ECLI:NL:RBNNE:2023:1551

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 april 2023
Publicatiedatum
18 april 2023
Zaaknummer
18/347036-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen en mishandeling van minderjarige door stiefmoeder

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 11 april 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die gedurende een periode van twaalf jaar ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een minderjarig slachtoffer, wiens zorg aan haar was toevertrouwd. De verdachte heeft niet alleen het slachtoffer seksueel misbruikt, maar ook psychisch en fysiek mishandeld, wat heeft geleid tot een onveilig opvoedingsklimaat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de geestelijke en lichamelijke integriteit van jeugdigen door de wetgever is beschermd, en dat het handelen van de verdachte deze bescherming heeft geschonden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de lange periode waarin deze gepleegd zijn, in overweging genomen bij het bepalen van de straf. Ondanks de ernst van de feiten heeft de rechtbank besloten om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, rekening houdend met de reeds gestarte behandeling van de verdachte en het belang van het slachtoffer. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en een contactverbod met het slachtoffer. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, het minderjarige slachtoffer.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/347036-21

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken

d.d. 11 april 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] , wonende te [adres]
,
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 maart 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging- ten laste gelegd dat:
1.
zij in of omstreeks de periode van 24 augustus 2008 tot en met 23 augustus 2020, te Heerenveen, meerdere malen, althans eenmaal, (telkens) met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2005, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten -het door haar binden / omdoen van een elastiekje om zijn penis en/of
-het door haar ruw wassen van zijn billen / tussen zijn billen onder de douche en/of
-het tegen hem zeggen dat hij zelf met zijn penis moest gaan spelen en/of zelf zijn penis stijf moest maken en/of zich moest aftrekken en/of -het door haar betasten, aanraken en/of spelen met zijn penis en/of -het door haar spugen op en (vervolgens) aftrekken van zijn penis;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: zij in of omstreeks de periode van 24 augustus 2008 tot en met 23 augustus 2020, te Heerenveen, meerdere malen, althans eenmaal, (telkens) ontucht heeft gepleegd met haar minderjarig stiefkind,
[slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2005, bestaande uit
-het door haar binden / omdoen van een elastiekje om zijn penis en/of
-het door haar ruw wassen van zijn billen / tussen zijn billen onder de douche en/of -het tegen hem zeggen dat hij zelf met zijn penis moest gaan spelen en/of zelf zijn penis stijf moest maken en/of zich moest aftrekken en/of -het door haar betasten, aanraken en/of spelen met zijn penis en/of
-het door haar spugen op en (vervolgens) aftrekken van zijn penis;
2.
zij in of omstreeks de periode van 24 augustus 2008 tot en met 23 augustus 2020, te Heerenveen, meerdere malen, althans eenmaal, (telkens) een kind dat zij verzorgde of opvoedde als behorend tot haar gezin, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2005) (psychisch) heeft mishandeld door
-een kussen in zijn gezicht te drukken om hem het schreeuwen te beletten en/of waardoor hij geen adem kon halen en/of zodat hij door zijn neus zou ademen en/of
-met een kussen op zijn gezicht te gaan zitten om hem het schreeuwen te beletten en/of waardoor hij geen adem kon halen en/of zodat hij door zijn neus zou ademen en/of
-door hem hard naar boven te duwen en/of
-door een knuffel in zijn mond te stoppen om hem het schreeuwen te beletten en/of waardoor hij geen adem kon halen en/of
