ECLI:NL:RBNNE:2023:1609

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
20 april 2023
Zaaknummer
18-241504-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot moord met mes en wapenbezit

Op 20 april 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot moord en wapenbezit. De zaak betreft een steekincident dat plaatsvond op 3 september 2022 in Groningen, waarbij de verdachte het slachtoffer met een mes in de hals en buik heeft gestoken. De verdachte had naar de woning van het slachtoffer gereden om verhaal te halen vanwege een conflict met zijn vriendin. Tijdens de zitting op 6 april 2023 heeft de verdachte bekend dat hij het slachtoffer heeft gestoken, maar hij heeft aangevoerd dat hij handelde uit zelfverdediging. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en het slachtoffer beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte met voorbedachten rade handelde. De rechtbank achtte de poging tot moord wettig en overtuigend bewezen, evenals het wapenbezit. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar. Daarnaast is de verdachte verplicht om een schadevergoeding van € 8.085,00 aan het slachtoffer te betalen, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft ook het in beslag genomen vuurwapen en munitie onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18.241504.22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 20 april 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 6 april 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. Stam, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G.R. Stoeten.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 3 september 2022 te Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven, die [slachtoffer] met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in de hals/nek en/of in het gelaat en/of in de buik en/of in de arm heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 september 2022 te Groningen, aan [slachtoffer] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere steek- en/of snijwonden en/of (een) litteken(s) in de hals en/of in het gelaat, heeft toegebracht door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in de hals/nek en/of in het gelaat en/of in de buik en/of in de arm te steken en/of snijden;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 september 2022 te Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in de hals/nek en/of in het gelaat en/of in de buik en/of in de arm heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid 2.
hij op of omstreeks 22 november 2022 te Groningen, (een) wapen(s) van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (semiautomatisch) pistool (merk Blow, type F92), zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of een patroonmagazijn en/of munitie van categorie III, te weten 2 kogelpatronen (merken GECO en/of S&B) voorhanden heeft/hebben gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot moord en voor feit 2. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1 primair heeft verdachte bekend dat hij [slachtoffer] met een mes in de hals en buik heeft gestoken. Op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen is te bewijzen dat verdachte met een mes naar de woning van aangever is gegaan met het doel hem van het leven te beroven. Verdachte heeft daarbij met voorbedachten rade gehandeld.
Feit 2 kan onder meer worden bewezen op grond van de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging tot moord en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Niet kan worden bewezen dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachten rade. Niet kan worden vastgesteld dat hij een mes bij zich had toen hij naar de woning van aangever ging, maar zelfs als dat wel het geval zou zijn, betekent dit niet dat hij van plan was om aangever van het leven te beroven. Niet is gebleken van een vooropgezet plan. De verklaring die aangever heeft afgelegd is onbetrouwbaar nu deze op meerdere onderdelen afwijkt van de verklaring van getuige [getuige 1] , die zich ten tijde van het feit in de woonkamer van de woning van aangever bevond.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van feit 2.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past ten aanzien van feit 1 primair de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter terechtzitting van 6 april 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb op 3 september 2022 [slachtoffer] in de hal van zijn woning in Groningen met een mes in zijn hals en buik gestoken. Ik heb de scooter waarmee ik naar hem toe ben gereden zo geparkeerd dat die niet vanuit de woning van aangever te zien was. Het mes dat later in de tuin van de woning aan de [adres] is gevonden, is het mes waarmee ik aangever heb gestoken. Ik had het vanuit de achtertuin van de woning van mijn vriendin aan het [adres] weggegooid.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 september 2022,opgenomen op pagina 135 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2022232728, d.d. 22 december 2022, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
V: Jij gaat aangifte doen van poging doodslag naar aanleiding van het steekincident van afgelopen zaterdag aan de [adres] . Kun jij in het kort vertellen wat er die zaterdag is gebeurd?
A: Ik moest iets uit de auto pakken. In de trappenhal trof ik dus die persoon aan. Ik weet dat hij 'Kleine' heet, of dat hij zo genoemd wordt. We stonden in één keer tegenover elkaar. Hij vroeg of ik even met hem kon praten. Hij kwam best wel rustig over. Hij kwam niet boos over, of wat dan ook. Ik zei 'kan wel' maar ik had eigenlijk haast. Dus ik zei 'liever niet want ik heb haast'. Ik probeerde de confrontatie te vermijden met die gast. Maar hij zei dat het maar vijf minuten zou duren. Om onenigheid met de buren te voorkomen heb ik gezegd dat het goed was. We waren in mijn hal, van mijn huis. Het was vrij donker. Dus ik zag niet zo heel veel. Hij zei verder niets. Hij stak mij gelijk in mijn nek. Er was niet echt een woord aan vooraf gegaan. Hij stak mij één keer in mijn buik.
