De rechtbank gaat op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen en overige dossierstukken uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Verdachte is op 3 september 2022 in de avond op een scooter naar de woning van aangever gegaan. Deze woning betreft een portiekwoning op de tweede etage met een centraal trappenhuis en een afgesloten centrale voordeur. Verdachte heeft bij aankomst zijn scooter doelbewust geparkeerd buiten het zicht van de woning van aangever. Vervolgens heeft verdachte bij één van de buren van aangever, getuige [getuige 2] , aangebeld. [getuige 2] heeft de centrale voordeur niet geopend, maar verdachte is desondanks binnengekomen. Op de trap naar boven kwam verdachte aangever tegen die op weg was naar beneden. Verdachte heeft aangever aangesproken en hem gezegd dat hij met hem wilde praten. Daarop heeft aangever verdachte voorgesteld om mee naar boven te lopen zodat het gesprek in zijn woning kon plaatsvinden. Vrijwel direct na binnenkomst in de hal van de woning heeft het steekincident plaatsgevonden, zonder dat daarbij enige woorden zijn gewisseld. Verdachte heeft aangever daarbij achtereenvolgens in zijn hals en buik gestoken. Bij aangever is daardoor potentieel dodelijk letsel ontstaan. Daarna is verdachte op de scooter naar de woning van zijn vriendin gereden en heeft daar vanuit de achtertuin het mes weggegooid. Het mes is later teruggevonden in de tuin van de woning aan de [adres] .
Over de toedracht en achtergrond van het steekincident lopen de verklaringen van verdachte en aangever uiteen. De rechtbank dient te beoordelen aan welke verklaring de meeste waarde toekomt en dan in het bijzonder voor zover de verklaringen zien op het steekincident en de aanloop daarnaartoe.
Aangever heeft verklaard dat verdachte - die rustig en niet boos overkwam - hem in de hal van de woning vanuit het niets heeft gestoken. De eerste steek in de hals voelde als een duw en aangever heeft geen mes gezien. Pas toen hij bloed zag en een tweede steek in zijn buik kreeg, wist hij dat het “om iets scherps ging” en dat hij gestoken was, aldus aangever.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij - zonder mes - naar de woning van aangever is gegaan om met hem te praten over diens betrokkenheid bij een incident dat zich in de vroege ochtend van 3 september 2022 had afgespeeld en waarbij zijn toenmalige vriendin door vijf jongens zou zijn aangerand en beroofd van een horloge en een telefoon.
Hij had zijn scooter buiten het zicht van de woning van aangever geparkeerd, omdat aangever hem anders had zien aankomen en hem uit de weg zou zijn gegaan. Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend dat hij bij de voordeur van het centrale portiek bij anderen dan bij aangever heeft aangebeld. Toen hij zich met aangever in de hal van diens woning bevond viel aangever hem aan met een mes. Verdachte wist het mes van aangever af te pakken en heeft toen uit zelfverdediging tegen aangever, die hem bleef aanvallen, stekende bewegingen met het mes gemaakt, waardoor hij aangever in de hals en buik heeft gestoken, aldus verdachte.
De rechtbank overweegt dat zij - anders dan de raadsman - de verklaring van aangever geloofwaardig acht. De aangifte is authentiek en wordt op onderdelen ondersteund door de verklaringen van getuige [getuige 1] en verdachte. Aangever overdrijft niet op onderdelen waar dit mogelijk zou zijn; zo heeft hij geen mes gezien maar was er sprake van “iets scherps” en was verdachte “rustig” en “niet boos”. Dit maakt zijn aangifte tevens genuanceerd.