-hem uit te lachen en/of belachelijk te maken en/of te kleineren vanwege zijn manier van bewegen
en/of daarbij te zeggen: "Je bent lelijk, je bent raar, je bent gehandicapt" en/of
-neerbuigend te doen over dingen waar hij niet goed in was en/of
-door telkens partij te kiezen voor haar biologische zoon [naam 3] en/of
-door tegen hem te zeggen dat hij niets mocht zeggen en dat ze hem zou vermoorden als hij het tegen papa zou zeggen en/of dat ze
zichzelf iets aan zou doen of het gezin zou verlaten en/of dat papa en mama uit elkaar zouden gaan en/of
-door hem in het oor te fluisteren : "Ik spring voor de trein als je iets zegt" en/of
-hem te schoppen op zijn buik en/of benen en/of onder zijn bips en/of
-door hem te slaan op zijn kont of schouderblad en/of
-hem stevig bij zijn arm te pakken en op een stoeltje te zetten en/of
-hem op zijn kamer te zetten en daarbij te zeggen dat hij er voor moest zorgen dat zijn piemel stijf werd en hij met zichzelf aan de gang ging en/of vervolgens haar man erbij te roepen en te zeggen :
"Zie je, hij is weer met zichzelf in de weer, moet je nou eens kijken" en/of
-door hem naakt of zonder pyjama te laten slapen en naar beneden te laten gaan en/of -door met een spuitbus haarschuim op de vloer aan te brengen en daarbij te zeggen: "Kijk dat is sperma, kijk dat heb jij gedaan" en/of
-door hem te onderdrukken in het uiten van zijn gevoelens en/of
-door zijn mond te lang dicht te duwen zodat hij zijn kaken op elkaar zou houden en hij dan door zijn neus moest ademen en dan een harde tik op zijn kin te geven en/of
-door bij fysio oefeningen te hard aan zijn benen te duwen en/of te trekken en/of
-door ruw en hard hem in te zepen / af te rossen onder de douche en/of -door te benoemen dat bij hem alles er op en er aan zat en hij groot geschapen was en of hij dat niet lastig vond en/of
-door hem onder de douche opdracht te geven zichzelf af te trekken en/of
-door (aldus) een stuk eenzaamheid bij hem te veroorzaken en/of
-door haar wraak op haar man op hem te projecteren en/of
-door te eisen dat hij ook van haar hield; althans (waar het gaat om alle mondelinge uitlatingen) soortgelijke bewoordingen (die als zodanig uitgelegd konden worden).

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1. primair en het onder 2. ten laste gelegde, met dien verstande dat ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde alleen het derde ten laste gelegde gedachtestreepje kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft met betrekking tot het bewijs geen verweer gevoerd, met dien verstande dat hij zich evenals de officier van justitie op het standpunt heeft gesteld dat ten aanzien van het onder 1. primair ten laste gelegde alleen het derde ten laste gelegde gedachtestreepje kan worden bewezen.
Oordeel van de rechtbank
Partiële vrijspraak van het onder 1. primair ten laste gelegde
In zedenzaken doet zich regelmatig de situatie voor dat er slechts twee personen aanwezig waren bij de gewraakte seksuele handelingen: het slachtoffer en de vermeende dader. Dat is ook in deze zaak het geval. [slachtoffer] (hierna verder: [slachtoffer] ), verklaart dat verdachte gedurende een lange periode ontuchtige handelingen met hem heeft gepleegd, door onder meer zijn penis te betasten, op zijn penis te spugen en deze af te trekken. Daarnaast heeft hij verklaard dat verdachte hem ruw waste onder de douche en dat verdachte tegen hem heeft gezegd dat hij met zijn penis moest spelen. Verdachte heeft alleen die laatste twee handelingen erkend. De overige handelingen heeft verdachte stellig ontkend.
Uit vaste rechtspraak kan worden afgeleid dat niet is vereist dat de ontuchtige handelingen als zodanig bevestiging vinden in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van het slachtoffer op onderdelen voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Het steunbewijs dient op relevante wijze in verband te staan met de inhoud van de verklaring van het slachtoffer. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. De rechtbank moet zorgvuldigheid betrachten bij de weging van de verklaringen.
