Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van één jaar, en een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen jeugddetentie. Hij heeft aangevoerd dat hij bij het bepalen van zijn strafeis rekening heeft gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht bij het bepalen van de straf rekening te houden met de positieve ontwikkeling die verdachte sinds het bewezen verklaarde heeft doorgemaakt. Gebleken is dat de kans op recidive klein is. De raadsvrouw heeft daarom verzocht de proeftijd van de voorwaardelijke jeugddetentie te bekorten tot zes maanden.
Verdachte is bereid en in staat om een werkstraf voor de duur van 120 uren uit te voeren.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 6 maart 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervaardigen en verspreiden van diverse phishingpanels. Phishing is een geraffineerde vorm van fraude waarbij slachtoffers worden misleid en bestolen. Deze panels maken het mogelijk om op grote schaal deze vorm van fraude te plegen, waarmee in potentie grote financiële schade kan worden aangericht. Verdachte heeft, door zo te handelen, fraude gefaciliteerd. Hij voorzag meerdere personen van zijn panels en verstrekte daarbij een instructie voor het gebruik van deze panels. Daarnaast heeft hij persoons- en accountgegevens voorhanden gehad en via Telegram aangeboden aan anderen. Uit het strafdossier komt naar voren dat verdachte dit op grote schaal heeft gedaan. Het is daarmee niet denkbeeldig dat het om grootschalige fraude ging die met aanzienlijke schade gepaard is gegaan. Verdachte heeft geen oog gehad voor de financiële schade die hij de slachtoffers heeft toegebracht. Dit neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
Een toenemend aantal burgers wordt slachtoffer van deze ernstige en hardnekkige vorm van criminaliteit. Door deze vorm van fraude wordt het vertrouwen dat consumenten moeten kunnen hebben in het betalingsverkeer, het bankwezen en bedrijven ondermijnd. Wanneer dit vertrouwen niet meer aanwezig is, bestaat het risico van ontwrichting van het maatschappelijk en economisch verkeer.
De rechtbank heeft daarnaast in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op voormeld rapport van de Raad. Verdachte was voor het grootste gedeelte van de bewezenverklaarde periode minderjarig. Verdachte kent een belast verleden en heeft vanaf zijn veertiende levensjaar bij verschillende instellingen gewoond. Bij hem is een diagnose van autisme en ADHD vastgesteld. Op dit moment is verdachte een jongvolwassene, die op een aantal leefgebieden ondersteuning nodig heeft. Verdachte heeft al wel een groei doorgemaakt. Hij woont in een instelling voor begeleid wonen en dat gaat goed. Verdachte neemt zelf initiatieven, volgt onderwijs, houdt zich aan afspraken en is eerlijk. Na de doorzoeking van de politie heeft verdachte zich nooit meer ingelaten met dergelijke praktijken; hij is niet meer in beeld geweest bij de politie. Bij verdachte is inmiddels het besef aanwezig dat zijn handelen fout is geweest. De Raad schat -gelet daarop- het risico op recidive laag in. Een onvoorwaardelijke jeugddetentie zou de positieve ontwikkelingen doorkruisen en is daarom vanuit pedagogisch oogpunt onwenselijk.
De rechtbank heeft reeds vastgesteld dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM is overschreden en zal nadrukkelijk rekening houden met dit tijdsverloop. Omdat de genoemde positieve ontwikkelingen niet moeten worden doorkruist, maar ook gelet op het tijdsverloop, zal de rechtbank geen onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen. Om de ernst van de feiten te benadrukken zal de rechtbank wel een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van één jaar, opleggen. Daarnaast acht de rechtbank een werkstraf voor de duur van 120 uren passend en geboden.