ECLI:NL:RBNNE:2023:1073

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
21/2308
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de omgevingsvergunning voor de vervangingen van een telecommast nabij een woning

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd 17 maart 2023, wordt het beroep van eiser tegen de omgevingsvergunning voor het vervangen van een telecommast beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerenveen de omgevingsvergunning op 21 januari 2021 heeft verleend, maar dat het bestreden besluit van 10 juni 2021, waarin het bezwaar van eiser ongegrond werd verklaard, niet zorgvuldig tot stand is gekomen. De rechtbank vernietigt dit besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, omdat het college de gebreken heeft hersteld.

Eiser stelt dat de nieuwe antennedrager dichterbij zijn woning komt en dat dit een onevenredige afbreuk doet aan zijn woonsituatie. De rechtbank concludeert dat de zichtbaarheid van de nieuwe antennedrager in beperkte mate afwijkt van de huidige situatie en dat de mast zelf geen geluid produceert. De rechtbank oordeelt dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen sprake is van een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat, ook al komt de antennedrager dichterbij.

De rechtbank wijst erop dat de gezondheidsrisico's van de antennedrager zijn beoordeeld aan de hand van adviezen van de Gezondheidsraad en dat de blootstellingslimieten niet worden overschreden. Eiser heeft geen overtuigende argumenten aangedragen die de conclusies van de Gezondheidsraad ondermijnen. De rechtbank concludeert dat het college de omgevingsvergunning op zorgvuldige wijze heeft verleend, ondanks de bezwaren van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/2308

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 maart 2023 in de zaak tussen

[eiser], eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerenveen, het college
(gemachtigde: mr. M.K. van Merode).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde-partij] (derde-partij)
(gemachtigde: D. Mostafa).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de omgevingsvergunning die is verleend aan derde-partij voor het vervangen van een telecommast aan de [adres].
1.1.
Het college heeft deze omgevingsvergunning op 21 januari 2021 verleend. Met het bestreden besluit van 10 juni 2021 op het bezwaar van eiser is het college bij de verlening van de omgevingsvergunning gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 11 april 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Derde-partij heeft zich ook laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1.4.
Na de zitting heeft de rechtbank besloten het onderzoek te heropenen en een tussenuitspraak te doen.
1.5.
Bij tussenuitspraak van 11 mei 2022 heeft de rechtbank het college in de gelegenheid gesteld om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in de tussenuitspraak.
1.6.
Bij brief van 25 juli 2022 heeft het college een toelichting gegeven op de gevolgen van het besluit voor de woonsituatie van eiser. Ook heeft het college een onderzoek naar de huidige geluidssituatie overgelegd. In oktober 2022 heeft het college een onderzoek overgelegd naar de geluidsbelasting die de realisatie van de verplaatsing van de telecommast met zich mee brengt. Eiser heeft hierop schriftelijk gereageerd. Het college en derde-partij hebben op eisers schriftelijke zienswijze gereageerd.
1.7.
Nadien heeft de rechtbank besloten om een nader onderzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de instandhouding van de omgevingsvergunning voor het vervangen van een telecommast. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het besluit van 10 juni 2021 maar laat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
Op 21 januari 2021 heeft het college een omgevingsvergunning verleend aan derde-partij voor het vervangen van een telecommast op de locatie [adres]. De bestaande mast wordt verwijderd en meer westelijk op het perceel wordt een nieuwe antennedrager geplaatst. Daarnaast wordt een hekwerk voor de beveiliging van de voorziening geplaatst. Voor het uitvoeren van de werkzaamheden moeten enkele bomen worden gekapt en struikgewas worden verwijderd. De omgevingsvergunning is verleend voor het bouwen van een bouwwerk, het uitvoeren van werk of werkzaamheden (verwijderen bomen en struikgewas) en het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan (plaatsing antennedrager op een andere locatie dan de bestaande antennedrager en hoger hekwerk dan toegestaan). Het college heeft het bezwaar van eiser tegen de omgevingsvergunning ongegrond verklaard en het bestreden besluit in stand gelaten.
3.2.
Eiser heeft zowel procedurele als meer inhoudelijke beroepsgronden aangevoerd. Eisers inhoudelijke beroepsgronden zien alleen op de plaatsing van de antennedrager op een andere locatie dan de bestaande antennedrager. Deze afwijking van het bestemmingsplan is toegestaan met een binnenplanse afwijking op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 1° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
Eiser verzoekt de rechtbank ook om de bestaande telecommunicatiemast te laten ontmantelen. Aangezien deze procedure alleen gaat om de aangevraagde en verleende omgevingsvergunning, kan de rechtbank daarover geen oordeel geven.