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van [slachtoffer] gedetailleerd is en merkt deze verklaring op zichzelf aan als betrouwbare verklaring. Hij verklaart uit zijn eigen herinnering over de ontuchtige handelingen. Wanneer hij zich iets niet meer (goed) kan herinneren, geeft hij dat ook aan. Zo wordt tijdens zijn getuigenverhoor aan hem voorgehouden dat zijn moeder, aangeefster [naam 1] , heeft verklaard dat zij van [slachtoffer] heeft gehoord dat verdachte wel eens een elastiekje of touwtje om zijn penis heeft gedaan, waarop hij antwoordt dat hij zich dat niet meer kan herinneren. Daarnaast is zijn verklaring consistent, gelet op zijn eerste informatieve zedengesprek.
De rechtbank dient zich te baseren op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting en stelt vast dat er geen andere getuigen zijn die uit eigen waarneming kunnen verklaren over het misbruik dat door verdachte zou zijn gepleegd.
Aangeefster [naam 1] en getuige [naam 2] , de moeder en de vader van [slachtoffer] , hebben verklaard dat zij op enig moment van [slachtoffer] hebben gehoord dat hij is misbruikt. Die verklaringen kunnen niet als steunbewijs dienen, nu deze informatie niet uit andere, maar uit dezelfde bron afkomstig is, namelijk van het slachtoffer zelf en het informatie betreft die eerst langere tijd na het gebeurde door [slachtoffer] is verstrekt.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat er onvoldoende wettig bewijs is voor alle handelingen die niet door verdachte zijn erkend. De rechtbank zal de verdachte daarom van deze bestanddelen vrijspreken.
Verdachte heeft erkend dat zij de billen van het [slachtoffer] onder de douche meermalen ruw heeft gewassen en dat zij meermalen tegen hem heeft gezegd dat hij met zijn penis moest spelen. Het ruw wassen kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangemerkt als ontuchtig handelen, zodat verdachte ook van dit bestanddeel zal worden vrijgesproken voor zover dit aan haar onder feit 1 ten laste gelegd is.
Bewijsmiddelen van het onder 1. primair en het onder 2. ten laste gelegde
De rechtbank acht het onder 1. primair en het onder 2. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 maart 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 21 oktober 2021,opgenomen op pagina 25 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002021254738 van 4 december 2021, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 30 maart 2022,opgenomen als aanvullend proces-verbaal bij voornoemd dossier, vermeld onder documentcode AH001-02, inhoudend het relaas van verbalisant.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht ten aanzien van het onder 1. primair ten laste gelegde alleen bewezen dat zij meerdere malen tegen [slachtoffer] heeft gezegd dat hij zelf met zijn penis moest gaan spelen. De rechtbank ziet zich thans gesteld voor de vraag of dit ook het plegen van ontuchtige handelingen oplevert in de zin van artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht, nu hierbij geen sprake is geweest van lichamelijke aanrakingen tussen verdachte en het slachtoffer.
Daarbij stelt de rechtbank voorop dat van het plegen van ontuchtige handelingen met iemand
beneden de leeftijd van zestien jaren in vorenbedoelde zin ook sprake kan zijn als geen lichamelijke aanraking tussen de verdachte en het slachtoffer heeft plaatsgevonden. Of in een zodanig geval de gedraging of gedragingen van de verdachte - al dan niet in hun onderlinge samenhang bezien - het plegen van ontuchtige handelingen met het slachtoffer opleveren, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt in het bijzonder betekenis toe aan het antwoord op de vraag of en zo ja, in hoeverre tussen de dader en het slachtoffer enige voor het plegen of dulden van
ontucht relevante interactie heeft plaatsgevonden (vgl. HR 30 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AQ0950, en HR 27 oktober 2020, ECLI:NL:HR:2020:1675).