(p. 136) A: Hij heeft wel drie steekbewegingen gemaakt. Hij bleef ook even staan te kijken of het wel genoeg was. Toen is hij weggerend.
(p. 138) V: Heb je het mes gezien?
A: Nee. Ik vraag me ook af wat het was. Schroevendraaier of stanleymes. Het was goed scherp.
3. Een proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris d.d. 23 maart 2023, inhoudend alsverklaring van [slachtoffer] :
Ik wilde mij omdraaien om de deur dicht te doen, hij stak mij toen direct in mijn nek. Het voelde eerst als een duw, ik had niet meteen door dat ik gestoken was. U vraagt waar verdachte op dat moment stond. Hij stond in mijn deuropening, net over de drempel heen. U vraagt of er daarvoor nog iets gezegd is. Nee, er is geen enkele interactie aan voorafgegaan, behalve in de portiek dat hij met mij wilde praten. Ik zag het bloed eruit spatten, ik besefte toen dat het om iets scherps ging, hij stak mij nog een keer, in mijn buik, hij maakte nog een steekbeweging naar mijn zij, die heb ik kunnen afweren.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 september 2022,opgenomen op pagina 92 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
(p. 93) V: Wat gebeurde er precies. Kan je dit stapje voor stapje vertellen.
A: Wij zaten beiden in de woonkamer. Toen vroeg ik aan [slachtoffer] (de rechtbank begrijpt: aangever [slachtoffer] ) of er nog GHB was. Hij moest even nadenken en hij zei "dat ligt waarschijnlijk nog in mijn auto en dat moet ik zo even pakken". Denk ongeveer 5 minuten daarna is hij de deur uit gegaan en is hij naar zijn auto gelopen om de GHB te pakken.
A: Denk 4 à 5 minuten daarna hoorde ik de voordeur in één keer tegen de muur aan klappen. Direct hierop hoorde ik opeens 2 stemmen.
A: Ik hoorde getrek en geduw. Ik hoorde dat er iemand tegen de muur aan werd geduwd. Meteen daarna kwam [slachtoffer] de woonkamer in en zei hij meteen in paniek "bel iets". Dit herhaalde hij een aantal keer. Toen zag ik "kleintje" binnenlopen. Ik zag het mes in zijn rechterhand.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 september 2022,opgenomen op pagina 112 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant.
Op zondag 4 september 2022 omstreeks 19:12 uur heb ik telefonisch contact opgenomen met [getuige 2] , om een verklaring van haar op te nemen. [getuige 2] staat ingeschreven en woont op het adres [adres] te Groningen en is de tegenover buurvrouw van het slachtoffer [slachtoffer] , van [adres] .
Op zaterdagavond 3 september 2022 bevond [getuige 2] , zich in haar woning aan de
[adres] te Groningen. Ongeveer 10 minuten voordat [getuige 2] de politie had gebeld, het was toen ongeveer 21:38 uur, werd er bij haar portiekdeur beneden aangebeld. Ze heeft niet open gedaan omdat ze de persoon die aanbelde niet kende. Kort daarop hoorde zij geluiden in de portiek. Ze was daar niet gerust op en is naar de voordeur van haar woning gelopen en heeft deze door middel van een extra schuifslot beter afgesloten. Vervolgens is ze naar de wc gegaan en toen ze de wc uitkwam hoorde ze haar buurman die compleet geflipt was en help help help schreeuwde.
6. Letselrapportage d.d. 14 september 2022, opgemaakt door drs. S. Brouwer , forensisch arts GGDGroningen, opgenomen op pagina 140 e.v. van voornoemd dossier:
naam: [slachtoffer] voornamen: [slachtoffer] datum incident: 03-09-2022 omstreeks 22:00 gemelde toedracht: gestoken in hals en buik ernst van het letsel: levensbedreigend samenvatting letsel: Gehechte wonden in hals rechts, buik links. Tevens een hangend oog met verminderd zicht rechts volgens betrokkene. En een buikwond van een spoed buikoperatie.