Goed woon- en leefklimaat
4. Eiser stelt– kort samengevat- dat met het bouwen van de telecommunicatiemast ter facilitering van 5G hem ernstige gezondheidsschade toegebracht wordt. Het college had zich bij de besluitvorming niet mogen baseren op het document “5G en gezondheid” van de Gezondheidsraad en de ICNIRP-blootstellingslimieten omdat er actuelere wetenschappelijke informatie beschikbaar is over de risico’s van 4G en 5G technologie. In het bestreden besluit is voorbij gegaan aan het voorzorgprincipe.
4.1.
In de tussenuitspraak van 11 mei 2022 heeft de rechtbank geconstateerd dat het bestreden besluit een gebrek kent omdat in het primaire besluit en in het advies van de commissie bezwaarschriften, ten onrechte is overwogen dat de feitelijke afstand tussen de nieuw te plaatsen telecommast en de woning van eiser groter wordt en dat er geen afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie. Op de zitting is door eiser aangegeven dat de nieuw te plaatsen telecommast juist dichter bij zijn woning geplaatst wordt.
4.2.
Het college heeft in zijn reactie op de tussenuitspraak aangegeven dat de mast geen onevenredige afbreuk doet aan de woonsituatie van eiser. De mast bevindt zich in de nieuwe situatie 5 meter dichterbij de woning van eiser. De impact van de mast op de woning wordt, door de hoogte van de mast in combinatie met de geringe verplaatsingsafstanden niet wezenlijk anders. Het bestemmingsplan schrijft niet voor hoe een mast eruit moet zijn. De zichtbaarheid zal met name in de winterperiode aan de orde zijn omdat het aanwezige groen in de zomermaanden het zicht onttrekt. Het hogere deel van de antennemast zal zichtbaar zijn, ook indien de antennemast op grotere afstand of op de locatie van de huidige mast wordt geplaatst. Uit het geluidsonderzoek blijkt dat de mast zelf geen geluid maakt. Het transformatorhokje maakt geluid. Er is geen sprake van tonaal geluid. Het plaatsen van de nieuwe zendmast zal in de meest ongunstige situatie (met de ventilatieroosters naar de woning toe) een gevelbelasting van 17 dB(A) geven. Gelet op een gemiddeld geluidsniveau van 30 dB(A) op de gevel van woningen in stille landelijke gebieden, is het niveau van 17 dB(A) compleet te verwaarlozen.
4.3.
In zijn reactie hierop heeft eiser – samengevat – opgemerkt dat er wel onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie. Volgens hem komt de mast significant dichterbij, heeft hij vol zicht op de mast en is er geen groenvoorziening, wijkt de nieuwe situatie disproportioneel af van de huidige situatie vanwege de vormgeving/omvang van de mast en is de continu geluidproducerende generatorkast in strijd met het bestemmingsplan. Volgens eiser is de nieuwe antennedrager tienmaal zo breed als de bestaande antennedrager. Het college heeft gehandeld in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel, het gelijkheidsbeginsel, het fair play beginsel, het evenredigheidsbeginsel, het redelijkheidsbeginsel en het subsidiariteitsbeginsel.
4.4.
De rechtbank stelt voorop dat vergunning is gevraagd voor het plaatsen van een antenne-installatie. De antenne-installatie is voorzien binnen de bestemming ‘bos’ in het bestemmingsplan Beschermd dorpsgezicht Het Oranjewoud (bestemmingsplan). Binnen deze bestemming is een antennedrager ten behoeve van mobiele telecommunicatie toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘zend/ontvangstinstallatie’. Onder antennedrager verstaat het bestemmingsplan een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van één of meer antennes.
Een nieuwe antennedrager mag uitsluitend worden gebouwd op gronden ter plaatse van de aanduiding ‘zend/ontvangstinstallatie’ en ter plaatse van de bestaande antennedrager. Omdat de aangevraagd antennedrager niet ter plaatse van de bestaande antennedrager wordt gerealiseerd, is sprake van strijdigheid met het bestemmingsplan.
Artikel 6.4 van het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid aan het bevoegd gezag om met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 6.2.2 sub a van het bestemmingsplan en toe te staan dat op gronden ter plaatse van de aanduiding ‘zend/ontvangstinstallatie’ een antennedrager anders dan ter plaatse van de bestaande antennedrager wordt gebouwd, mits:
 geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
 de woonsituatie;
 de cultuurhistorische waarden;
 de landschappelijke waarden;
 en de natuurlijke waarden.
4.4.
