dit ter zitting blijven doen. Verdachte was ten tijde van het plegen van de strafbare feiten 17 jaar. Vanuit pedagogisch oogpunt was voor deze minderjarige verdachte wellicht een advies tot een andere proceshouding beter geweest dan ondanks alle bewijsmiddelen te blijven ontkennen. In het jeugdstrafrecht ligt immers de nadruk meer op het pedagogisch begeleiden van het kind dan op het straffen. De ernst van de strafbare feiten lijkt niet helemaal tot verdachte door te dringen en hij kan zich de angst die de vrouwen door zijn actie hadden moeilijk voorstellen. Dit baart de rechtbank zorgen en maakt dat een inschatting van het risico op herhaling lastig is. Om die reden acht de rechtbank een stevige ‘stok achter de deur’ van belang, zodat verdachte zich moet inzetten voor behandeling bij De Waag. De rechtbank acht na te melden straf passend en geboden.

Benadeelde partij

[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 700,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De vordering van de benadeelde partij is onderbouwd en kan in zijn geheel worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De bij de vordering benadeelde partij gevoegde voorbeeld uitspraken betreffen zaken die qua ernst van een andere orde zijn.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade deels heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 3 bewezen verklaarde. De door de benadeelde partij bijgevoegde soortgelijke uitspraken zijn qua ernst van een iets andere orde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom naar redelijkheid en billijkheid tot het bedrag van € 500,- worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 april 2021. Voor het overige zal de rechtbank de vordering niet ontvankelijk verklaren.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 4 weken.

Bepaalt dat deze jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- dat verdachte meewerkt aan de noodzakelijk geachte hulpverlening vanuit De Waag of een soortgelijke instantie zolang de jeugdreclassering dit nodig acht
Geeft aan William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

een werkstraf voor de duur van 80 uren.

De werkstraf moet binnen 9 maanden zijn verricht.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Ten aanzien van feit 3:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
500,(zegge: vijfhonderd euro) (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 april 2021).
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] voor het overige in haar vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] te betalen een bedrag van € 500,- (zegge: vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 april 2021. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte niet volledig betaalt, dat gijzeling voor de duur van 0 dagen kan worden toegepast.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. H.J. Schuth en mr. J.G.F. van Boven, rechters, bijgestaan door mr. L.S. Gosselaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 maart 2022.