De lezing van verdachte acht de rechtbank daarentegen niet aannemelijk. Temeer ook omdat verdachte na het incident achter aangever aan de woonkamer is ingelopen, zo leidt de rechtbank af uit de verklaring van getuige [getuige 1] . Indien verdachte werkelijk uit zelfverdediging had gehandeld dan had het voor de hand gelegen dat hij na het incident, toen aangever de woonkamer inliep, de woning was uit gevlucht. Verder heeft verdachte ook aantoonbaar onjuist verklaard met zijn ontkenning dat hij bij de centrale voordeur bij anderen dan bij aangever heeft aangebeld. De rechtbank hecht hierbij geloof aan hetgeen getuige [getuige 2] hierover aan één van de verbalisanten heeft verklaard, te weten dat er bij haar is aangebeld, kort voorafgaand aan het incident. De rechtbank heeft geen enkele reden om aan de juistheid van haar verklaring te twijfelen. Bovendien past bedoelde handelwijze van verdachte bij zijn opzet om aangever ongezien te benaderen om te voorkomen dat aangever hem uit de weg zou gaan.
Vol opzet
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de stekende bewegingen van verdachte met het mes in de richting van de hals en het lichaam van aangever zodanig dat verdachte reeds naar de uiterlijke verschijningsvorm van zijn handelen vol opzet had om aangever te doden.
Voorbedachte rade
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel "voorbedachte rade" moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Dat de verdachte daadwerkelijk heeft nagedacht en zich rekenschap heeft gegeven leent zich moeilijk voor strafrechtelijk bewijs, zeker in het geval dat de verklaringen van de verdachte en/of eventuele getuigen geen inzicht geven in hetgeen voor en ten tijde van het begaan van het feit in de verdachte is omgegaan. Of in een dergelijk geval voorbedachte rade bewezen kan worden, hangt dan sterk af van de hierboven bedoelde gelegenheid en van de overige feitelijke omstandigheden van het geval zoals de aard van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan alsmede de gedragingen van de verdachte voor en tijdens het begaan van het feit.
Uit de hiervoor genoemde vastgestelde feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat verdachte het vooropgezette plan had aangever van het leven te beroven. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte is naar de woning van aangever gegaan met het kennelijke doel om verhaal te halen voor hetgeen zijn toenmalige vriendin door toedoen van aangever was overkomen. Verdachte heeft een mes meegenomen en heeft de woning van aangever heimelijk benaderd, immers, zonder medeweten en buiten het zicht van aangever is hij het betreffende portiek ingegaan. Daar is hij aangever op de trap tegengekomen en heeft hem gezegd met hem te willen praten. Hij gedroeg zich daarbij beheerst, immers “rustig” en “niet boos”, aldus aangever, die op dat moment kennelijk ook geen enkele reden zag zich door verdachte bedreigd te voelen en hem buiten de deur te houden. Verdachte loopt vervolgens op uitnodiging van aangever mee naar boven, naar diens woning, zodat het gesprek daar kon plaatsvinden.
Echter, bij binnenkomst in de hal van de woning van aangever, zonder dat er nog enige interactie tussen hen beiden had plaatsgevonden, of er anderzijds sprake was van een gemoedsopwelling bij verdachte, is verdachte aangever met het mes aangevallen; met een eerste steek in de hals en een tweede steek in de buik, derhalve doelbewust op delen van het lichaam waar iemand met een mes dodelijk kan worden verwond. Het is immers een feit van algemene bekendheid, dus ook verdachte heeft dit geweten, dat met het steken in de hals en buik dodelijk letsel kan worden toegebracht.
Vervolgens is verdachte weer op de scooter vertrokken en heeft hij zich in de achtertuin bij de woning van zijn vriendin van het mes ontdaan.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte ruimschoots, zowel voorafgaand als bij gelegenheid van het moment van het steken, de gelegenheid gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daar rekenschap van te geven.
Het handelen van verdachte kan naar het oordeel van de rechtbank naar zijn uiterlijke verschijningsvorm niet anders worden begrepen dan zijnde gericht op het met voorbedachten rade van het leven beroven van aangever.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de ten laste gelegde poging tot moord wettig en overtuigend bewezen.