Op basis van het strafdossier en datgene wat ter terechtzitting is besproken stelt de rechtbank vast dat verdachte meerdere malen aan [slachtoffer] heeft opgedragen om -onder meer- met zijn penis te spelen. Hoewel niet kan worden vastgesteld dat er lichamelijk contact is geweest tussen verdachte en [slachtoffer] , is er naar het oordeel van de rechtbank wel sprake geweest van de voor het plegen van ontucht met die minderjarige relevante interactie als hiervoor bedoeld. Dit hangt samen met de omstandigheid dat verdachte, die als stiefmoeder verantwoordelijk was voor de zorg voor [slachtoffer] , een onveilige omgeving heeft gecreëerd voor het slachtoffer. Zij heeft hem fysiek en psychisch mishandeld en heeft ook meerdere malen ongepaste opmerkingen gemaakt over zijn geslachtsdeel.
Zij heeft een situatie gecreëerd waarbij hij moest doen wat zij hem opdroeg. Hierdoor voelde [slachtoffer] zich gedwongen om met zijn penis te spelen en zijn penis af te trekken wanneer zij dat hem opdroeg. Door in haar positie van stiefmoeder [slachtoffer] de opdracht te geven om met zijn penis te spelen en zich af te trekken, is naar het oordeel van de rechtbank dusdanig in strijd met de geldende sociaal ethische normen gehandeld dat dit niet anders dan als ontucht moet worden gekwalificeerd.
Met betrekking tot de vraag of de onder 2. ten laste gelegde -en door verdachte erkendehandelingen mishandeling als bedoeld in artikelen 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht opleveren, overweegt de rechtbank nog het volgende.
Een gedeelte van de ten laste gelegde handelingen ziet niet op fysieke mishandeling, maar op het kleineren van [slachtoffer] en het creëren van een onveilige thuissituatie. Hoewel in de wetsgeschiedenis van artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht niet wordt gesproken over geestelijke mishandeling, sluit de wettekst dit ook niet uit. De in het vierde lid van artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht genoemde gelijkstelling van mishandeling met benadeling van de gezondheid biedt aanknopingspunten voor strafbaarheid van niet alleen het veroorzaken van lichamelijke pijn, letsel of onlust, maar ook voor mishandelingen van psychische aard. Niet iedere kleinerende of denigrerende handeling of opmerking kan als mishandeling in de hiervoor bedoelde zin worden aangemerkt. Het komt aan op de omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht of gemaakt.
De rechtbank is van oordeel dat het geheel van de ten laste gelegde - en door verdachte erkende handelingen zich laten kenmerken door het creëren van een onveilig en onvoorspelbaar opvoedingsklimaat. De verdachte heeft haar stiefzoon [slachtoffer] vanaf jonge leeftijd jarenlang, zij het met tussenpozen, fysiek mishandeld. Daarnaast heeft zij hem vernederd, gekleineerd en eenzaamheid bij hem veroorzaakt door haar wraakgevoelens tegen haar echtgenoot op hem te projecteren. Zij heeft bovendien bij [slachtoffer] het gevoel opgewekt dat hij niets aan anderen mocht vertellen, omdat dan het gezin uit elkaar zou vallen. Gelet op het geheel van deze gedragingen kan dit naar het oordeel van de rechtbank ook als psychische mishandeling worden aangemerkt. Het ten laste gelegde is daarmee in zoverre wettig en overtuigend bewezen, zowel waar het de fysieke als de geestelijke mishandeling van [slachtoffer] betreft.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 1. primair en het onder 2. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
onder 1. primair:
zij in de periode van 24 augustus 2008 tot en met 23 augustus 2020, te Heerenveen, meerdere malen, telkens met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2005, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het tegen hem zeggen dat hij zelf met zijn penis moest gaan spelen en zelf zijn penis stijf moest maken en zich moest aftrekken;
onder 2.:
zij in de periode van 24 augustus 2008 tot en met 23 augustus 2020, te Heerenveen, meerdere malen, telkens een kind dat zij opvoedde als behorend tot haar gezin, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2005) (psychisch) heeft mishandeld door
  • hem hard naar boven te duwen en
  • hem uit te lachen, belachelijk te maken en te kleineren vanwege zijn manier van bewegen, enneerbuigend te doen over dingen waar hij niet goed in was en - door telkens partij te kiezen voor haar biologische zoon [naam 3] en
  • door tegen hem te zeggen dat hij niets mocht zeggen en dat ze zichzelf iets aan zou doen of hetgezin zou verlaten en dat papa en mama uit elkaar zouden gaan en