Het verlenen van een omgevingsvergunning voor de realisatie van de antennedrager op basis van een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid, is een bevoegdheid van het college, waarbij het college beleidsvrijheid heeft en de rechter terughoudend moet toetsen, dat wil zeggen zich moet beperken tot de vraag of het college in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. Concreet staat ter beoordeling of door de verplaatsing van de antennedrager een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ontstaat. Eisers argumenten met betrekking tot de nadelige gevolgen voor de gezondheid, de afstand tot en (uit)zicht op de antennedrager en het geluid als gevolg van de activiteit, zijn daarbij te beoordelen onderdelen.
4.5.
Het college is bij de besluitvorming uitgegaan van het advies van de Gezondheidsraad van 2 september 2020 over 5G en heeft verwezen naar rechtspraak waarin is uitgesproken dat voorhanden zijnde onderzoeken thans geen aanleiding geven de plaatsing van antennemasten (antennes) bij woonbebouwing te voorkomen. De Gezondheidsraad geeft in het advies van 2 september 2020 aan geen antwoord te kunnen geven op de vraag of blootstelling aan 5G-frequenties daadwerkelijk gezondheidsrisico’s oplevert. Omdat niet uitgesloten kan worden dat ook blootstelling onder de nieuwste ICNIRP-normen de potentie heeft de gezondheid te schaden, adviseert de Gezondheidsraad uit voorzorg die richtlijnen toe te passen en blootstellingen zo laag mogelijk te houden.
Niet in geschil is dat deze blootstellingslimieten niet worden overschreden.
4.5.1.
Uit vaste rechtspraak [1] volgt dat uit onderzoeken naar de effecten van radiofrequente elektromagnetische velden blijkt dat radiofrequente elektromagnetische velden een nadelig gezondheidseffect kunnen hebben. Voor de effecten zijn blootstellingslimieten opgesteld door de International Commission on Non-Ionizing Radiation Protection (ICNIRP), een internationale groep wetenschappers. Deze blootstellingslimieten worden op advies van de Raad van de Europese Unie in Nederland gehanteerd. De ICNIRP toetst met regelmaat of het nodig is om de blootstellingslimieten aan te passen.
4.5.2.
De rechtbank ziet in wat eiser heeft aangevoerd, voor zover relevant, geen aanleiding om inzake de gezondheidsrisico’s een ander standpunt dan de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State in te nemen.
Eiser heeft in zijn beroepsschrift verwezen naar de vele peer reviewed artikelen die hij heeft gelezen en bestudeerd die ook op de medische keerzijde van 4G en 5G wijzen en dit onderbouwen. Uit hetgeen eiser aanvoert blijkt dat (wetenschappelijke) kritiek bestaat op de ICNIRP-blootstellingslimieten en dat er zorgen zijn over de gevolgen van 4G en 5G voor de gezondheid. Uit die stukken kan naar het oordeel van de rechtbank echter niet worden afgeleid dat er wetenschappelijke consensus bestaat over de wetenschappelijke ondeugdelijkheid van de beoordelingslimieten van de ICNIRP. Daarbij betrekt de rechtbank dat de Gezondheidsraad tot op heden de blootstellingslimieten van de ICNIRP nog steeds onderschrijft.
In de door eiser genoemde stukken ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat het college het standpunt van de Gezondheidsraad niet aan het bestreden besluit ten grondslag heeft kunnen leggen. De Gezondheidsraad is een onafhankelijk wetenschappelijk adviesorgaan. Er is op dit moment geen andere objectieve informatie beschikbaar die leidt tot twijfel aan de conclusies van de Gezondheidsraad.
4.5.3.
De rechtbank merkt op dat de binnenplanse afwijking van het bestemmingsplan slechts ziet op de locatie van de antennedrager en niet op het beoogde feitelijke gebruik van de telecommunicatiemast. Wat er ook van het beoogde gebruik voor 4G of 5G zij, het college heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het gezondheidsaspect ten tijde van het besluit op bezwaar geen reden vormde om de aangevraagde omgevingsvergunning voor de afwijkende locatie van de antennedrager, uit voorzorg te weigeren.
4.6.