(p. 142) Letsel hals gemelde toedracht bij het letsel: Gestoken met scherp voorwerp.
past gemelde toedracht bij letsel: Zeer goed
(p. 144) Letsel buik gemelde toedracht bij het letsel: Dit is de operatiewond van de buikoperatie die met spoed is uitgevoerd na een steekwond in zijn buik. past gemelde toedracht bij letsel: Goed.
7. Een schriftelijk bescheid, te weten een brief d.d. 12 december 2022 van drs. T. Naujocks , forensisch arts GGD Groningen, opgenomen op pagina 145 e.v. van voornoemd dossier:
Op uw verzoek heb ik over bovengenoemde persoon medische informatie opgevraagd bij de behandelend arts van het UMCG. Dit heeft het volgende opgeleverd.
Betrokkene werd op 3 september jl. binnengebracht op de Spoedeisende Eerste Hulp afdeling nadat hij betrokken zou zijn geweest bij een steekincident. Bij onderzoek bleek sprake van een tweetal steekverwondingen: in de hals rechts en in de buik rechts.
In de hals rechts bleek sprake van een doorsnijding van de binnenste halsader, de belangrijkste ader in de hals.
In de buik bleek sprake van een steekwond in de dikke darm met een diameter van circa 1 centimeter en enige lekkage van ontlasting.
De rechtbank acht feit 2 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 april 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 november 2022,opgenomen op pagina 192 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant; 3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 november 2022, opgenomen op pagina 304 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant.

Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 primair

De rechtbank gaat op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen en overige dossierstukken uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Verdachte is op 3 september 2022 in de avond op een scooter naar de woning van aangever gegaan. Deze woning betreft een portiekwoning op de tweede etage met een centraal trappenhuis en een afgesloten centrale voordeur. Verdachte heeft bij aankomst zijn scooter doelbewust geparkeerd buiten het zicht van de woning van aangever. Vervolgens heeft verdachte bij één van de buren van aangever, getuige [getuige 2] , aangebeld. [getuige 2] heeft de centrale voordeur niet geopend, maar verdachte is desondanks binnengekomen. Op de trap naar boven kwam verdachte aangever tegen die op weg was naar beneden. Verdachte heeft aangever aangesproken en hem gezegd dat hij met hem wilde praten. Daarop heeft aangever verdachte voorgesteld om mee naar boven te lopen zodat het gesprek in zijn woning kon plaatsvinden. Vrijwel direct na binnenkomst in de hal van de woning heeft het steekincident plaatsgevonden, zonder dat daarbij enige woorden zijn gewisseld. Verdachte heeft aangever daarbij achtereenvolgens in zijn hals en buik gestoken. Bij aangever is daardoor potentieel dodelijk letsel ontstaan. Daarna is verdachte op de scooter naar de woning van zijn vriendin gereden en heeft daar vanuit de achtertuin het mes weggegooid. Het mes is later teruggevonden in de tuin van de woning aan de [adres] .
Over de toedracht en achtergrond van het steekincident lopen de verklaringen van verdachte en aangever uiteen. De rechtbank dient te beoordelen aan welke verklaring de meeste waarde toekomt en dan in het bijzonder voor zover de verklaringen zien op het steekincident en de aanloop daarnaartoe.
Aangever heeft verklaard dat verdachte - die rustig en niet boos overkwam - hem in de hal van de woning vanuit het niets heeft gestoken. De eerste steek in de hals voelde als een duw en aangever heeft geen mes gezien. Pas toen hij bloed zag en een tweede steek in zijn buik kreeg, wist hij dat het “om iets scherps ging” en dat hij gestoken was, aldus aangever.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij - zonder mes - naar de woning van aangever is gegaan om met hem te praten over diens betrokkenheid bij een incident dat zich in de vroege ochtend van 3 september 2022 had afgespeeld en waarbij zijn toenmalige vriendin door vijf jongens zou zijn aangerand en beroofd van een horloge en een telefoon.
Hij had zijn scooter buiten het zicht van de woning van aangever geparkeerd, omdat aangever hem anders had zien aankomen en hem uit de weg zou zijn gegaan. Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend dat hij bij de voordeur van het centrale portiek bij anderen dan bij aangever heeft aangebeld. Toen hij zich met aangever in de hal van diens woning bevond viel aangever hem aan met een mes. Verdachte wist het mes van aangever af te pakken en heeft toen uit zelfverdediging tegen aangever, die hem bleef aanvallen, stekende bewegingen met het mes gemaakt, waardoor hij aangever in de hals en buik heeft gestoken, aldus verdachte.
