ECLI:NL:RBNNE:2023:1560

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 april 2023
Publicatiedatum
19 april 2023
Zaaknummer
LEE 22/796, 22/2230, 22/2231, 22/2232, 22/2233 en 22/2234
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Waardedaling en mijnbouwschade: verrekening van waardevermeerdering met waardedaling

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd 17 april 2023, is de zaak behandeld van meerdere eisers die schadevergoeding vroegen voor waardedaling van hun woningen als gevolg van mijnbouwactiviteiten. De eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. A.A. Westers, hadden eerder aanvragen ingediend bij het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG), die op 15 januari 2021 waren afgewezen. De bestreden besluiten van 11 januari 2022, waarin de bezwaren van de eisers ongegrond werden verklaard, leidden tot beroepen bij de rechtbank.

De rechtbank heeft in een tussenuitspraak van 13 januari 2023 het IMG de gelegenheid gegeven om het geconstateerde gebrek in de bestreden besluiten te herstellen. Dit gebrek betrof de onvoldoende motivering van de besluiten, waarin werd gesteld dat de waardevermeerdering en waardedaling nog niet konden worden vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de waardevermeerdering, in verband met sloop-nieuwbouw, verrekend mocht worden met de waardedaling op grond van artikel 6:100 van het Burgerlijk Wetboek.

Na de tussenuitspraak heeft het IMG aanvullende motivering ingediend, waarin de waarde van de oude woning werd geïndexeerd en rekening werd gehouden met de marktontwikkeling. De rechtbank concludeerde dat het waardestijgingspercentage van de woning 41% was, terwijl het waardedalingspercentage door aardbevingen 14,7% bedroeg. Aangezien het waardestijgingspercentage het waardedalingspercentage overstijgt, werd er geen waardedalingsvergoeding toegekend. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand. Tevens werd het IMG veroordeeld tot vergoeding van griffierecht en proceskosten aan de eisers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 22/796, 22/2230, 22/2231, 22/2232, 22/2233 en 22/2234

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 april 2023 in de zaak tussen

[eiser 1], uit Groningen,

[eiser 2], uit Leersum,
[eiser 3], uit Kampen,
[eiser 4], uit Assen,
[eiser 5], uit Lelystad en
[eiser 6], uit Duivendrecht, eisers,
(gemachtigde: mr. A.A. Westers),
en

Instituut Mijnbouwschade Groningen, het IMG

(gemachtigde: mr. L.A. Jager).

Procesverloop

1. In de besluiten van 15 januari 2021 (primaire besluiten) heeft het IMG de aanvragen van eisers om vergoeding van waardedaling afgewezen.
1.1.
In de besluiten van 11 januari 2022 (bestreden besluiten) heeft het IMG de bezwaren van eisers ongegrond verklaard.
1.2.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten gelijkluidende beroepen ingesteld.
1.3.
Het IMG heeft op 9 december 2022 een verweerschrift ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft de beroepen op 20 december 2022 op zitting behandeld. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Het IMG heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1.5.
In de tussenuitspraak van 13 januari 2023 (de tussenuitspraak) heeft de rechtbank het IMG in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, het geconstateerde gebrek in de bestreden besluiten te herstellen.
1.6.
Eisers hebben, in navolging van de tussenuitspraak, op 1 februari 2023, een kopie ingezonden van de vaststellingsovereenkomst sloop-nieuwbouw die [naam], moeder van eisers, op 30 januari 2021 met de NCG heeft gesloten. Het IMG heeft in de reactie van 23 februari 2023 op de tussenuitspraak een aanvullende motivering op de bestreden besluiten ingediend.
1.7.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld op de kwijtingsclausule in de vaststellingovereenkomst sloop-nieuwbouw (artikel 11) te reageren. Op 24 maart 2023 heeft het IMG een reactie ingediend. Eisers hebben op 11 april 2023 op de overeenkomst gereageerd.
1.8.
De rechtbank heeft bepaald, met toestemming van partijen, dat een nadere zitting achterwege blijft.

Overwegingen

2. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen.
2.1.
Vast is komen te staan dat artikel 11 van de vaststellingsovereenkomst sloop-nieuwbouw niet aan eisers wordt tegengeworpen ten aanzien van de vergoeding voor waardedaling.
2.2.
In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat het IMG terecht heeft bepaald dat op grond van artikel 6:100 BW eventuele waardevermeerdering kan worden verrekend met de waardedaling. De bestreden besluiten waren echter onvoldoende gemotiveerd omdat in deze besluiten was opgenomen dat de eventuele waardevermeerdering, en daardoor ook de waardedaling, nog niet bepaald kon worden. Dit omdat de woning in aanmerking komt voor sloop-nieuwbouw en de waarde van de nieuw te bouwen woning nog niet bekend was. Daarbij was niet meegenomen dat de woning, waar de aanvragen op zien, op 18 oktober 2021 voor € 265.000,-- is verkocht.
2.3.
Het beroep voor zover dat over het gebruik van de WOZ-waarde gaat, slaagt niet. Voor de motivering hiervan verwijst de rechtbank naar de tussenuitspraak.
3. Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarbij is bepaald dat de eventuele waardedaling van de woning nog niet is vast te stellen. In de aanvullende motivering heeft het IMG de waarde van de oude woning geïndexeerd en rekening houdend met de marktontwikkeling op locatie afgezet tegen de verkoopprijs. Hieruit volgt dat het waardestijgingspercentage van deze woning 41% is. Het waardedalingspercentage als gevolg van (het risico op) aardbevingen betreft 14,7%. Nu het waardestijgingspercentage het waardedalingspercentage ruim overstijgt wordt er geen waardedalingsvergoeding toegekend. Omdat het IMG in zijn reactie op de tussenuitspraak het gebrek heeft hersteld, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit, voor zover dat wordt vernietigd, in stand.
4. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het IMG aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoeden.
4.1.
Omdat het beroep gegrond is, krijgen eisers een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Het IMG moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 3 punten op (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 597,-, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 837,-), bij een wegingsfactor 1. In totaal komt dit neer op een bedrag van € 2.271,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarbij is bepaald dat een eventuele waardedaling van de woning (nog) niet te bepalen is;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit in stand blijven;
- draagt het IMG op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt het IMG in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 2.271,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van N. Walstra, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 april 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak/tussenuitspraken, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.