Zoals hiervoor al is overwogen, wordt de binnenplanse afwijking van het bestemmingsplan slechts verleend voor de locatie van de antennedrager. Voor onderdelen van het bouwplan die voldoen aan de rechtstreeks geldende bouwregels, zijn de nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat, afgewogen in het bestemmingsplan. Uit de planregels van het bestemmingsplan volgt dat een antennedrager van ten hoogste 40 meter en een oppervlakte van ten hoogste 10m² reeds is toegelaten. De antennedrager voldoet hieraan. Er zijn in het bestemmingsplan geen beperkingen gesteld aan het uiterlijk van de antennedrager. Vanwege de toegestane hoogte van de antennedrager zal deze naar verwachting zichtbaar zijn voor eiser, waar de antennedrager ook wordt geplaatst. De zichtbaarheid van de nieuw te plaatsen antennedrager voor de toegestane locatie wijkt in die zin in beperkte mate af van de zichtbaarheid van de antennedrager die bij recht kan worden gerealiseerd. Dat eiser liever geen zicht heeft op de antennedrager is begrijpelijk maar dat betekent niet dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten om het belang van derde-partij te laten prevaleren boven de zichtbelangen van eiser.
4.7.
De rechtbank stelt vast dat derde-partij twee geluidsonderzoeken heeft laten uitvoeren naar de gevolgen van de realisatie van de beoogde antennedrager.
Dat eiser stelt in de huidige situatie geen geluidsoverlast te ondervinden, laat onverlet dat ook de huidige situatie een geluidsbelasting heeft. Uit het geluidsonderzoek van juli 2022 blijkt dat in de bestaande situatie een laagst uurgemiddelde L95 is gemeten van 20,0 dB(A) en een hoogst uurgemiddelde L95 van 39,7 dB(A).
In het geluidsonderzoek van augustus 2022 is de geluidsuitstraling van de beoogde nieuwe situatie bepaald aan de hand van metingen bij eenzelfde zendmast op een andere vergelijkbare locatie om het bronvermogen vast te stellen. Uit het onderzoek blijkt dat de mast zelf geen geluid maakt. De metingen van de transformatorkast leveren omgerekend een geluidsbelasting tussen de 9 dB(A) en 17 dB(A) op de woning van eiser op. Daarmee wordt voor de dag-, avond- en nachtperiode ruimschoots voldaan aan de grenswaarden die voor woningen wordt gesteld in de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening (respectievelijk 40, 35, 30 dB(A)).
4.7.1.
De rechtbank stelt op basis van de haar beschikbare gegevens vast dat de aanvraag van derde-partij niet ziet op de plaatsing van een transformatorkast. Daarvoor is dan ook geen omgevingsvergunning verleend. Derde-partij heeft in zijn reactie van 6 december 2022 ook aangegeven dat geen sprake zal zijn van een generatorkast of stroomaggregaat omdat de mast een eigen energieaansluiting krijgt, geleverd door de netbeheerder.
Wat daar ook van zij, het college heeft op basis van de onderzoeken zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat bij de woning van eiser, voor wat betreft geluid veroorzaakt door de antennedrager, sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
4.8.
De rechtbank ziet in eisers beroep op de algemene beginselen van behoorlijk bestuur geen reden om af te zien van vergunningverlening. Dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen, is door de rechtbank onderkent in de tussenuitspraak. Dat eiser geen vertrouwen meer heeft in het functioneren van het college, leidt niet tot een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel; er is geen sprake van een concrete en ondubbelzinnige toezegging door een daartoe bevoegd persoon, waaraan rechtens te honoreren verwachtingen kunnen worden ontleend. Het door eiser overgelegde dossier bevat onvoldoende informatie voor de beoordeling of er sprake is van ongelijke behandeling van een gelijk geval gelet op de antennedrager bij De Knipe. De rechtbank gaat onder 5.4. in op vooringenomenheid van het college bij de besluitvorming. Uit het hiervoor overwogene blijkt dat de nadelige gevolgen van het bestreden besluit voor eiser niet onevenredig zijn met de doelen die beoogd zijn met de besluitvorming. Voor zover relevant voor het beroep op het subsidiariteitsbeginsel, moet het bevoegd gezag een beslissing nemen over een omgevingsvergunning op grond van de overgelegde aanvraag.
4.8.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het college het geconstateerde gebrek in de besluitvorming heeft hersteld en dat het college zich in redelijkheid op het standpunt kan stellen dat ter plaatse van de woning van eiser sprake zal blijven van een aanvaardbaar woon- en leefklimaatwoning, ook al komt deze antennedrager dichterbij de woning van eiser. Het college mocht dan ook gebruik maken van zijn bevoegdheid om een binnenplanse afwijking van het bestemmingsplan te verlenen.
De rechtbank zal hierna de overige beroepsgronden beoordelen en onderzoeken of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen worden gelaten.