De rechtbank overweegt dat zij - anders dan de raadsman - de verklaring van aangever geloofwaardig acht. De aangifte is authentiek en wordt op onderdelen ondersteund door de verklaringen van getuige [getuige 1] en verdachte. Aangever overdrijft niet op onderdelen waar dit mogelijk zou zijn; zo heeft hij geen mes gezien maar was er sprake van “iets scherps” en was verdachte “rustig” en “niet boos”. Dit maakt zijn aangifte tevens genuanceerd.
De lezing van verdachte acht de rechtbank daarentegen niet aannemelijk. Temeer ook omdat verdachte na het incident achter aangever aan de woonkamer is ingelopen, zo leidt de rechtbank af uit de verklaring van getuige [getuige 1] . Indien verdachte werkelijk uit zelfverdediging had gehandeld dan had het voor de hand gelegen dat hij na het incident, toen aangever de woonkamer inliep, de woning was uit gevlucht. Verder heeft verdachte ook aantoonbaar onjuist verklaard met zijn ontkenning dat hij bij de centrale voordeur bij anderen dan bij aangever heeft aangebeld. De rechtbank hecht hierbij geloof aan hetgeen getuige [getuige 2] hierover aan één van de verbalisanten heeft verklaard, te weten dat er bij haar is aangebeld, kort voorafgaand aan het incident. De rechtbank heeft geen enkele reden om aan de juistheid van haar verklaring te twijfelen. Bovendien past bedoelde handelwijze van verdachte bij zijn opzet om aangever ongezien te benaderen om te voorkomen dat aangever hem uit de weg zou gaan.
Vol opzet
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de stekende bewegingen van verdachte met het mes in de richting van de hals en het lichaam van aangever zodanig dat verdachte reeds naar de uiterlijke verschijningsvorm van zijn handelen vol opzet had om aangever te doden.
Voorbedachte rade
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel "voorbedachte rade" moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Dat de verdachte daadwerkelijk heeft nagedacht en zich rekenschap heeft gegeven leent zich moeilijk voor strafrechtelijk bewijs, zeker in het geval dat de verklaringen van de verdachte en/of eventuele getuigen geen inzicht geven in hetgeen voor en ten tijde van het begaan van het feit in de verdachte is omgegaan. Of in een dergelijk geval voorbedachte rade bewezen kan worden, hangt dan sterk af van de hierboven bedoelde gelegenheid en van de overige feitelijke omstandigheden van het geval zoals de aard van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan alsmede de gedragingen van de verdachte voor en tijdens het begaan van het feit.
Uit de hiervoor genoemde vastgestelde feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat verdachte het vooropgezette plan had aangever van het leven te beroven. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte is naar de woning van aangever gegaan met het kennelijke doel om verhaal te halen voor hetgeen zijn toenmalige vriendin door toedoen van aangever was overkomen. Verdachte heeft een mes meegenomen en heeft de woning van aangever heimelijk benaderd, immers, zonder medeweten en buiten het zicht van aangever is hij het betreffende portiek ingegaan. Daar is hij aangever op de trap tegengekomen en heeft hem gezegd met hem te willen praten. Hij gedroeg zich daarbij beheerst, immers “rustig” en “niet boos”, aldus aangever, die op dat moment kennelijk ook geen enkele reden zag zich door verdachte bedreigd te voelen en hem buiten de deur te houden. Verdachte loopt vervolgens op uitnodiging van aangever mee naar boven, naar diens woning, zodat het gesprek daar kon plaatsvinden.
Echter, bij binnenkomst in de hal van de woning van aangever, zonder dat er nog enige interactie tussen hen beiden had plaatsgevonden, of er anderzijds sprake was van een gemoedsopwelling bij verdachte, is verdachte aangever met het mes aangevallen; met een eerste steek in de hals en een tweede steek in de buik, derhalve doelbewust op delen van het lichaam waar iemand met een mes dodelijk kan worden verwond. Het is immers een feit van algemene bekendheid, dus ook verdachte heeft dit geweten, dat met het steken in de hals en buik dodelijk letsel kan worden toegebracht.
Vervolgens is verdachte weer op de scooter vertrokken en heeft hij zich in de achtertuin bij de woning van zijn vriendin van het mes ontdaan.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte ruimschoots, zowel voorafgaand als bij gelegenheid van het moment van het steken, de gelegenheid gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daar rekenschap van te geven.
