Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijke gedeelte dienen de bijzondere voorwaarden, te weten de meldplicht bij de reclassering en de ambulante behandeling, te worden gekoppeld zoals door de reclassering in haar rapport van 30 januari 2023 zijn geformuleerd. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd een vrijheidsbeperkende maatregel, in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, in de vorm van een contactverbod en locatieverbod – in een straal van 500 meter – met aangeefster op te leggen en deze dadelijk uitvoerbaar te verklaren, gelet op het feit dat verdachte in het verleden bij meerdere incidenten betrokken is geweest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, verzocht om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van driehonderd dagen, waarvan 195 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de reeds ondergane voorlopige hechtenis. Daarnaast dienen aan het voorwaardelijke gedeelte de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering te worden gekoppeld. In strafverminderende zin dient rekening te worden gehouden met de korte duur van de vrijheidsberoving en dat er sprake van licht geweld is geweest. Ook zal een veroordeling tot een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf de positieve levensontwikkeling van verdachte doorkruisen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportages van de reclassering en de psychologische rapportage, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal, met geweld en bedreiging met geweld, en een wederrechtelijke vrijheidsberoving. In beide gevallen is de ex-vriendin van verdachte het slachtoffer van zijn handelen geworden. Ter zitting is gebleken dat het slachtoffer nog steeds als gevolg van de gebeurtenissen geestelijke klachten ondervindt. Verdachte heeft ter zitting deels verantwoordelijkheid voor zijn handelen genomen en spijt betuigd. De rechtbank rekent het verdachte echter zwaar aan dat hij het leven van zijn toenmalige levensgezel, die juist op verdachte had moeten kunnen vertrouwen, op gewelddadige wijze heeft getracht te controleren.
De reclassering heeft over verdachte gerapporteerd. Uit het reclasseringsrapport van 30 januari 2023 volgt dat verdachte geen openheid van zaken heeft willen geven, waardoor de reclassering op basis van het justitiële verleden van verdachte het recidiverisico op hoog heeft geïndexeerd. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling, een contactverbod en een locatieverbod.
De rechtbank heeft daarnaast kennis genomen van de Pro Justitia rapportage van 1 december 2022, opgemaakt door deskundige H.A de Jonge, GZ-psycholoog. De conclusie van dit rapport luidt, zakelijk weergegeven, dat bij verdachte sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Hiervan was ten tijde van het ten laste gelegde ook sprake. Verdachte heeft niet geweigerd mee te werken aan het onderzoek, maar hij heeft zich ontkennend getoond. Door deze belemmering van het onderzoek is voorts niet duidelijk geworden of voornoemde gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde beïnvloedde.
De rechtbank kan zich verenigen met de conclusies van de deskundige waar het de geconstateerde persoonlijkheidskenmerken betreft. Nu onduidelijk blijft of en in hoeverre betreffende persoonlijkheidskenmerken hebben bijgedragen aan het ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat het bewezenverklaarde geheel aan verdachte dient te worden toegerekend.
Uit het uittreksel van de justitiële documentatie van 7 maart 2023 blijkt dat verdachte eerder veelvuldig onherroepelijk is veroordeeld voor gelijksoortige strafbare feiten.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde acht de rechtbank slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur aangewezen. De rechtbank zal voor het bepalen van de hoogte van de straf de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS als uitgangspunt nemen. Het oriëntatiepunt schrijft ter zake van veelvuldige recidive, in geval van een straatroof met licht geweld en verbale bedreiging, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van tien maanden voor. De rechtbank ziet geen reden om hiervan af te wijken. De rechtbank acht daarnaast, met betrekking tot de wederrechtelijke vrijheidsberoving, een forse voorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk als stok achter de deur.
De rechtbank is voorts van oordeel – mede gelet op de eerder aangehaalde rapportages over de persoon van de verdachte – dat de hoge kans op recidive oplegging van een contact- en locatieverbod rechtvaardigt. Met deze verboden beoogt de rechtbank dat het slachtoffer rust in haar leven krijgt en dat de kans op recidive door de verdachte wordt verminderd. Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, zal de rechtbank niet overgaan tot het opleggen van de maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht. Bij het opleggen van een contact- en locatieverbod op grond van artikel 38v en 14c tweede lid van het Wetboek van Strafrecht ligt het – gelet op mogelijke complicaties bij de tenuitvoerlegging – in de rede om een keuze te maken in het opleggen van of de vrijheidsbeperkende maatregel dan wel een contact- en locatieverbod als bijzondere voorwaarden. De rechtbank volgt het advies van de reclassering en legt aan de verdachte, als bijzondere voorwaarden, een contact- en locatieverbod op gedurende de proeftijd. De politie zal toezien op de naleving van deze verboden.
Alles afwegend acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van het reeds ondergane voorarrest passend en geboden. De rechtbank legt daarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden op, een en ander zoals hierna in het dictum is bepaald.