  • hem te schoppen op zijn buik, benen en onder zijn bips en
  • door hem te slaan op zijn kont of schouderblad en
  • hem stevig bij zijn arm te pakken en op een stoeltje te zetten en
  • hem op zijn kamer te zetten en daarbij te zeggen dat hij er voor moest zorgen dat zijn piemel stijfwerd en hij met zichzelf aan de gang ging en vervolgens haar man erbij te roepen en te zeggen : "Zie je, hij is weer met zichzelf in de weer, moet je nou eens kijken" en
  • door zijn mond te lang dicht te duwen zodat hij zijn kaken op elkaar zou houden en hij dan door zijnneus moest ademen en dan een harde tik op zijn kin te geven en
  • door bij fysio-oefeningen te hard aan zijn benen te trekken en
  • door hem ruw en hard in te zepen of af te rossen onder de douche en
  • door te benoemen dat bij hem alles er op en er aan zat en hij groot geschapen was en of hij dat nietlastig vond en
  • door hem onder de douche opdracht te geven zichzelf af te trekken en
  • door aldus een stuk eenzaamheid bij hem te veroorzaken en
  • door haar wraak op haar man op hem te projecteren en
  • door te eisen dat hij ook van haar hield,
Althans, waar het gaat om alle mondelinge uitlatingen, soortgelijke bewoordingen die als zodanig uitgelegd konden worden.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

primair: met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
mishandeling, begaan tegen een kind dat zij verzorgt of opvoedt als behorend tot haar gezin,meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Als bijzondere voorwaarden moeten de voorwaarden worden gesteld zoals geadviseerd door de reclassering, aldus de officier van justitie.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat aan verdachte geen langdurige gevangenisstraf moet worden opgelegd. Verdachte ondergaat nu meerdere behandelingen en het is niet wenselijk dat dit traject door een langdurige gevangenisstraf wordt doorkruist, aldus de raadsman.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportages van de reclassering, het Pro Justitia rapport van 5 januari 2023, opgemaakt door D.R. van der Velden, GZpsycholoog, en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende een lange periode van twaalf jaren meerdere malen ontuchtige handelingen gepleegd met het minderjarige slachtoffer [slachtoffer] , wiens zorg aan haar was toevertrouwd. Niet voor niets is door de wetgever de geestelijke en lichamelijke integriteit van jeugdigen uitdrukkelijk beschermd, onder meer op de grond dat zij op seksueel gebied nog niet volgroeid zijn en dat zij worden geacht niet zelfstandig de emotionele gevolgen van seksueel contact voldoende te kunnen overzien. Minderjarigen moeten kunnen opgroeien in een veilige omgeving en zich veilig kunnen ontwikkelen, ook juist op seksueel gebied. Deze ontwikkeling is door het handelen van verdachte verstoord. Daarnaast heeft verdachte het slachtoffer meerdere malen mishandeld en een onveilig en onvoorspelbaar opvoedingsklimaat gecreëerd. Dit heeft veel impact gehad op het slachtoffer, zoals ook blijkt uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
De rechtbank neemt het verdachte bovendien kwalijk dat zij, terwijl zij naar eigen zeggen de zorg voor het slachtoffer hoofdzakelijk droeg, zich in een zo lange periode heeft laten leiden door haar wraakgevoelens en frustratie. Juist als volwassene had zij anders moeten handelen. Verdachte had inzicht in het laakbare karakter van haar gedrag, maar heeft geen enkele actie ondernomen om met dit strafbare en voor het slachtoffer zeer schadelijke gedrag te stoppen, zodat het slachtoffer voor een periode van 12 jaar heeft blootgestaan aan een voor hem ingrijpende en invasieve vorm van misbruik en mishandeling.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op voormeld Pro Justitia rapport. Uit dit rapport blijkt dat bij verdachte, als gevolg van onverwerkte trauma’s uit haar jeugd, sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met afhankelijke en vermijdende trekken. Hierdoor presenteert zij zich als gevoelsarm en overmatig gecontroleerd, maar hier schuilt een continu hoog, nauwelijks te verdragen spanningsniveau achter. Verdachtes hanteringsvaardigheden schieten ernstig tekort. Zij heeft - zowel bij de ontuchtige handelingen als bij de mishandeling - haar extreme woede op het kwetsbare slachtoffer geprojecteerd, waarbij de persoonlijke grenzen vervaagden. Seksuele opwinding tijdens delictgedrag wordt niet gezien; het delictgedrag is voortgekomen uit extreme, primaire boosheid, woede en pijn.