Het handelen van verdachte kan naar het oordeel van de rechtbank naar zijn uiterlijke verschijningsvorm niet anders worden begrepen dan zijnde gericht op het met voorbedachten rade van het leven beroven van aangever.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de ten laste gelegde poging tot moord wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1 primair en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 3 september 2022 te Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, die [slachtoffer] met een mes in de hals en in de buik heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
hij op 22 november 2022 te Groningen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (semiautomatisch) pistool (merk Blow, type F92), zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en een patroonmagazijn en munitie van categorie III, te weten 2 kogelpatronen (merken GECO en S&B) voorhanden heeft gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde en van verdachte

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte een beroep op noodweer dan wel noodweerexces toekomt. Daartoe heeft de raadsman - samengevat - aangevoerd dat verdachte zich noodzakelijk heeft moeten verdedigen tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding door aangever, die hem met een mes is aangevallen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep op noodweer dan wel noodweerexces moet worden afgewezen.
Oordeel van de rechtbank
Voor noodweer is vereist dat de verdediging is gericht tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.
Zoals hiervoor overwogen acht de rechtbank de door verdachte aan het verweer ten grondslag gelegde toedracht niet aannemelijk geworden zodat de feitelijke grondslag voor het aannemen van een noodweer- dan wel noodweerexcessituatie ontbreekt.
Het beroep op noodweer dan wel noodweerexces wordt daarom afgewezen.
Het bewezen verklaarde levert op:
Poging tot moord.
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, begaanmet betrekking tot een vuurwapen en munitie van categorie III.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 primair en 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek van voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd, gelet op zijn standpunt met betrekking tot de strafbaarheid van het feit en van de dader ten aanzien van feit 1.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting het reclasseringsrapport van Reclassering Nederland d.d. 10 februari 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 23 maart 2023, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot moord. Vanwege de vermeende betrokkenheid van het slachtoffer bij een conflict eerder die dag met de vriendin van verdachte, is verdachte met een mes naar de woning van aangever gegaan om verhaal te halen. In de hal van die woning heeft verdachte het slachtoffer vanuit het niets met een mes in de hals en buik gestoken. Dat het slachtoffer daarbij niet is overleden, is niet aan het handelen van de verdachte te danken geweest. Verdachte heeft dan ook de lichamelijke integriteit van het slachtoffer op ernstige wijze geschonden. Slachtoffers van dergelijk gewelddadig gedrag kunnen daarvan lange tijd negatieve psychische en lichamelijke gevolgen ondervinden.
Ook voor dit slachtoffer is het feit een zeer beangstigende ervaring geweest. Uit de schriftelijk slachtofferverklaring die namens hem ter terechtzitting is voorgelezen, blijkt dat hij tot op de dag van vandaag kamt met de gevolgen daarvan. Zo lijdt hij aan slaapproblemen, nachtmerries en angstgevoelens. Verder kan hij één van zijn ogen niet meer volledig openen waardoor sprake is van gezichtsverlies. Daarnaast heeft hij een blijvend en ontsierend litteken in zijn hals waardoor hij zichtbaar en blijvend met het feit wordt geconfronteerd.
Daarnaast heeft verdachte een vuurwapen en munitie voorhanden gehad.
De rechtbank is van oordeel dat met name gelet op de aard en ernst van de bewezen verklaarde poging tot moord, uit het oogpunt van normhandhaving en vergelding een onvoorwaardelijke gevangenisstaf van langere duur op zijn plaats is.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten, maar dat hij de huidige feiten wel in een proeftijd heeft gepleegd. Verder is verdachte op 6 januari jl. door de politierechter in deze rechtbank veroordeeld voor onder meer eenvoudige mishandeling, zodat formeel gezien artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Ondanks dat de reclassering geen goed beeld van verdachte heeft kunnen krijgen ziet zij de criminele contacten en het psychosociaal functioneren van verdachte als delictgerelateerde criminogene factoren. Men adviseert de oplegging van een straf zonder bijzondere voorwaarden en ziet geen contra-indicaties voor een gevangenisstraf. De mogelijkheden van een detentiefasering en een voorwaardelijke invrijheidstelling bij een eventuele onvoorwaardelijke gevangenisstraf, ziet men als een passend kader voor verdachte om te zijner tijd weer te kunnen bouwen aan zijn toekomst.
