ECLI:NL:RBNNE:2023:1074

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 maart 2023
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
18-236621-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting in portiekwoning met psychische problematiek

Op 20 maart 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan brandstichting in een portiekwoning te Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1993, heeft op 17 september 2022 opzettelijk brand gesticht door open vuur met een aansteker in aanraking te brengen met een tafel en een hoeveelheid papier. De rechtbank oordeelde dat de verdachte ten tijde van het delict in sterk verminderde mate toerekeningsvatbaar was, wat werd onderbouwd door een psychiatrisch onderzoek. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 304 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de psychische problematiek van de verdachte en het risico op herhaling. De verdachte had eerder geen strafblad en de rechtbank achtte het noodzakelijk om een vrijheidsstraf op te leggen, gezien de aard van het delict. De in beslag genomen aansteker werd verbeurd verklaard.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18-236621-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 20 maart 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats], wonende [adres], thans gedetineerd in de [instelling].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het inhoudelijke onderzoek ter terechtzitting van 6 maart 2023. De strafzaak tegen de verdachte is eerder behandeld op de zitting van 20 december 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 september 2022 te Leeuwarden, in de woning [adres] alhier, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur (middels een aansteker) in aanraking te brengen met (een) tafel(s) en/of een hoeveelheid papier en/of (nylon doekjes, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan die tafel(s) en/of hoeveelheid papier en/of (nylon)doekjes geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor overige in die woning aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 september 2022 te Leeuwarden, in de woning [adres] alhier, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten in genoemde woning, met dat opzet open vuur (middels een aansteker) in aanraking te brengen met (een) tafel(s) en/of een hoeveelheid papier en/of (nylon)doekjes, althans met een brandbare stof, in elk geval met dat opzet open vuur in aanraking heeft gebracht met genoemde goederen, althans met een brandbare stof, en daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde feit, gelet op de verklaring van de bevelvoerder van de brandweer [naam 1], het forensisch onderzoek dat in de woning plaatsvond, de getuigenverklaringen van [naam 2] en [naam 3] en de bekennende verklaring van verdachte zowel bij de politie als ter terechtzitting.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat het primaire feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.