Totstandkoming van het besluit
5. Eiser stelt verder dat het college niet onafhankelijk kan oordelen over de aanvraag vanwege industriële en overheidsbelangen bij telecommunicatie en dat het besluit is gebaseerd op door derde-partij aangeleverde niet onafhankelijke gegevens. De gegevens met betrekking tot de natuurtoets zijn volgens eiser bovendien onjuist en onwaar. Het college heeft eiser niet dan wel te laat of onjuist geïnformeerd over de voortgang van de procedure waardoor eiser in zijn belangen is geschaad.
5.1.
De rechtbank stelt vast dat bij de aanvraag van derde-partij verschillende rapporten zijn gevoegd van daartoe deskundige bureaus. De AERIUS-berekening is opgesteld door Duvekot, het grondonderzoek is uitgevoerd door Hoogveld Geo, het verkennend bodemonderzoek is uitgevoerd door Tauw, en de natuurtoets is uitgevoerd door Eco Groen.
5.2.
De rechtbank overweegt dat een bestuursorgaan op het advies van een deskundige mag afgaan, nadat het is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Indien een partij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag het bestuursorgaan niet zonder nadere motivering op het advies afgaan.
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat het college de door derde-partij ingediende rapporten aan zijn besluit ten grondslag heeft mogen leggen. Eisers betwisting van de natuurtoets is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om een concreet aanknopingspunt op te leveren voor twijfel aan de bij de aanvraag gevoegde rapportage. Eiser heeft geen contra-expertise aan zijn standpunten ten grondslag gelegd. De betwisting van de overige rapportages is niet nader onderbouwd.
5.4.
Er bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder bij dit besluit vooringenomen is geweest. Het college heeft bij de beoordeling van de aanvraag de toetsingskaders uit de Wabo, het Besluit omgevingsrecht en het bestemmingsplan gevolgd. Niet is gebleken dat het college zich bij het maken van die afweging heeft laten leiden door financiële belangen van de gemeente of van derde-partij.
5.5.
De rechtbank is verder van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij is geschaad in zijn belangen bij de totstandkoming van het primaire besluit. Het college heeft, conform de bepalingen in de Wabo, kennis gegeven van de aanvraag en de beslissing op de aanvraag. Eisers zienswijze op de aanvraag is betrokken bij de besluitvorming. Daarnaast is eiser op de dag van de besluitvorming ook persoonlijk geïnformeerd over het feit dat de vergunning is verleend en heeft hij een afschrift van het primaire besluit ontvangen. Eiser heeft binnen de daarvoor gestelde termijn een bezwaarschrift ingediend.
Zorgvuldige behandeling bezwaar
6. Eiser stelt – samengevat- dat het door hem ingediende bezwaar niet zorgvuldig (evenwichtig, deugdelijk, accuraat) is behandeld door de commissie bezwaarschriften. Het college had het bezwaar van eiser niet op basis van dit advies ongegrond mogen verklaren.
6.1.
In het advies van commissie bezwaarschriften is eisers bezwaar samengevat weergegeven. Artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht verzet zich er niet tegen dat het college de bezwaren samengevat weergeeft. Voor een voldoende motivering is het niet nodig dat op elk argument afzonderlijk wordt ingegaan.
De kern van eisers bezwaarschrift is dat bij de verlening van de omgevingsvergunning ten onrechte uit is gegaan van het advies van de Gezondheidsraad terwijl de negatieve ernstige gezondheidseffecten van 5G zijn bewezen. Over deze kern overweegt de commissie dat het college in de verleende omgevingsvergunning wat betreft de beoordeling van de ruimtelijke aanvaardbaarheid niet is ingegaan op de vraag of de aanvraag onevenredig afbreuk doet aan de woonsituatie van de omwonende. De commissie adviseert het college in de beslissing op bezwaar in te gaan op dit specifieke gezondheidsaspect van de omwonenden.
Dat het college in het bestreden besluit het advies heeft over genomen maar niet is ingegaan op de woonsituatie van eiser laat onverlet dat het advies op zichzelf naar het oordeel van de rechtbank deugdelijk tot stand gekomen is en dat het college dit advies aan zijn beslissing op bezwaar ten grondslag heeft mogen leggen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met artikel 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. Maar de rechtbank laat met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. Dit omdat het college de geconstateerde gebreken heeft hersteld en de overige door eiser aangevoerde beroepsgronden niet in de weg staan aan de instandlating van de rechtsgevolgen van het bestreden besluit.
7.1.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 10 juni 2021;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 181,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Bastin, rechter, in aanwezigheid van mr. S. G. Steenbergen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 maart 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Waaronder ABRvS13 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:787, 1 april 2020 ECLI:NL:RVS:2020:924 en 24 maart 2021 ECLI:NL:RVS:2021:627