Gelet op het voorgaande en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, acht de rechtbank een gevangenisstraf van kortere duur dan gevorderd door de officier van justitie, te weten van vijf jaren, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank acht de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een vuurwapen en munitie, vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 4.541,34 ter vergoeding van materiële schade en € 15.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering voor wat betreft de immateriële schade. Voor wat betreft de materiële schade komt de vordering (met uitzondering van de hierna te noemen posten) voor toewijzing in aanmerking met matiging van de bedragen die worden gevraagd voor de kleding en het bankstel.
Ten aanzien van de posten “dubbele huur i.v.m. verhuizing” en “huur woning terwijl daar niet werd verbleven”, heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het toe te wijzen bedrag dient te worden vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en de schadevergoedingsmaatregel dient te worden opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de vordering vanwege de late indiening en de niet eenvoudige aard ervan.
Subsidiair dient de vordering voor wat betreft de volgende posten te worden afgewezen.
Voor het bankstel wordt ten onrechte de nieuwprijs in rekening gebracht wat tot afwijzing van de vordering in zoverre moet leiden.
Ten aanzien van de post “dubbele huur” ontbreekt het causaal verband met het feit. Deze post is bovendien opgevoerd in plaats van de extra benzinekosten die de benadeelde partij heeft moeten maken omdat hij op een andere locatie verbleef, hetgeen waarschijnlijk een lager bedrag zou zijn geweest.
Voor wat betreft de overige posten heeft de raadsman vanwege de beperkte voorbereidingstijd geen standpunt kunnen innemen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering niet dusdanig ingewikkeld van aard is, dat de late indiening ervan tot niet-ontvankelijkverklaring zou moeten leiden.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair bewezen verklaarde. De rechtbank overweegt ten aanzien van de opgevoerde posten als volgt.
Materiële schade
• Kleding ad € 250,00
De gestelde schade is niet met stukken onderbouwd. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek (verder: schattingsbevoegdheid) schat de rechtbank de hoogte van de schade op € 100,00. De rechtbank zal de vordering in zoverre tot dit bedrag toewijzen en voor het overige deel (ad € 150,00) niet-ontvankelijk verklaren.
• Schade aan woning ad € 200,00
De gestelde schade is niet met stukken onderbouwd. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid schat de rechtbank de hoogte van de schade op € 100,00. De rechtbank zal de vordering in zoverre tot dit bedrag toewijzen en voor het overige deel (ad € 100,00) niet-ontvankelijk verklaren.
• Eigen risico Menzis ad € 385,00
De rechtbank acht deze post voor toewijzing vatbaar.
• Medicijnen ad € 156,52
De gestelde schade is niet onderbouwd. Niet is aangegeven waarom de betreffende medicijnen niet voor vergoeding door de ziektekostenverzekering in aanmerking zouden komen. De rechtbank zal de vordering daarom in zoverre niet-ontvankelijk verklaren.
• Bankstel ad € 500,00, kosten uittreksel gemeente ad € 19.05, verhuis- en schoonmaakkosten ad € 275,00, dubbele huur in verband met verhuizing ad € 447,27 en huur woning terwijl er niet werd verbleven ad € 2308,50
Naar het oordeel van de rechtbank is door het bewezen verklaarde ten aanzien van deze schadeposten geen sprake van rechtstreekse schade aan de benadeelde partij. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in de vordering in zoverre niet-ontvankelijk verklaren.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair bewezen verklaarde. De rechtbank stelt de hoogte van deze schade naar billijkheid vast op € 7.500,00. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen en voor het overige deel (ad €
7.500,00) niet-ontvankelijk verklaren.
Resumerend leidt het voorgaande tot:
- toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 8.085,00
(bestaande uit: € 100,00 +
€ 100,00 + € 385,00 + € 7.500,00)vermeerderd met wettelijke rente vanaf 3 september 2022;
- niet-ontvankelijkverklaring van de vordering voor het overige, te weten tot een bedrag van €
11.206,34
(bestaande uit: € 150,00 + € 100,00 + € 156,52 + € 500,00 + € 19,05 +
€ 275,00 + € 447,27 + € 2.308,50 + € 7.500,00). De vordering kan in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36b, 36c, 36f, 45, 57 en 289 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeerhet in beslag genomen vuurwapen met munitie.
Ten aanzien van feit 1 primair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van € 8.085,00 (zegge: achtduizend en vijfentachtig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 september 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk, te weten voor het bedrag van € 11.206,34. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van € 8.085,00 (zegge: achtduizend en vijfentachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 september 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 585,00 aan materiële schade en € 7.500,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 75 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Zwarts, voorzitter, mr. H.J. Schuth en mr. J. Faber, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 april 2023.
Mr. Faber is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.