Het oordeel van de rechtbank 1

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en zal ten aanzien van het bewezen verklaarde volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Uit de getuigenverklaring van [naam 2]
2en de bekennende verklaring van verdachte
3blijkt genoegzaam dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan op de wijze zoals hierna is bewezen verklaard.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 17 september 2022 te Leeuwarden, in de woning [adres] alhier, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur middels een aansteker in aanraking te brengen met een tafel en een hoeveelheid papier ten gevolge waarvan die tafel en hoeveelheid papier geheel of gedeeltelijk zijn verbrand en daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Primair. opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primaire feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De officier van justitie heeft er bij haar vordering rekening mee gehouden dat het feit verdachte in sterk verminderde mate kan worden toegerekend.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het reeds door verdachte ondergane voorarrest en daarnaast een deel voorwaardelijk op te leggen. De raadsman heeft zich niet verzet tegen de oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden met uitzondering van de dagbesteding, omdat verdachte daartoe niet in staat zou zijn gelet op zijn persoonlijke omstandigheden.
Daarnaast heeft de raadsman bepleit dat bij de op te leggen straf rekening moet worden gehouden met het feit dat is geadviseerd het delict in sterk verminderde mate toe te rekenen aan verdachte. Ook dient in de straf te worden verdisconteerd dat verdachte zelf het vuur grotendeels heeft gedoofd.
Het oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het meest recente reclasseringsrapport, het psychiatrisch onderzoek, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan brandstichting in zijn op de derde etage gelegen portiekwoning. Middels papier en een aansteker heeft verdachte op zijn tafel brand gesticht en toen hij dacht dat het vuur gedoofd was heeft hij de tafel omgeslagen en is hij op de bank gaan liggen. Getuige [naam 2] werd gealarmeerd door buren dat rook uit de woning van verdachte kwam en is polshoogte gaan nemen. Hij betrad eerst alleen en later samen met buurman [naam 3] de woning van verdachte. Beide keren wilde verdachte de woning niet verlaten en het is uiteindelijk de brandweer geweest die verdachte uit de woning heeft gekregen.
Brandstichting is een delict met een groot gevaarzettend karakter en wordt als een zeer ernstig strafbaar feit gekwalificeerd. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij door zijn handelen gemeen gevaar voor goederen in zijn woning en de aangrenzende woningen heeft veroorzaakt. Door zo te handelen heeft hij de getuigen hevige schrik aangejaagd en tevens gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg gebracht, nu bij brandstichting al gauw gedacht wordt aan levensbedreigende situaties.
Documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op het de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 27 februari 2023, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
Persoon van verdachte
De rechtbank houdt rekening met het psychiatrisch onderzoek pro justitia d.d. 1 februari 2023, opgesteld door drs. R.J. de Gelder, arts in opleiding tot psychiater, onder supervisie van dr. S.J. Roza, psychiater.
De psychiater heeft geconcludeerd dat verdachte lijdt aan een psychotische stoornis, naast een mogelijke voorgeschiedenis van psychotrauma en chronische stress bij gemarginaliseerde psychosociale omstandigheden. Tevens gebruikt verdachte op regelmatige basis cannabis en alcohol, wat de psychotische symptomen kan doen verergeren dan wel in stand kan houden. Ten tijde van het ten laste gelegde was dan ook sprake van een psychotische ontregeling, mogelijk verergerd door cannabisgebruik, doch niet alleen het gevolg van een drugsintoxicatie. Geadviseerd is om verdachte het ten laste gelegde in sterk verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank neemt bovengenoemde conclusies van de deskundige over en maakt deze tot de hare. De rechtbank acht verdachte ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde in sterk verminderde mate toerekeningsvatbaar.
Voornoemde psychiater schat het herhalingsrisico in als matig. De respons op behandeling was tot op heden beperkt, met zorgmijdend gedrag en gebrekkig ziektebesef, en zal naar verwachting nog niet verbeterd zijn als het voorarrest beëindigd wordt. Zijn gebrekkig tot afwezig probleeminzicht in zijn beperkingen, zijn psychische stoornis en het risico van gewelddadig gedrag is risicoverhogend, evenals zijn affectieve, gedragsmatige en cognitieve instabiliteit. Ook prognostisch is de beperkte behandelstrouw en responsiviteit (bij gebrekkig probleembesef), de gebrekkige persoonlijke steun (ontbreken van sociaal netwerk) en de te verwachten problemen in het omgaan met stress en frustraties (inadequate coping) risicoverhogend. Het risico op ernstig lichamelijk letsel of acuut dreigend geweld is lager, omdat verdachte tot op heden geen ernstig fysiek geweld heeft getoond richting personen.
Geadviseerd is de oplegging van een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden waaronder reclasseringstoezicht, een behandeling met instellen op medicatie en het vinden van een zinvolle dagbesteding.
Uit het reclasseringsrapport d.d. 15 februari 2023, opgesteld door [naam 4], reclasseringswerker van Reclassering Nederland te Leeuwarden, blijkt dat vanuit de reguliere GGZ gedurende ongeveer anderhalf jaar hulp is geboden aan verdachte, deels vrijwillig, deels in het kader van een zorgmachtiging. Dit bleek echter niet afdoende om zijn delictgedrag te voorkomen. Naast de psychische problematiek waarmee verdachte kampt, is er ook sprake van financiële problemen, een ontbrekend steunend netwerk van familie en vrienden en het ontbreken van passende dagbesteding. Positief is dat verdachte inmiddels zelfstandig medicatie inneemt waardoor dwangbehandeling kon worden gestaakt, dat hij over het algemeen meewerkend is ten aanzien van de begeleiding die hij ontvangt van een maatschappelijk werker en dat hij ook nu bereid is hulp te aanvaarden. Zonder passende behandeling, waarvan psycho-educatie en de inname van medicatie onderdeel moeten uitmaken, en langdurige begeleiding wordt de kans op herhaling door de reclassering hoog ingeschat.
Geadviseerd is een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname en inname verplichting van medicatie, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, dagbesteding en meewerken aan middelencontrole.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat een vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door afdoening met een lichtere strafmodaliteit dan een gevangenisstraf miskend zou worden. De rechtbank zal een deel van deze vrijheidsstraf
voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst wederom strafbare feiten te plegen en ook oplegging van de bijzondere voorwaarden mogelijk te maken, aangezien behandeling van de problematiek van verdachte noodzakelijk is. De rechtbank vindt het van belang dat deze behandeling meteen kan beginnen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 304 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren voldoende recht doet aan de ernst van het feit. De rechtbank legt daarbij als bijzondere voorwaarden op een meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, dagbesteding en meewerken aan middelencontrole.
De rechtbank zal de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden van een klinische opname en het innemen van medicatie niet opleggen. De rechtbank is van oordeel dat hierover te veel onduidelijkheid bestaat nu niet vaststaat in welke zorginstelling verdachte zal verblijven en er geen concreet plan of opnamedatum bekend is. De verplichte inname van medicatie wordt door de rechtbank thans niet noodzakelijk geacht nu blijkt dat verdachte op vrijwillige basis zijn medicatie inneemt. Het opleggen van een algemene verplichting tot het innemen van niet nader bepaalde medicatie is naar het oordeel van de rechtbank te weinig specifiek om in het kader van een bijzondere voorwaarde aan verdachte te kunnen opleggen.
De rechtbank zal de bijzondere voorwaarde van dagbesteding wel opleggen, omdat uit de rapporten en de behandeling ter zitting is gebleken dat verdachte feitelijk buiten de maatschappij staat zonder vrienden of familie. Enige vorm van dagbesteding acht de rechtbank van belang om herhaling te voorkomen.

Inbeslaggenomen goederen

De officier van justitie en de raadsman hebben geen standpunt ingenomen voor wat betreft de inbeslaggenomen aansteker.
De rechtbank acht de inbeslaggenomen aansteker vatbaar voor verbeurdverklaring, nu met behulp van dit voorwerp het strafbare feit is begaan en deze aansteker toebehoort aan verdachte.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 304 dagen

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 120 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak;
dat de veroordeelde zich laat behandelen door een forensische polikliniek, of soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk nadat veroordeelde in vrijheid is gesteld. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
dat de veroordeelde, indien de reclassering dit nodig vindt, verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
dat de veroordeelde zich inspant voor het vinden en behouden van passende dagbesteding, met een vaste structuur;
dat de veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.

Verklaart verbeurd de in beslag genomen aansteker.

Dit vonnis is gewezen door mr. T.M.L. Wolters, voorzitter, mr. M.E. Joha en mr. J.H.S. Kroeze, rechters, bijgestaan door M. Linde, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 maart 2023.
Mr. J.H.S. Kroeze is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met nummer PL01002022246161, doorgenummerd 1 tot en met 74.
Pagina’s 44 en 45.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 6 maart 2023.