Er wordt geadviseerd om de feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Deze conclusie van de psycholoog neemt de rechtbank over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank is daarmee van oordeel dat het bewezen verklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
De rechtbank stelt voorop dat de ernst van de feiten en de lange periode waarin deze gepleegd zijn, in beginsel een gevangenisstraf van een zekere duur rechtvaardigen. Bij de bepaling van de straf houdt de rechtbank ook rekening met het volgende. Uit de rapportage blijkt dat het risico op recidive als matig wordt ingeschat. Om het risico op recidive te beperken wordt intensieve zedenbehandeling en bijkomende traumabehandeling van belang geacht. Deze behandeling is reeds gestart en de rechtbank acht ook van belang dat de behandelingen worden voortgezet. Een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou dit traject doorkruisen, hetgeen de rechtbank vanwege het belang van recidivebeperking onwenselijk acht. De rechtbank zal daarom een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met een groot voorwaardelijk deel, met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling en een contactverbod met [slachtoffer] zoals voorgesteld door de reclassering.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden.

Benadeelde partij

[naam 2] heeft, namens de minderjarige [slachtoffer] , zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De vordering is op de zitting toegelicht door de gemachtigde mr. N. Groeneveld, advocaat te Hoogezand. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.604,29 ter vergoeding van materiële schade en € 15.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de hoogte van de materiële schade niet betwist, met uitzondering van de reiskosten en parkeerkosten voor het bijwonen van de zitting. Ten aanzien van de immateriële schade heeft hij aangevoerd dat dit bedrag moet worden gematigd.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Het gedeelte van de vordering dat niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 23 augustus 2020. Ten aanzien van de gevorderde kosten voor het bijwonen van de zitting verklaart de rechtbank de benadeelde partij nietontvankelijk in de vordering nu deze kosten niet kunnen worden beschouwd als proceskosten aangezien de benadeelde partij ter zitting vertegenwoordigd werd door de raadsvrouw.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek stelt de rechtbank de hoogte van de schade in redelijkheid vast op
€ 12.000,00. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de schade rekening gehouden met de ernst van de feiten en acht geslagen op uitspraken in vergelijkbare zaken. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen en voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 247, 300 en 304 van het Wetboek van
Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1. primair en het onder 2. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot negen maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich binnen veertien dagen na het onherroepelijk van het vonnis meldt bijReclassering Nederland, Zoutbranderij 1 te Leeuwarden. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dit nodig acht;
dat de veroordeelde zich (deeltijd) klinisch laat behandelen door AFPN Groningen of een soortgelijkezorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
dat de veroordeelde op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft met
[slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte te betalen:
  • het bedrag van € 14.500,94 (zegge: veertienduizend vijfhonderd euro en vierennegentig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 augustus 2020 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van € 14.500,94 (zegge: veertienduizend vijfhonderd euro en vierennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 augustus 2020 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 2.500,94 aan materiële schade en € 12.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 107 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. van der Meulen, voorzitter, mr. T.M.L. Wolters en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. D.H. Röben, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 april 2023. mr. C Krijger is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.